Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 174
In het bestuurlijk overleg met het CvB van november 1982 brachten de VSF de
wens naar voren om een tweetal aanstellingen tot buitengewoon hoogleraar buiten
bezwaar te realiseren. Het ging daarbij om de heren Collette en Mook. Collette was
als hoogleraar in de mariene geofysica verbonden aan de Rijksuniversiteit Utrecht.
Waar in het kader van de landelijke herstructurering der aardwetenschappen de
geofysica in Utrecht geconcentreerd was geraakt, was een aantal maatregelen
genomen om te voorzien in het geofysicaonderwijs binnen de Amsterdamse con-
centratie. Daartoe waren de Utrechtse hoogleraren Vlaar (theoretische geofysica)
en Helbig (exploratiegeofysica) als extraordinarius buiten bezwaar aangesteld aan
de UvA. Met het tot ontwikkeling komen van de mariene geologie binnen de
Amsterdamse concentratie lag het voor de hand om ook met de Utrechtse hoog-
leraar in de mariene geofysica, Collette, een meer formele relatie aan te gaan.
Collette zelf sprak er daarbij een voorkeur voor uit om die relatie via een benoe-
ming aan de Vrije Universiteit gestalte te geven. Mook, hoogleraar in de isotopen-
fysica aan der Rijksuniversiteit te Groningen, was de facto reeds vele jaren nauw
betrokken bij het onderzoek en onderwijs van de VSF. In het Groningse laboratori-
um voor isotopenfysica werden talloze isotopenbepalingen (koolstof, tritium en
zuurstof) verricht ten behoeve van het onderzoek van de vakgroepen
Hydro(geo)logie en Kwartairgeologie-laaglandgenese^''. Bovendien verzorgde Mook
aan de VU een doctoraalcollege istopenhydrologie. De VSF achtten het gewenst,
172 ook gezien de intensieve betrokkenheid van Mook bij verschillende dissertaties, de
bestaande relatie te formaliseren op een zodanige wijze dat Mook structureel
betrokken zou kunnen zijn bij de werkzaamheden van de promotiecommissie. Een
extraordinariaat buiten bezwaar leek daartoe een geschikte constructie. Het CvB
toonde begrip voor de overwegingen van de VSF. Gezien de privaatrechtelijke sta-
tus van de universiteit was een zogenaamde nul-aanstelling (zoals wel mogelijk
binnen het publiekrechtelijke regiem tussen de rijksinstellingen onderling) echter
niet realiseerbaar. Er diende een formele, minimale, aanstelling plaats te vinden.
Het CvB toonde zich, uitgaande van een verwaarloosbaar barettenbeslag, bereid
daaraan medewerking te verlenen. Wel was ondanks alles departementale toestem-
ming vereist. Gezien de ontwikkelingen rond de TVC-operatie was een dergelijke
toestemming vooralsnog niet aan de o r d e " .
In het bestuurlijk overleg van november 1982 kwamen tevens de implicaties van de
BUWP-nota, die betrekking had op de introductie van een nieuw rangenstelsel voor
het universitair wetenschappelijk personeel, aan de orde. In het verleden was er
steeds sprake geweest van een min of meer vanzelfsprekende doorstroming van
medewerkers: van het niveau van wetenschappelijk medewerker, via dat van weten-
schappelijk medewerker 1" klasse, naar wetenschappelijk hoofdmedewerker (sala-
risschaal 14). Dat automatisme kwam met de introductie van de nieuwe functie-
categorieƫn universitair docent (UD) en universitair hoofddocent (UHD; eindschaal
14) te vervallen. Voor het merendeel van de medewerkers zou de UD-rang (eind-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's