Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 183
vinden waren vastgelegd en materieel niet ongunstig.
In het kader van de uitvoering van de TVC-afspral<en waren de VSF tijdelijlc
(oorspronl<eliJI< v/as bedoeld tot 1/1/1989, het zou uiteindelijk 1/1/1990 wor-
den) buiten het universitaire verdeelmodel geplaatst. De omvang van de per-
sonele middelen werd daarmee vrijwel compleet gefixeerd. In combinatie met
de ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses achterblijvende studentenin-
stroom ontstond zodoende voorlopig een relatief gunstige middelensituatie.
Een situatie waarin in niet onbelangrijke mate tegemoet gekomen kon worden
aan wensen en ambities van individuele vakgroepen, leerstoelen en service-
afdelingen.
Veel van de bestuurlijke aandacht is in eerste instantie gericht op de met de feitelij-
ke realisering van de samenvoeging gepaard gaande min of meer interne proble-
men en daarmee op de betrekkelijk korte termijn. Daarbij kan het echter niet blij-
ven. Potentieel zijn de VSF-nieuwe-stijl een van de belangrijkste spelers op het aard-
wetenschappelijk speelveld binnen Nederland geworden. Het waarmaken van die
positie vereist een heldere externe positionering en profilering, op basis van het bij
de samenvoeging overeengekomen structuurplan. Daarbij zullen, nu daarop in het
academische krachtenveld steeds meer de nadruk wordt gelegd, kwaliteit en kwali-
teitsverantwoordelijkheid, zowel in onderwijs als in onderzoek, centrale
elementen moeten zijn. Dat besef ontwikkelt zich, daartoe mede uitgedaagd door
het CvB, allereerst binnen het faculteitsbestuur. Op het niveau van vakgroepen en
leerstoelen is er vooralsnog weinig sprake van identificatie met de nieuwe
(sub)facultaire identiteit en positie en richt de aandacht zich primair op de eigen
ontwikkeling binnen de nieuw gedefinieerde kaders. Geïntegreerd {sub)facultair
(wetenschaps)beleid wordt daarbij voorlopig eerder als bedreigend dan als verster-
kend voor de eigen positie gezien.Voor vakgroepen en leerstoelen vormt, in het ver-
lengde van een traditie die al voor de invoering van de WUB bestond en waarin de
aardwetenschappen bepaald niet uniek zijn, de (sub)faculteit in de eerste plaats een
organisatorisch kader. Bij evidente externe bedreigingen (zoals in het geval van de
landelijke herstructurering der aardwetenschappen en de TVC-operatie) kan het
(sub)facultaire niveau een geaccepteerde beleidsbepalende rol spelen. Maar voor
het overige dient het zoveel mogelijk te faciliteren en vrijheidsgraden aan de basis
zo min mogelijk in te perken. Tegenover die non-interventie mentaliteit bij het
wetenschappelijk establishment ontstaat binnen de (sub)faculteit een stroming die
aandringt op een sterkere (sub)facultaire identiteit en integriteit, meer interne soli-
dariteit en een sterkere gemeenschapszin. Het is een stroming die vooral gedragen
wordt door het OBP, het jongere WP en de promovendi.
Inmiddels zijn er wel degelijk verontrustende signalen. De feitelijke studenten-
instroom blijft, na een korte hausse sinds het moment (1984) dat de UvA geen l e -
jaars studenten geologie meer opneemt, achter bij de projecties waarop de (tijdelijk
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's