GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 208

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 208

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

204 V B Filosofen van de systematische vakken

volgende passage had Bonhoeffer geschreven over de religie die de mens in zijn nood

verwijst 'naar Gods macht in de wereld, God is de deus ex machina'. De ontwikke-

ling tot mondigheid betekende bij Bonhoeffer dat hij wilde afrekenen met deze ver-

keerde voorstelling van God, die voortkwam uit wereldbeschouwelijke en filosofi-

sche systemen, en de bhk wilde vrijmaken voor 'de God van de bijbel, die door zijn

machteloosheid in de wereld macht en ruimte krijgt'.'' Bonhoeffer bedoelde dat de

mensen niet moesten vertrouwen op de God van hun religieuze of filosofische voor-

stellingen, maar dat zij moesten leren leven voor en met God die ons helpt krachtens

zijn onvervangbare en onweerstaanbare onmacht en lijden."'

Als hoogleraar in Delft had Van Riessen al verscheidene boeken, brochures en ar-

tikelen op zijn naam staan, en tijdens zijn hoogleraarschap aan de Vrije Universi-

teit zou zijn productiviteit nauwelijks afnemen. In zijn latere publicaties k w a m een

ontwikkeling in zijn denken naar voren, die haar toespitsing kreeg in een kritiek

op onderdelen van de filosofie van D o o y e w e e r d en de theologie van H . M . Kuitert.

Zijn kritiek op D o o y e w e e r d richtte zich op twee onderwerpen: de wetsidee en

de transcendentale kritiek. D o o y e w e e r d had aanvankelijk zijn filosofie de naam 'de

wijsbegeerte der wetsidee' meegegeven. Met de wetsidee bedoelde hij de filosofi-

sche grondideeën van zin-totaliteit en zin-oorsprong, die een 'héénwijzend karak-

ter' hadden van de kosmos als een geschapen werkelijkheid op haar oorsprong, G o d

als schepper. Volgens D o o y e w e e r d waren in alle filosofische theorieën bepaalde

wets- of grondideeën aanwezig, o o k al werden die verschillend benoemd. H o e w e l

D o o y e w e e r d de betekenis van de wetsidee in zijn filosofie nooit had losgelaten, had

hij in zijn afscheidsrede wel afstand genomen van de aanduiding van zijn filosofie

als de wijsbegeerte der wetsidee en had hij gesteld - zoals hij ook al eerder had ge-

daan - dat de transcendentale kritiek in zijn filosofie van cruciale betekenis was. Met

zijn transcendentale kritiek bedoelde hij een kritisch onderzoek (geen enkel zoge-

naamd theoretisch axioma ontziend) naar de algemeen geldige voorwaarden die de

theoretische denkhouding mogelijk maken.'^ Zijn transcendentaal-kritische vragen

zouden volgens hem voor andersdenkende filosofen o n o n t k o o m b a a r zijn, derhalve

een universele gelding hebben en bijgevolg de communicatie met hen kunnen be-

vorderen.

Van Riessen had kritiek op de verschuiving in Dooyeweerds argumentatie, waarin

de wetsidee, die op een religieus vooroordeel berustte en daarom in de filosofie geen

universele geldigheid kon hebben, haar prioriteit verloor ten gunste van een trans-

cendentaal-kritisch onderzoek waar alle filosofen mee zouden kunnen instemmen.

Van Riessen stelde de vraag of het wel mogelijk was dat de transcendentale kritiek

als onderdeel van Dooyeweerds filosofie noodzakelijkerwijs op instemming van

andere filosofen kon rekenen. O o k vroeg hij of het zoeken naar algemeen geldige

voorwaarden van het theoretisch denken als 'standen van zaken' niet in strijd was

met de d o o r D o o y e w e e r d zelf afgewezen neutraliteit in de filosofie.'* H o e w e l hij

15 Bonhoeffer, Verzet en overgave, brief 16 juli 1944.

16 Overigens was Bonhoeffers religiekritiel^ Van Riessen niet ontgaan, maar zij bracht bij hem geen kritische

reflectie te weeg op zijn omvattend calvinistisch-filosofisch concept en zijn opvatting over de antithese in de

filosofie. Zie Van Riessen, Knooppunten, pp. 19-20.

17 Voor Dooyeweerds opvattingen over de wetsidee en transcendentale kritiek, zie hoofdstuk II en IV.

18 Van Riessen, 'De betekenis van de wetsidee in de wijsbegeerte' (1965), pp. 164-166.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 208

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's