GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 145

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 145

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

J Discussie Dooyeweerd-Van Peursen 141

logisch Tijdschrift schreef hij een kritische recensie.' Vervolgens werkte hij deze

recensie uit in een artikel dat hij in 1959 publiceerde in het door D o o y e w e e r d gere-

digeerde tijdschrift Philosophia Reformata.' O p Dooyeweerds uitgebreide repliek,

een jaar later, volgde in 1961 een dupliek van Van Peursen.

Van Peursen constateerde dat Dooyeweerd regelmatig sprak over states of affairs of

niet te ontkennen feitelijke standen van zaken, bijvoorbeeld de kosmische orde en

haar wetmatigheden, en waarneembare verschijnselen als dingen, planten, dieren en

maatschappelijke relaties. Maar, zo vroeg Van Peursen, wijst het spreken over 'stan-

den van zaken' niet op een statische visie op de werkelijkheid en is deze visie wel in

overeenstemming met Dooyeweerds opvatting van de werkelijkheid als een dynami-

sche werkelijkheid? Van Peursen stelde dat men feiten pas kan ontdekken binnen

theorieën die wetenschappers hebben ontworpen en op grond van voortgaand on-

derzoek herzien, en dat het ontdekken van feiten derhalve altijd berust op interpreta-

tie en herinterpretatie. Zou deze benadering van feiten niet beter aansluiten bij en

meer recht doen aan de dynamiek van de werkelijkheid? Ook vroeg Van Peursen of

Dooyeweerd niet een statische opvatting had van de 'wet van God' voor de werke-

lijkheid, en van de werkelijkheidsorde die Dooyeweerd een wetsorde noemde. Van

Peursen vroeg of de wet niet veeleer als een tentatief model of richtlijn moest worden

opgevat om de werkelijkheid te benaderen. Dan zou de wet kunnen worden begre-

pen als iets dat instrinsiek in de werkelijkheid functioneert. In dat geval zou de wet

haar statisch karakter verliezen en zou de dynamiek van de werkelijkheid directer

worden gevat. Volgens Van Peursen kwam elk spreken over een goddelijke orde en

Gods wet neer op menselijke interpretaties en wetenschappelijke formuleringen er-

van. In plaats van Dooyeweerds idee dat de wet de grens tussen God en kosmos zou

aangeven, beschouwde Van Peursen de wet als de verbondenheid van God met zijn

schepping en als de presentie van God in de wereld."

Ook vroeg Van Peursen zich af of het wel gerechtvaardigd was dat Dooyeweerd

zo'n scherp onderscheid maakte tussen filosofie en levensbeschouwing, en tussen het

theoretisch denken en de alledaagse of (wat Dooyeweerd noemde) naïeve ervaring.

Van Peursen merkte op dat de alledaagse ervaring niet slechts een naïeve ervaring is,

omdat zij mede door een wetenschappelijk wereldbeeld wordt gevormd en altijd een

theoretische denkhouding in zich heeft. Ook in levens- en wereldbeschouwingen

ontbreekt het theoretisch denken en filosofische reflectie niet."

Ernstige bedenkingen had Van Peursen tegen Dooyeweerds spreken over de radi-

cale antithese tussen christelijke en niet-christelijke filosofie. Van Peursen wilde uit-

gaan van Gods presentie ook in het niet-christelijke denken en kon daarom geen ge-

noegen nemen met Dooyeweerds erkenning dat in het denken van niet-christelijke

filosofen slechts waarheidselementen voorkomen. Volgens Van Peursen hangen die

waarheidselementen organisch samen met de hele filosofie van een denker, waaruit

blijkt dat Gods appèl - hoezeer ook miskend - in die filosofie toch werkzaam is. De

door Dooyeweerd gehanteerde antithese tussen christelijke en niet-christelijke of

'afvallige' filosofie zou de werkzaamheid van God in alle menselijk denken onder-

schatten.'^ Van Peursen stelde dat hij als christenfilosoof in zijn formuleringen - hoe-

9 Van Peursen, 'Herman Dooyeweerd, A New Critique', pp. 63-68.

10 Van Peursen, 'Enkele critische vragen', pp. 160-168.

11 Van Peursen, 'Enkele critische vragen', pp. 162-164.

12 Van Peursen, 'Enkele critische vragen', p. 167.

13 Van Peursen, 'Enkele critische vragen', pp. 167-168. Elders schrijft Van Peursen {Filosofische oriëntatie,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 145

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's