GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE KERK IN DE GROOTE STEDEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KERK IN DE GROOTE STEDEN.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In het eerste> aStt'ëPjEgew; èiiSS"op de grootu' bol.eelionis van de stadskerken, omdat zij haar taak te volbrengen hebben in de ceatra van cultuur en wereldlcven. Tevens is een aanvang gemaakt met de gevaren te teekenen, die do stadskerken bedreigen. Reeds is genoemd het gebrek aan voldoende predikanten, het gebrek aan kerkgebouwen, en de onverschilligheid voor de kerk, zich openbarend ini'-phsk^ slechte kerkbezoek.

Door Dr Harreastein wordt in zijn dissertalie nog een vierd© gevaar genoemd. Hij wijst bijzonder op' de O' n g e d e e 1 d h e i d en massaliteit van de kerk ia de groote steden, en somt versciiillende nadeelen op, welke deze ongedeeldheid voor liet kerkelijk en geestelijk leven met zich. medebrengt. Een uerste nadeel geldt wel de prediking des Woords, want deze geschiedt dn de massale stadskerk aldus, dat de dienaren des Woords rondpreeken, en, waar ze in alle kerkgebouwen moeten verscliij'nen, gedurig door de ganscihe stad zwerven, ea door de geheele gemieente gehoord worden.

Is dit stelsel daïi niet profijtelijk?

Velen onder ons naleenen van wel, en het blijkt mij gedurig, dat bij de meesten de gedachte van de z.g. parochievorming afstuit op deze bedenking, dat dan het rondpreefcen zal ophouden, en men genoodzaakt zal zijn lederen Zondag denzelfden predikant te hooren. En... daar willen onze stedelingen vcor het meerendeel niet aan. Zij hebben tolt nu toe, boven de dorpsgemeenlen, het voorrecht genoten, dat zij-meer dan één dienaar des Woords beziaten, en hunner was het ptivelege ota' Van meer dan één talent en één gave te kunnen profiteeren, en dat privelege geven zij Iniet prijs. To|t dat „dorpelijke" standpunt begeert men niet af te dalen. Een stadsgemeente, heeft, z'oa zeggen ze, onderscheidene gaven noodig, en zij vindt met Jiaar vel© geestelijk© behoeften en haar talrijke vragen van allerlei aard, in een of hoogstens twee dienaren des Woords geen bevrediging. In haar mioieten meerdere, elkaar aanvullende, krachten arbieiden. Van alle zijden moet de gemeente ontwikkeld en op'gebouwd worden, en juist het rondpreeken der verschillende dominé's heeft ten gevolge, dat er objectieve en subjectieve, mystieke en sooiale, eenvoudige en meer geleerde, joaiger© en oudere', democratische en conservatieve voorlichting gegeven, en in alle nooden van het groote stadsleven voorziening .geboden wordt.

Dit argument klinkt zeer schoon.

Er zit ook een kern van waarheid in.

Eenzijdigheid is ook toi schade van het geestelijk leven.

De Heer© wil dat alle gaven, die in ons zijr., opgewekt worden, doch moet dat geschieden in den weg van rondpreeken? M.i. niet, en er zijn tegen dit zwerf-stelsel zooveel bezwaren in te brengen, dat alle voordeel en winst, die aan dez© methode verbonden zijn, voor deze nadeelen wegsmelten als de snöe'U; w voor de zonnewarmte. Welke die bezwaren zijn?

Dr' Harrenstein wijst, eerst op' het gemis aan coihtact tusschen den dienaar des Woords en de gemeente, welk contact noodig is voor d© richtige vervulling van het ambt. Dit ambt toch brengt mede, dat de herder met alleen de kudde in haar geheel bewaakt, en naar grazige plekken leidt, doch ook over de schapen afzonderlijk de wacht houdt, en zooveel mogelijk ieders nooden en behoeften zoekt te verstaan. „Een herder, zegt Dr Kuyper, di© alleen grazige plekken aan zijn kudde aanwees, en verder niet naar elk schaap omzag, zou eenvoudig geen herder, dien naam waard, zijn." Individueele zielszorg is eisch, gelijk ook de groote Herder der kudde Zijn schapten bij name kent, en dan alleen draagt d© pastorale arbeid' rijke vrucht, wanneer er ©en geregeld en nauw contact is tusschen dienaar en gemeente.

Die eisch geldt ook voor de prediking des Woords. Deze prediking moet zich. .aansluiten.aan .d© behoeften der hoorders. & ^

Zij dient te rekenen mei de' vragen^ - wëlk'e' in hun ïiart zijn, en met den stri: jd, di© in hun midden gestreden, en de levensmo'eiten-en-levensspanning die in hun kring gevonden wordt. Anders is de bediening des Woords. te algerneen. Zij komt in de lucht te hangen. Zij houdt t© M'einig verband met de levenspraotijk. Zij is niet werkelijk genoeg, en alleen wanneer er kennis is van d© bijzönd©re nooden dei" schapen, kan d© gemeent© door de verkondiging des Evangelies vermaand en bestraf", bemoedigd en getroost worden.

Doch. hoe is thans de toestand?

Deze, dat een dienaar dss Woords slecjtitsïèi» miaal in de drie of 'vier of vijf weken in zijn eig'è'ft wijkkerk optreedt, en de andere Zondagen door de gansche stad zwerft, en dus preekt voor een gehoor, dat hem van nabij niet bekend is. Slechts' een zeer gering aantal keeren mag hij het Woord bedienen voor hen, met wie hij door ziekenbezoek' etc. in nauwere aanraking Komt, en een gevolg van dezen toestand is, dat „de prediking te generaal blijft, en niet het specialiseerende' karakter kandragen, dat den dienst des Woords zoo krachtig maakt".

Men treedt meer op' voor een gehoor. Van voor-„eigen gemeente" te preeken is geen spralie.

•Verband tusschen den arbeid in de week en des Zondags is schaarsoh, en de kans-el staat veel te ver van. den pastoralen arbeid in de gezinnen.-

El-is echter nog een bezwaar.

Niet alleen lijdt de prediking onder dit contactlooze, dooh ook de gemeente, want zij wordt niet naar regelmatig vaste lijnen bearbeid en ge-b-ouwd. Ik bedoel hiermede natuurlijk niet, dat in de prediking in de stadskerken d© princlp.iëele lijn zou ontbreken, doch door het rondpreeken is in den dienst des Woords geen eenheid. lederen Zondag krijgt de gemeente een anderen prediJcant te hooren, en nu eens beluistert z'Jj b.v. den Catechismus zoo en dan weer op' een 'andere wijze, ' en zoo. krijgt, zegt Dr Harrenstein terecht, de prediki-ng voor haar het karakter van stukwerk. D© samenhang ontbreekt. D© lijn wordt gemist, en dit moiet tot schade uilloopen van d© hoo-rders, wat ook de ptalötijk bewijst. Want in plaats van veelzijdig ontwikkeld t© zijn, en door het rondpreeken op all© terrein geoe-fend en bekwaamd te wezen, . staat over 't algemeen de stadskerk in kennis en belijndheid, in meeleven en geestelijke bela'ngstelling beneden de dorpsker^ken, di© h©t privelege der veelzijdigheid missen, en zich met één predikant moeten tevreden stellen.

Zoo is de praktijk'.

Deze heeft m, .i. geleerd, dat 'het rondpïeeken en het gemis van eenfcid niet pjro'fijtelijk is voiorons kerkelijk en geestelijk leven, en het is dan ook geen wonder, dat iheerderen in 'onze s'tadsg©m©enten één b©paalden dienaar des Woords volgen. Natuurlijk mag dit niet uit onheilige molieven gesclhieden, en is het scherp' te veroordeelen, wanneer het met niet-achten van d© andere predikanten gepaard gaat, maar er zijn er ooik, die terwill© van m©erder© geestelijke eenheid en vastheid, geregeld de prediking van één dienaar des: Wopirds hooren. En is dit ZOO' vreemd? Ik bewonder tenrninste wel eens de geestelijke magen, die telkens iets anders kunnen 'verdragen, , en wanneer men het „naloop'en" wil onderdrukken, .moet men de inassaliteit breko'n.

Anders blijft het b©staan.

En blijft O'ok in stand het „onlloopen" van predikanten, wat scherper dient afgek'eui'd te worden, waJnt het kerkelijk leven heeft meer aan hen, (en 't zijn m©©st jo'nge menschen, die uren willen loopen icm „hun eigen do'miné" te hooren), daa aan die andere Ciategori©, welke vroom verklaart altoos slechts in één kerkigebouw te kerken, doch bij de minste warmte of koude thuis blijft, en in 't geheel niet verschijnt, wannéér er geen 'do-miné op'treedt naar haar believen.

Echter, zal het stedsn-euvel van de verschillend bezocht© kerk©n en de , m©t meer en minder gehoor bedeelde predikanten m& i even sterk in de „parochiekeric" woekeren? Ik geloof het niet. "De ervaring in kerlc'en als Watergraafsmeer, Pvertoöm, Feijencord etc. heeft bewezen, dat, als men eigen kerkelijk leven met eigen dienaar d.es Woo-rds etö. ete. bezit, de leden heel spoedig gewend worden 'om eigen predikant te liooren, en er is dan geen gelege'nheid taeer voor allerlei vergelijking en tegenelkaar-dpi-wegen, wat - thans aan de waardeering isooveel schade do'et. En al zal de. overgangstoestand eenige mto-eite kO'Sten, en ..al zullen onz© stedelingen zicteelf mioeten O'Verwinnen om zich binnen de grenzen ©ener parochie te bepierken, ik heb ^ de vaste '0.vertuiging, dat bij' ernstig© bearbeiding de bezwaren spoedig uit den weg .wo-rden geruimd, en het meerendeel weldra jn het-gareel. loo'pt.

Nog op vestigen. laatste punt vs^-^^^lie aandacht

Niet alleen is da massaliteit tot schade voor de p-rediking en d© gemeente', do'ch' zij eisabt ook teveel vand© dienaïien des Woprds. De wandelingen, die het rondpfeaken met zich medebrengt, zijn dikwerf van dien duur, dat weinig gemieenteleden zè willen maken, terwijl d© gem©ente geen ingezonken prediking verwacht, die vermoeidhEid verraadt, maar een preek, welke tintelt van leven en kracht en bezieling.

Wat is hiervan het gevolg?

Dat men de toevlucht neemt lot de tram.

Tot ergernis misschien van dezen en genen, doch houdt uw critiek 'voor u, zioolang ge zooveel van uw dominé's vergt. En laten degenen, die b.v. bezwaren koesteren tegen het gebruik van een rijtuig, b©de'nk8n, dat zfe, indien het hun gaat om' de rust van het paard, meer medelijden hébben inet de pjoote'U van Jiet dier, dan met d© beenen van hun herder en leeraar, die anders deze .laf stajnden wandelen moet. - -Ss^

Ik bedoel hiermede allerminst een oratio ' pi-o domo te houden.

Ik wijs alleen opi de nadeelen, die uit het z'werfstelsel voor de dienaren des Woords voortvloeien, en dan zwijg ik noig over het feit, dat mede door dezen gang van zaken, de p'redikantsgezinnen, die den huisvader toclh al zelden zien, ook des Zondags zijn tegenwoordigheid uren moeten missen. Doch dit is het ergste niet.

Het geestelijk belang weegt zxvaarder.

Het contact en de eenheid in geestelijken opbouw zijn van veel meer belang, en voornamelijk om die beide pleit ik met Dr Harrenstein voor de verbreking van de eene, ongedeelde, massale stadskerk.

De massaliteit wordt door meer bezwaren gedrukt.

Omdat de kerk' zioo groot is', zffi d© leden voor het overgroote deel aan elkander vreemd, en leven naast elkander vóo'rt. Het eene stadsk'warlier staat ver en los van Jiiöt andere. D© eenheid is ztoek, en het toezicjht op elkander kan alleen geoefend

worden iia een kleinen kring menschen, die men door vriendschap of buurtschap of niaatschappelijke aanraking kent.

Doch niet alleen het toezicht op elkander lijdt schade.

Ook het ambtelijk toezicht en de oefening der tucht kan niet ito-t haar recht komen, als in kleine kerken, omdat er eenvoudig geen controle is te ho'uden. Er valt bijna niet te constaleeren o£-het kerkbezioek en de viering van het Avondmaal, geregeld plaats vindt, vs^ant men kan ook in andere kerkgebouwen de prediking bijwonen, en hosvelen zijm er reeds onopgemerkt steeds ontrouwer en ontrouwer geworden. Velen zijn, ondanks al den arbeid, welke door de ouderlingen verricht wordt, in de massa verloren gegaan, en voor menigeen is de groote stad en het groole-sladskerkelijk leven de weg geweest, w^aarin hij al verder en verder afdwaalde.

Ik denk hierbij ook aan de kerkeraden.

Deze zijn eigenlijk veel ïe groot.

Een vergadering van ruim yijltig of bijna honderd man moet over verschillende zaken oordeelen en beslissingen nemen, en vaak geldt het quaesties, waarmede alleen de wijkouderlingen op de hoogte zijn. En toch draagt de gansche kerkeiaad de verantwoordelijkheid, en toch werken alle leden tot de oefening van de tucht mee, wat noodzakelijkerwijs toit minder gezonde toesHanden moet leiden, en óf de verantwoordelijkheid veel en veel te zwaar maakt, óf de oppervlakkigheid in de hand werkt. Wat is er in den laatsten tijd niet geklaagd over onjuiste aitteslLaiiies, die door kerkeraden uit 'de groote steden verstrekt waren, en wal moeten wij vaak bekennen, dat we de menschen te weinig kennen! En nu stem ik terstond toe, dal door geregeld en getrouw huisbezoek dit euvel wel voor een niet gering deel kan verholpen worden, en een goed kaartregister de wanorde vruchtbaar itegengaat, doch met al deze schoone maatregelen wordt het kwaad 'niet weggenomen, en blijft onze ongedeelde stadskerk het gevaar loopen van te worden een luxe-editie van de z.g.n. volkskerk, (i)

Ik zou nog meer kunnen spreken over het • gebrek aan meeleven bij kerkelijke verkiezingen b.v., en over het tekort aan onderlinge liefde en overgegevenheid, en over de te groote catechisaties in de steden, doeh ik zal het beeld, dat ik schetste, niet donkerder kleuren. En nu weet ik wel, dat het in de dorpskerkén ook niet altijd couleur de rose is, en er ook menige kleine gemeente gevonden wordt, waar de dood in-de pot is, maar over'talgemeen is de toestand in de stadskerken minder gunstig dan op' 't platteland. Met alle waardeering vo'or 't vele en zeer vele goede wat de .stadskerk biedt, en met oprechte dankbaarheid voor alles, wat onze getroiuwe Verbondsgod ons nog laat en schenkt, kan ik den toestand niet anders zien, en ik bevind mij met dit oordeel in het gezelschap van mannen als Dr Kuyper en Dr Bavinck, die reeds voor jaren gepleit hebben voor reformalie.

Laten de O'Ogen tooh voor de gevaren opengaan!

Laten we uit onze. zelfvoldaanheid ontwaken!

Het gaat om de po'sitie van Chrislus' kerk in de menschencentra, en dies om de eer van onzen Koning, en zal de gro'Oie stadskerk getrouw zijn aan de roeping, waarmee Hij haar roept, dan' moet er een omkeering in haar plaats vinden. Hervorming is dringend noodzakelijk. Ingrijpen is 'een oogenblikkelijke eisch, en waar de kennis der verlossing pas te grijpen is door de kennis der ellende heen, toekende ik den tegenwoordigen toestand in zulke sombere verven.

Misschien zal men mij van overdrijving betichten.

Men zal tegenover de schaduwz'ijden tal van lichtpunten aanwijzen, en, 'QoAe zij dank, die zijin er, doeh aan overdrijving maak ik mij 'm i. niet scjiuldig. Wis onbevangen de practijk aankijkt stemt mij dit toe, en hij Kal, z-oo-Jiij fiet nog, niet deed, met o-ns zinnen 'Op verbetering en reformalie, waartoe we om Christus' wille geroepen woorden.


1) Yigl. h-v'. wat Dr De Moor aegt in zijn afscheidspreek in Amsterdaan, p. 10.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

DE KERK IN DE GROOTE STEDEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1921

De Reformatie | 8 Pagina's