GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jeruzalem, door Jacob Israël de Haan. Uitgegeven _ t': . E. M. Querido, Amsterdam.

Een smaakvol uitgegeven boekje van een auteur, die een zeer bijzondere plaats inneemt onder de moderne literaire kunstenaars.

Meer dan als prozaïst is Mr Jacob Israël de Haan ons bekend als dichter, als Joodsch dichter. Hij is immers de zanger van „het Joodsche Lied", van de vele, dikwijls ontroerend schoone verzen over z'n volk en z'n godsdienst en z'n eigen wisselende verhouding tot die beide. Nu eens ruischt door z'n gedichten heimweevoUe berinnering aan het ouderlijk huis, aan heilige sabbathen en groote feestdagen, aan vroomheid en trouwe wetsvervulling; 'dan weer klinken zware vervloekingen over de vijanden van z'n volk, of boetezangen over eigen afdoling van z'n lippen. En in elk van die uitin-; gen is hij de echte Jood, ' fel in z'n vervloeken, fel ook in z'n smart en zelfverwijt; dikwijls hoort ge den Oudtestamentischen toon der Hebreeuwsche poëzie, maar dan in moderne verklanking. Hij is de ^ ver afgedoolde, de in zware zonden gevallene, die z'n leed uitklaagt in z'n lied; de verloren zoon, die het huis van z'n vader verliet en reisde naar èen ver afgelegen land, vergetend wet en getuigenis, vergetend ook zijn God, en die nu, berouwvol, - ; schuldbewust, terugkeeren wil, maar niet meer weet den weg, dien hij gaan moet en vruchteloos zoekt.

Wie meer over dezen dichter wil weten, leze de artikelen die de heer A. J. van Dijk over hem en z'n werk schreef in het letterkundig tijdschrift „Opgang" (5e jaarg., nos. 2 en 3) of het opstel van Carel Scharten, De Joden in de Literatuur, Kroniek der Nederl. letteren 1916, p. 27—38.

„Jeruzalem” is een prozageschriftje, vertellend, fragmentarisch van het moderne Jeruzalem. Want deze Jood, die nog leeft in de traditiën van z'n volk en z'n taal, , is naar Palestina gereisd, getrokken door die geheimzinnige kracht, die duizenden uit de plaats der vreemdelingschappen doet opgaan

naar het eigenlijk vaderland. Met opo'ffering van de carrière, die hem, rijk begaafd man, hier te lande scheen vsfeggelegd, is hij heengegaan, omdat hij meende, dat de weg naar het Heilige Land de thuisreis was voor den vermoeiden zoeker.

In dit boekske vertelt hij nu van z'n bevindingen in kleurrijke schildering. Als journalist („Het Handelsblad") had hij op vele plaatsen gemakkelijke introductie eii zoo komt hij in aanraking met allerlei Arabische grootwaardigheidsbekleeders, over wier doen en laten hij interessante dingen vertelt. Soms weet hij in een enkel trekje de sfeer te reconstrueeren, waarin zij leven en doet ons alzoo iets zien van de verhoudingen, die het tegenwoordig leven daar bebeerschen. Een hoofdstukje als dat, waarin hij z'n verblijf bij Amin el Hawadja beschrijft is bovendien proeve van milieu-schildering, die den kunstenaar verraadt. Maar vooral treft ons, wat de auteur vertelt van het Joodsche leven, van een Sabbath te Jeruzalem, een vasten naar aanleiding van progroms in Polen, van een Semenitische bruiloft. En dan herkennen we weer den dichter De Haan, den zoeker, die in weemoed het verlorene gedenkt. Zie hem maar eens bij den Joodschen klaagmuur, hoor eens naar wat hij zegt over den gruwelijken moord van zijn broeders in Polen. Veel meer is het boekje dan een persverslag, al lijkt het op 't eerste gezicht weinig anders. De heimwee adert er door, de begeerte naar vrede, naar een •terugvinden van oude rust. Men leze maar eens wat hij zegt over de vijftig kleine Joodsche jongens in het weeshuis; hoe hij benijdt hun tevreden jeugd, hun zingen op den Sabbathmorgen, hun levende Hebreeuwsche taal, als ze spelen en springen. Altijd weer' gaat hij naar het weeshuis, altijd weer voelt hij daar, dat groote, dat hij mist, rust, vrede, geloof. En z'n innerlijke onrust wordt nog vermeerderd door de pijnlijke ervaring, die hij overal in Jeruzalem opdoet, dat de opgroeiende nationale jeugd geen eerbied heeft geleerd voor het nationaal verleden, dat er een vernielende geest van materialisme en egoïsme is, die de jongeren naar vermaak doet zoeken als de oude vromen bidden aan den klaagmuur. Daarom gaat hij troost zoeken in een bedevaart naar Anatoth, de stad van Jeremia. Drie weken lang bereidt hij zich voor door voortdurende herlezing van Jeremia's Klaagliederen enj Profetiën, dan gaat hij, te voet, naar Mizpa en Rama, omdat men „alleen hier, in dit Heilige Land de Heilige Schriften kan beleven".

Wanneer men nauwkeurig leest, voelt men den weemoed achter schier elk tooneel, dat de auteur schijnbaar losweg vertelt. En dit maakt, geloof ik, het boekje belangrijk. Het geeft een diepen blik in de geestelijke armoede van het moderne Jodendom, te merkwaardig m.i. omdat de schrijver stellig met geheel ander doel beeft geschreven.

Opmerkenswaardig in dit verband is het ook, dat nergens in heel het geschriftje ook maar liiet één enkel woord gesproken wordt over die plaatsen, waar de christelijke kerk van alle eeuwen zoo gaarne in den geest is door en langs gegaan, omdat ze de herinnering bewaarden aan den Heiland in Zijn omwandeling.

Wat ook nog voor ons den naam van Jeruzalem iets mystiek-lieflijks geeft, bestaat voor dezen zoekenden Jood niet. Daarom missen wij in dit boekje ook eigenhjk juist het voornaamste, wat wij, afgaande op den titel er in hoopten te vinden. En alzoo doet het ook daardoor de armoede van het Jodendom zien, duidelijker misschien nog dan door wat het vertelt. lii de stad, waar tot ons iedere steen spreken zou door gewijde herinnering, doolt een zoekende Jood om, die ook in het boek der herinnering vrede vinden wil, maar voorbijziet, de eenige plaats, waar hij zoeken moet.

Zou dit kleine boekske, bedoeld als journalistiek reisverslag, niet een krachtig bewijs zijn voor de beteekenis van den zendingsarbeid onder de Joden ? Deze immers zegt den zoekenden Jood, dat hij niet gaan, moet naar Anatoth of den klaagmuur of het Joodsche weeshuis, maar langs den via Dolorosa naar den kruisheuvel Golgotha.

Daar is vrede, óók voor hem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1922

De Reformatie | 4 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1922

De Reformatie | 4 Pagina's