GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het belijdenisrapport.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het belijdenisrapport.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook dit rapport levert het bewijs, dat we kerkelijk heel snel leven.

Toen schrijver dezes predikiant w^erd, bestond er geen fcans op', dat een Generale Synode vragen voor de Openbare Belijdenis zou opstellen.

Bijna algemeen leefde men in de overtuiging, dat iedere plaatselijfe kerk die naar de om'standigheden, waarin ze zich bevond, had te ontwerpien.

Men meende, dat vragen, die voor het geheele land golden, , aan de eigenaardige behoeften der verschillende plaatsehjk'e kerken niet konden voldoen.

Op meerdere vergaderingen wterden dan ook' pogingen o'ol tot zulk: leen algemteene regeling te komeïi niet gunstig ontvangen.

Doch ook' op dit punt kw; am mien allengs tot andere |gedachtön.

Bij som'm'ige kerken waren vrage'n in gebruik, die alleszins gebrèkldg moesten genoemd.

Classicale vergjaderingen gingen er zich mee bemoeien.

En zoo ïk^vaimlen er , eenige classes, die voor de kerken binnen haar ressort vragen vast stelden.

Totdat Imien leindelijk inzag, dat een uniforme regeling in deze zeer wel mogelijk' en ook gewensc'ht was.

Immers, wiaar de plaatselijke kerken elkanders attestaties eAennen, behoort er waarborgi te bestaan, dat de belijdende leden dezelfde beloften bij de Openbare Belijdenis hadden afgelegd.

VanzelE komt het hief .meer op het zakelijke dan op het woordelijke aan.

En in den regel wias die zaikelijke eenstemimigheid ook wel iaanwezig.

Maar er waren igevallen, die misstanden duidden.

Het kwam soms voor, dat een plaatselijke kerk , van hen, die belij'denis deden, niet de belofte van ieen getrouw gebrulc van het Avondmaal vroeg.

Verhuisden nu leden uit deze naar een andere ('kerk en werden zij orri, hun avondmaal-verzuim ver-'mjaand, waarbij dan mede als motief werd aangevoerd, dat zij daarmiee h'un belijdenis niet gestand deden, dan 'kreeg anen somtijds ten .antwoord, dat zij een belofte van deze stre'ldcing'nooit hadden afgelegd en da, t zij landers ook' nooit belijdenis hadden gedaan.

Nu zijn de toesta.nden ook in dit opzicht gewis veel verbeterd.

M, a, ar todi is het goed, dat de kerk'eraden van elkander weten, welke verplichtingen de leden • bij hun belijdenis op zich, namen.

Dat doiet sterk staan in 'het vernianen.

Maar daartoe zijn dan ook vragen noodig, die algemeen worden gebruikt.

De praktijk wees wel uit, dat de plaatselijke behoeften niet zóó onderscheiden - waren, dat iedere kerk er aparte vragfe-i op' na moest 'houden.

Van die plaatselijk gieoriënteerde vragen kwa.mi in • de werkelijkheid niets.

In het Noorden zoowel ais in het Zuiden van het land ontleende men deze vragen aan Voetius of' aan het formulier van den Bejaardendoop óf men 'kwam' er op andere wijze , aan, doch een eigen cachet droegen deze niet.

De reformatorische Synode van Leeuwarden bestoot dan ook Depirtaten te benoemien, aan wie werd opgedragen „en'kele vragen te concipiëeren, welke a, an de kerken worden aanbevolen, om!' bij het afleggen der openbare belijdenis te worden gebruikt".

De Deputaten kweten zich van ~deze taak met uitnemend doorzicht en voorbeeldigen ijver.

Zij wilden blijkbaar zich zoo na mogelijk aansluiten - bij de gangbare vragen en vroegen daaröm^ aa.n lalle plaatselijke kerken in het land, hoe zij deze materie hadden geregeld.

En idit niet a.lleen.

Maar daarbij verzochten zij haar eventueele wenschen omtrent de belijdenisvragen - hun kenbaar te maken.

Natuurlijk voldeden niet alle kerken daaraan.

Maar de correspondentie vangrij'k. Intusscjien deinsde taien lerug "voor strenge doorvoering van het parochiale systeem'. Halverwege bleef m-en staan. 'Wat verkregen werd, hoe • belangrijk ook op' zichzelf, kan slechts verscherpte wij kin deeling' worden genoemd.

Van dit , a, lles wordt in het rapport een breed en nauwkeurig verslag gegeven.

Aan elke bijzonderheid is aandacht geschonken.

De vragen werden géklassifioeerd.

En zoo löijgt men een overzichtelijk geheel.

Hiernaar nu ooncipiëerden Deputaten hun vragen, die , alle bruikbare elementen van de in zwang zijnde vragen in zich hebben opgenomen.

Doch daarbij lieten ze het niet.

Ze ontwierpen een formulier voor de Openbare Belijdenis, wa, ar deze vragen werden ingeweekt.

Voorzeker een treffelijk denkbeeld.

Een goede eigenschap van dit fo^rmhlier is, dat het niet te lang is.

Gewoonlijk toch wordt de preek op het afleggen der Belijdenis ingericht en is het niet noodig, dat, wat in de preek beter naar voren kan komen, in dit formulier óp te nemen.

Gedachtig aan den wensch van Deputaten omgeen heel form'ulier in de pers over te drukken, zullen we ons hier met een deel tevreden stellen.

De vragen zelf komen, gelijk we reeds zeiden, met de gebruikelijke overeen.

Daarom kunnen idie hier het gevoeglijkst worden weggelaten.

Het nieuwe zit in den , aanhef en het slot, waardoor het pas tot een formulier werd.

Die nemen we hier dan ook over.

De aanhef luidt:

„Geliefden in onzen Heere Jezus Christus,

Gij zijt hiier verschen om voor God en Zijne heilige gemieente belijdenis te doen va, n uw geloof waardoor gij voor uzelve(n) aanvaardt het verbond des Heeren dat u in u'wen Doop is beteek'end en verzegeld gewiorden, ten einde alzoo te treden in de volle rechten van lidmaten der kerk, en mitsdien ook toegang te erlangen tof des Heeren Heilig Avondmaal.

Wil(t) daartoe ongeveindelijk antwoorden op de navolgende vralgen: ”

Dan volgen de vragen.

En aan het slot vindt men:

„N. N. Wat is daarop uw antwoord?

Antw. Ja, (zoo er mleerdere personen zijn door ieder ho-ofd voor hoofd te geven).

God, die dit goede werk' in u begonnen heeft, voleindige het tot op den daig van Jezus Christus-Amen. (Ph'il. 1:6)."

De bepaling, dat zij, die 'belijdenis doen, . hoofd voor 'hoofd moeten , antwoo'r'den, is zeer van pas. Zoo b'ohoort het ook te - geschieden.

Behalve da, t een ja, door zeg dertig catechisanten, op de wijze van 'de Kraling'sch'e schutterij uitgespro'ken, niet tot verhooging van de plechtigheid bij'draagt, heeft de kerk zich te vergewissen, dat ieder 'persoonlijk hier de verbintenis voor Gods aangezicht , aang: aat.

Ook de tekst a; an 'het eind, die als zegenbede heeft 'dienst te doen, lijkt - mij wel gekozen.

Met ingenomenheid e-n instemming namen wij van idezen arbeid kennis.

Alleen moet ik wijzen op één uitdrukking, die m.i. noodzakelijk, moet - wo'r-den veranderd, omdat zij aanleiding kan geven, tot misverstand.

Ze komt voor in de tweede vraag'.

Daar heet het: "Aanvaardt gij de belofte en verplichting van uwen Doop als 'teeken en zegel van Gods verbond.

Natuurlijk bedoelen Deputaten hierrniee: aanvaardt gij 'de belofte Gods, bij uw DoO'p gegeven, , dat Hij ook uw Go'd wil zijn.

Maar dan tooest dit toch anders worden ingekleed.

Zooals het er nu staat, zou het de misvatting in de ha-nd kunnen werken, welke mien 'hier en daar aantreft, als zou men door de Openbare Belijdenis 'de belofte, die de ouders bij den doop .heb'ben iafgelegd, voor leigen rekening nemien.

Op die wijze poogt m'on wel 'het bezwaar Van sommigen tegen het afleggen van Openbare Belijdenis weg te nemen.

Men zegt 'dan: de Belijdenis houdt feitelijk hetzelfde in lals 'de D'oop. Alleen, toen legden uw ouders 'de belofte voor u af en nu doet gij het zeil

Dit is 'oen - dw'aling.

Van 'de 'Ouders W'Ordt de belofte gevorderd, dat zij hun 'Mnd naar 'hun verm'ogen in de voorzeide leer zullen onderwijzen of doen onderwijzen.

Die belofte kan vanzelf door het kind, waimeer het volwassen is geworden en b'elijdenis doet, niet worden aanvaard.

Zulk een verkeerd begrip van de Openbare Belij'denis moet hij 'den wortel afgesneden.

De formuleering van Deputaten zou echter ten bate vaiU dit 'verkeerd begrip kunnen worden geëxploiteerd.

En daarom worde zij gecorrigeerd.

Het Beval-Theesing.

Opmerkelijk is het, ho'e zwak onze kerkelijke pers op het gevlal-Theesing reageert.

Men herinnert zich de zaak.

Ds Theesing, modem predikant bij de Ned. Herv. Kerk te Kwadijk-Middelie in-.Noord-Holland, hield eeni'ge lezingen, waarin hij zich de m'eest krasse uitspraken tegen Christus en het christendom moet hebben veroorloofd.

Volgens 'de Verslagen in 'cen paar bladen, m'oet hij o.m'. de volgende stellingen hebben verkondigd: De opstanding van Gods ZoO'U is éen fabel. Aan de eene fab'el hangt het heele christendom'. Het Christendom' ka, n niets zijn zonder nieuwe fabelen en' tooverij. Door het christendom' is EurO'pa tot verderf, tot 'den chaos gebracht.

De moderne miensch kan niet aannemen, dat de absoluutheid van de hoogste openbaring er reeds geweest is. Hij dwaalt liever dan zich de waarheid te laten voorzeggen. In zake godsdienst is alle twijfel een zegen.

De christelijke leer is gefundeerd op de antieke natuur-'en wereldbeschouwing. De vraag of Jezns persoonlijk bestaan heeft is moeilijk op te lossen. De 'evangeliën zijn tendenzgeschriften.' De niodern m'ensc'h behoeft niet te draaien om' de oude ove^ levering pasklaar te Waken.

Jezus was m|aatscha, ppelij'k een revolutionair, is dO'Or 'de mienigte gekruisigd, omdat de HB - -_-, , - . otak'cer, dien Hij beloofd had, niet kwam. ^^ christelijke kerk heeft eeuwenlang de evolutie tegengehouden, 'daarom vervalt de menigte tot revo'lutie-De schuld van 'de Fransche revolutie, het socialism'», de Russische omwenteling valt niet op de menigte, miaar op het christendom'.

Door geen tek'stverdr, a, aiïng is de klacht weg te ledeneeren: (Mijn God, waarolm' hebt Gij Mij verlaten. Dat is de Jdacht der mtenschheid. De „oude" god is gestorven. De zek'erheid is verloren. God openbaart zich in de evolutie van de natuur, de jnlaatschappij, het geestesleven. Hij is niet van den Mensch lafgescheiden. Door den God in ons zijn ^qj Gods medescheppers.

Gruwelijke woorden!

En dat uit den mond van een predib'ant.

Voor (het klassikaal bestuur aangeklaaigd, heeft jiij wel eantwoord, dat hij die verslagen niet voor zijn rekening nam.

Natuurlijk.

Ze zullen wel niet in alle deelen juist zijn. Miaar dat de stpefeking van zijn - lezingen een andere zou zijn geweest, is niet , aan te nemen.

Inmiddels is het k'erkelijk proces in gang.

Van onze zijde toont men echter weinig belangstelling.

Hoe anders wias dat in de dagen, toen Dr Louis Bahler zijn Buddhistische proplaiganda onderna'm' en daarover zich' ook' kerkelijk te verantwoorden had!

Toen hoopte anten onder ons, dat de rechtzinnige broeders in de Hervormde Kerk' gouden oordeelen, dat de Imlaiat nu vol was.

De afloop stelde teleur.

Vandaap, dat men in dergelijke gevallen en ook nu weer geen groote dingen verwacht.

Ons rest niet anders dan lijdelijke toeschouwers te blijven.

’t Is ook b'eter, dat wij ons gevoelen niet aan anderen pogen op te dringen.

Zij moeten handelen uit vrije overtuig'iiig.

Maar niet mag verheeld, dat ons hart van veiontwaaidiging trilt, wijl dooT een Hervormd predikant de eer van Christus zoo wordt aangerand en op Gods vol'k zulk een sm'aiad wordt geworpen.

Onze berijmers.

Niet 'ie lang willen we wachten miet aan de proeven van berijtaing van een nieuw derde .couplet van den Lofzang van Zacharias ©en plaats te geven.

Prediklanten, , onderwijzers, ïooplieden, in 't kort: taienschen van allerlei rang, lezeressen zoowel als lezers zonden in.

Wij danken voor die mledewerkiag.

Niet, dat alle proeven door ons zouden worden aanbevolen.

Integendeel vallen de meeste m'.i. al dadelijk', af.

Maar er zijn er todh leen paar onder, waaraan we, zij ibet niet ongewijzigd, ten slotte 'de voork'eur zouden geven boven die van Deputaten.

En wiat mieer Is: al onthoudt Jmen zich van een bepaalde tèuze, er worden hier nieuwe motieven geboden, die bij een herberijming zelder te stade idmnen .komen.

De allergtebrekliigste hield ik' 'achter.

Maar entele giebrelddge nam' ik opi Dit o-m; het meeleven in 'deze dingen aian te moedigen. Ifci.zal deze niet opzettelijk' aanduiden. De lezer haalt ze er zelf w^el uit.

Ook wdjs ik niet op fouten. Dit zou te veieï §a, an gelijken op het correctiewerk, dat de leeraars op onze gyimiiasia, lycea en H. B. S.-en hebben te verrichten. I'fc zou er dan ook aain moeten gelooven .om cijfers te gteven.

Neen, liever vestig ik de aiandacht, inzonderheid Van Deputaten, op deze proeven.

Misschien biinnen zij hiun noig Van eenig' nut zijn. yerschillende inzenders verzochten mij in dit ge-Val h'un naamj en zelfs hun initialen te - verzwijgen. In deze om'standiigheden fe'an ik dit billijken. Da, ar.om' noemi ik geen enkelen naam.

No 1-zond twee proicven. Hij stelt zich' voor, dat het tweede vers der bestaande berijming eindigit tnet een;

De eerste is:

Om ons te geven, dat w' altijd. Verlost uit 's vijands booze hand, Rechtvaardig en in heiligheid 'Voor 's Heeren oog, aan Hem verpand Hem dienen zotiden onbevreesd. En gij, O' kind, zult door den Geest Gods grooten Naam verhoogen Als Zijn profeet; want gij zult met uw leer > Gaan voor het aanschijn van den Heer, Bereiden Zijnen weg, ' dat elk Hem eer'.

Voor zichzelf prefereert hij de tweede:

Om ons te geven, dat w' altijd. Bit onzer haat'ren hand gered, Hem heilig, in gerechtigheid. Hem dienen, door geen vrees ontzet. En gij, Q. kind, alom eens heet U elk des Hoogsten heilprofeet, Want gijl zult, heengetogen Voor 't aangezicht van uwen God en Heer, Zijn weg bereiden door uw leer. Tot Isrels zahgheid en 's Konings eer.

No 2 !gaf geen nadere toelichting. Deze trouwens ook' niet gevraagd. was

’t Is God, Die ons dit heil bewees. Om ions te geven, dat ook wij Hem dienen zouden, zonder vrees. Verlost van 's vijands heerschappij. Rechtvaardig en in heiligheid, . Zoolang ons 't leven is bereid. Gij zult een .baan verhoogen. Een weg bereiden voor uw God en Heer, Gij kind, dat ik zoo hoog waardeer En als Profeet des Allerhoogsten eer’.

NO. 3 Voelt zich door het aianvangswoord „Daar" zelf niet bevredigd. Hij had er beter „Zoo" b.v. va, n kimnen maken.

Daar zwoer Hiji naar Zijn trouwverbond. Dat, als die blijde heildag rees, Ttots al hun vijanden in 't rond, Z' Hem dienen zouden zonder vrees, In heiligheid, boe lang zoo meer. En gij., o kind, ontvang deez' eer, „Profeet vanuit den Hooge" Genaamd te zijn; want gij zult moeten treen Op 's werelds paden hier beneen; T'er wegbereiding voor Zijn Aanschijn heen.

No 4 geeft als .andere lezing van den vijfden regel in overweging: „Hem-wilden volgen op Zijn stem".

Hij heeft Zijn heilig woord vervuld. Dat wij; verlost van 's vijands juk Ontdaan van alle smet en schuld Hem dienden, zonder vrees of druk. Hem volgden op Zijn wenk en stem En gijl, o kind, ga heen voor Hem, Gesterkt door Zijn vermogen; Profeet des Allerhoogsten zult gij zijn, Zijn pad bereidend door de zandwoestijn En wegen banend, waar geen wegen zijn.

No 5 biedt zijn vers aan met de bijvoeging: „Allicht zou het den eventueelen eindberijmer een idee, wending of rijm' 'aian de hand kunnen doen".

Dien eed doet Hij aan ons gestand. Als ons die blijde heildag rees, Dat wij', verlost van 's^vijands hand. Hem zullen dienen zonder vrees. Naar 't heilig recht, te allen tijd Zij dan ons leven Henq gewijd. Mijn kind gij zult voor d' oogen Van al het volk, eens gaan als Gods Profeet, ; Die voor Zijn aanschijn henentr& edt En voor 'uw Heer den weg te eff'nen weet.

No 6 wijkt af van het rijmschemla.

Hij wild' ons geven, dat bevrijd ' Van 's vijands hand, wij, t' allen tijd In heiligheid met ware vreugd En in gerechtigheid, verheugd Hem dienen zouden zonder vrees „Och of ons hart Hem altijd prees". „Profeet des Allerhoogsten" Zoo wordt giji dan genaamd, gij. Kindeken. Voor 's Heeren aan'zicht zult gij gaan, Bereidende voor Hem een effen baan.

No 7:

Hij heeft aan 't geen Hij zwoer, gedacht; Om ons te geven 't voorrecht, dat (Daar Hij aan ons verlossing bracht "Uil 's vijands hand) wij op ons pad He.m dienen zonder vrees voor strijd, In heiligheid, gerechtigheid, Zoolang we leven mogen. Gij zult — Uw naam zal dan, o., kindekijn, Profeet des Allerhoogsten zijn — Voor 's Heeren aanzicht gaand, zijn weg herein.

No 8 acht de eerste regel noodig als aahkhooping aan hef voorgaande vers, dat in de bestaande berijming, , ontijdig m.i. afgebroken is.

Nu Hij ons die gena bewees, Zal ons, uit 's vijands hand bevrijd. Hem altoos dienen zonder vrees, In 't spoor van recht en heiligheid. En gij; o Kind! dat weldra heet: Des Allerhoogsten heilprofeet, Gij z'ult vermelden mogen • Des Heeren komst; ja, _U is weggelegd Hem vóór te gaan. Gij; Zijne knecht, ' 'Maakt voor Zijn voet de kromme paden recht.

No 9 heeft twee berijmingen:

Dat wij, uit 's vijands hand bevrijd. Hem dienen zouden zonder vrees, Rechtvaardig en in heiligheid. Voor Hem, Die ons die gunst bewees. En gij, O' kind, ontvang deez' eer: Profeet des Allerhoogsten Heer, Want gij zult, uitgetogen Als wegbereider, door Zijti Geest verlicht, Straks melden wat Hij heeft verricht DB baan Hem eff'nend voor Zijh aangezicht!

En:

Dit deed Hij-, opdat wij bevrijd Uit 's vijands .hand, gansch onbevreesd, Hem dienden, steeds Hemi toege-wijd, 'Geleid door Zijnen Heilgen Geest, Rechtvaardig voor den Opjierheer. En gij, o kind, ontvangt deez" eer: 'Dat gij, straks uitgetogen. Als Zijn profeet voor 't heilig aangezicht Uws Gods meldt, wat Hij heeft verricht. De baan Hem eff'nend, door Zijn Geest verlicht.

No 10 houdt zich, ooik' niet aian het rijmschema.

Om ons te geven dat w' altijd, Verlo'st door Heni uit 's vijands hand In heilig-en rechtvaardigheid Ons gansche leven Hem verpand, Hem dienen zouden zonder vrees. Die ons de hoogste gunst bewees. En gij, o kind, zult heeten Profeet des Allerhoogsten; die daar gaat Voor Hem die thans te komen staat; Bereid Zijn weg! Uw stem zich hooren laat.

No 11 evenmin.

Hij geeft ons, dat wij 't' allen tijd Verlost zijn uit des vijands macht' En heilig in gerechtigheid Hem dienen zullen door Zijn kracht. En zonder vrees. Zijn Naam ter eer O, Kind, geschenk van onzen Heer, Profeet des Allerhoogsten, Bereid Zijn w, eg, .opdat do Heer, verblijd (Die door de vlakke velden rijdt), Zijn bondsvolk vindt tot Zijnen dienst bereid.

No 12 schrijft: „Enfin, "vindt U het ter plaatsing niet wla-ardig, 'dan hebt U zdi'er nog wel een klein plefcske 'disponibel in Uw snippermland? ”

Zulk een bescheidenheid dient mtet opname beloond.

Dat 'wij; uit 's vijands hand lievrijd, Hem dienen zouden zonder vrees, Rechtvaardig en in heiligheid. Zoolang de dageraad ons rees. Uw naam zal, kindeken nog klein, Profeet des Allerhoogsten zijii, Want eerlang zult gij mogen .•yióór henen gaan voor 't aanzicht van dfen Heer En, werpend alle hoogte neer. Bereiden Zijne w'egen. Hem ter eer.

Wie zijn berijming hier niet afgedrukt vindt, worde niet ontstemd —-overigens een gewoon verschijnsel bij ben, wier inzendingen niet kunnen worden geplaatst.

Wie weet hoe ver zij het bij oefening in de edele rijmktjnst nog brengen!

Uit het een en ander is wel gebleken, dat berijmen hooge eischen stelt.

En hiermee woi'dt de rij van berijmingspro'even gesloten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Het belijdenisrapport.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's