GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het einde dwingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het einde dwingen.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Kerstfeest).

Men zegt ons, dat in Rusland de strijd tegen het Kerstfeest dit jaar verscherpt wordt. En dat de wapens in den strijd al giftiger worden. P|©r radio zal men tegen kerstboodschappen inkrijschen, kerstboomen zullen worden verboden, op het feest moet Worden doorgewerkt, en wie niet werken wil krij'gt straf; de vrije uiting wordt allen bedevaartszielen in dat land van den dwang ontzegd.

Wat hier van aan is, weten wij niet; maar het zal wèl erg zijn.

Gaat het hier al om den antichrist? DEN antichrist?

Om diens voorbereiding zeker.

Maar om hemzelf niet.

Is die geest daar in Rusland degene, die komen ZO'U? Of verwachten wij ©en ander?

Wij verwachten een ander.

Want de strijd is nog lang niet scherp genoeg; er ligt in het verwijt van den vijand nog altijd meer dan één element van waarheid. En pas als het laatste, allerlaatste element van waarheid eruit gewerlct zal zijn, eerst dan zullen wij geen ander meer verwachten, maar zal „hij" er zijn: dè Antichrist, de gróóte.

Meer dan één element van waarheid ligt in de verwijten, zeiden we; want men verwijt in Rusland aan de kerk, dat zij den vooruitgang heeft tegengehouden, dat zij reactionair was, dat zij aan veel, dat op zichzelf goed was, in den weg stond en staat.

Helaas, deze getuigenis is, wat het constateeren van enkele feiten betreft, waar.

Neen, deze getuigenis zélf is niet waar. Daarvoor verdoezelt zij te veel andere feiten, daarvoor klaagt zij te veel anderen aan, zonder den aanklager zelf in de aanklacht te betrekken, daarvoor heeft zij te ruw en te dom geweigerd, den achtergrond der dingen, den loop der geschiedenis, zoowel in de kerk als in haar vij'andeii, , te zien, te onderkennen.

Maar er zijn toch elementen van waarheid in die aanklacht. De kerk, zooals ze daar was, heeft inderdaad veel goeds tegengehouden, veel kwaads met den mantel, niet der liefde, maar van den („vleeschelij'ken") eigenbaat toegedekt, veel goede gaven Gods niet ontdekt, niet doorgegeven aan de menschen.

Daarom is de strijd tegen het kerstfeest nog veel te weinig strijd tegen het Kerstfeest. Hij is voor een groot deel een worsteling tegen de kerstfeestvierders, tegen de kerstsprofce, tegen de kerstfeestsfeer, zooals die door de menschen naar het feest werd toiegedragen, inplaats van dat het feest de menschen door openbaring bracht, dwong, in zijn eigen, door het feit van het feest geschapen sfeer.

En wie zal loochenen, dat de christenheid elders geheel vrij uitgaat? Reeds waar het Calvinisme geen ingang vond, is het christelijk en kerkelijk leven tot deze valsche sfeer-schepping-van-denmensch-uit, en tot deze reactie-houding, min of meer genoopt (want „geneigd" is hier een te zwak woord). En waar het Calvinisme wèl intree deed, heeft het te weinig beslag op zijn eigen geesten gelegd, en wordt het maar al te vaak van buiten, helaas ook van binnen uit, . verzwakt.

Daaroan is deze strijd tegen het kerstfeest nog de ergste niet, nog de laatste niet, noig de definitieve niet.

Die definitieve, laatste, ergste worsteling komt nog. Die zal er komen, als de „getuigen" (Openb. 11) hun getuigenis zullen „voleind " hebben, m.a.w., als ze eruit zullen gehaald hebben, wat er in zit; en als, evenzoo', de vijandschap zich niet slechts in natuurlijke reactie keert tegen de feestvierders, maar tegen het feest, niet tegen het sprookje', maar tegen den levenden Koning, niet tegen de pelgrimvaarders naar een (gedroomd) Bethlehem, doch tegen den levenden Koning, die zit aan de rechterhand van den Vader.

Konden wij nu maar wachten op die toekomst, dan zouden we wat zuchten over Rusland, en verder ons weer tot pais en vree kunnen schikken. Pais en vree heteefcent meestal zoO' iets als een sprookjessfeer, een moratorium, een abstractie, een doezel. Van dit woord komt immers het werkwoord „verdoezelen".

Maar 't verschrikkelijke is, dat wij, omdat er nu eenmaal in 't gansche heelal geen Bethlehem en geen kindje meer te bekennen (laat staan te bejijden) is, en omdat er alleen maar in een levenden Ko^ ning, die in het heelal lichamelijfe-konkreet aanwezig IS, en naar de eindpaal dringt, valt te gellooven, dat wij', zeg ik, daarom gedwongen worden, opgeroepen worden, om dien eindstrijd uit te lokken. Om den Antichrist uit te lokken. Om hem naderbij te dwingen. Want dat is de onmisbare voorwaarde, waarop slechts in vervulling gaan kan de verhooring van de bede: kom_, Heere Jezus.

Daarom zal het onze plicht zijn, ervoor te zorgen, dat de vijand in Rusland en elders al minder (volgens 1 Pfetr. 4:15, 16) kans krij'gt ons te doen lijden als (o'.m.) reactionairen, onwezenlijken, sprookjesverzinners, romantikers, doch, als het dan eeiumaal lij'den wezen móét, ons enkel en alleen kan doen lij'den als pure christenen. Dat wil zeggen: ls zulken die niet in stomme verzonkenheid ons verbeelden te knielen bij' een kribbe, die , God, geUj'k elke „Nechustjan", al lang opgeruimd tieeft, doch die in het leger van den Koning, die indertij'd geboren is, maar sinds „haast had" om aan den Slag te komen, onze dag-orde waarnemen in konkreten denk-, wil-, spreek-, en doestrijd.

Doen wij dat?

WiUen wij' dat?

We schrijven kolommen over een kerstboom, maar zwij'gen nog veel grootere kolommen vol over den achtergrond van wat bij' anderen den kerstboom als surrogaat in de plaats van het levende Woord gesteld heeft (in dat laatste zit de fout, niet in het symbool zelf).

Hoewel die achtergrond ook bij ons aanwezig is.

Velen vinden het b.v. volstrekt niet „dierbaar", dit nootdartikel - te lezen. Vooral niet, als het voor de zooveelste maal de vraag stelt, nog wel op ons feest: zijn wij nog christenen? Op het feest vragen we toch niet naar anderen, naar dogmatische Kwesties, naar vragen van den dag?

Niet? ? ?

Maar ik dacht, dat reeds de herders een gesloten gezelschap vo^rmden, en de wij'zen, en die tempeltobbers-in-glorie: Simeon en Anna. En ik dacht, dat op elk feest niet slechts de Gastheer, maar ook de gasten, en het bruiloftskleed van konstitutieve beteekenis waren voor het feest, nu eenmaal de Koning de constitutie van Zijn feest alzoo gemaakt heeft, dat Hij niet alleen wil zijn.

En daarom stelt Hij volgens de gereformeerde belijdenis (die ook als feestorde dienst doet!) de vraag aan de huidige christenheid, en aan ons, aan de lezers van het Algemeen Weekblad, en aan de Hersteld-Verbanders, en aan de filosofische dominees en candidaten: gelooft gij aan Christus' lichamelij'ke wederkomst? Aan zijn lichamelijk zitten ter rechterhand Gods? Aan zijn lichamelijke hemelvaart? Aan zijn lichamelijke verrijzenis uit het graf? Zoo ja, dan ziet ge ook het kerstfeest, waarin ge Hem een lichaam ziet krij'gen, om er al die andere wonderen mee te do^en, nog in den geest der christenheid der eerste eeuwen. Zoo neen, wat doet ge dan met het kerstfeest, als net geen sprookje, of — geen reactionair teruggrijpen naar een ver verleden is?

O ja, het kerstfeest wordt onder al de feesteai der Kerk het minst in dogmatische brieiven en tractaten aangevochten. Het paaschfeest, de hemelvaart, de wederkomst, daar beginnen de kampen uiteen te gaan. De één gelooft aan het „feit", de ander niet. Een heel enkele zégt het ronduit, de ander draait er zoo wat stichtelij'k om heen, en IS boos, als iemand directe woorden gebruikt, om zijn doen te typeeren. Maar het kerstfeest, daar neeft niemand iets tegen. Lichamelij'k opstaan, ten hemel varen, wederkomen, dat zijn wónderen. Maar lichamelij'k in deze wereld kómen, wel dat is „letterlij'k", dat heeft mijn jongste ook gedaan. En we hebben, daarvoor — hé ja, nu ineens — het kerkelij'k dogma bij de hand, dat immers de menschwording als écht heeft vasl^steld? Zoo kunnen we dan altegaar kerstfeest vieren: net „hgt" ons allen, het „ligt" de natie, het brengt de verdeelde massa nog eens heerlijfc bij de kribbe, — dat gedachtending, dat God intusschen opgeruimd heeft. Van „Nechustjan" staat er dat laatste letterlij'k bij, met een dreigement; en daarom kimnen de dominees er met vibreering over preeken. Maar van de kribbe staat het er niet zoo bij'.

Och neen, het staat dan ook' maar „in" Paulus. En eigenlij'k ook op den kalender. Maar daar hangt een stichtelij'k doekje over, gedurende het feest.

Maar ik wil den Rus uit zijta tent lokken, en ik vraag dus maar weer: wat zijt gij uitgegaan te zien, daar in die kribbe? Een kind, een rietstok, van den wind bewogen? Een kind, dat zijn hchaam Kreeg, en straks in den dood verloren heeft? Maar zoo'n kind ligt ook in uw wiegje. Wat zij't gij uitgegaan te zien? Een proifeet? Een, die een lichaam kreeg, tóen in den dood dat lichaam verloor, en daarna slechts „opstond" in den „geest" van zijin geloovende jongeren, en „ten hemel voer" doordat zijïi leer op aarde macht kreeg, en „weer zal komen", omdat zijn leer beslissend, kritisch is? Maar waarom maakt ge u dan zoo druk, en zoo mooi, op dat geboortefeest, en vecht niet hartstochtelij'k voor die leer, dien geest van Hem? Doet Rusland ook niet zoo? Het Marx-Engels-Archiv geeft bitter weinig om de geboorte„stonde" van die twee, maar laat des te meer zien, hoe de draden van hun „leersysteem" al door hun jeugdwerk, de dissertatie van Engels b.v., heenloopen. Een christenschare, die zich bij de geboorte-emblemen van Jezus te gast zet, met grage oogen-voor-een-dag, doch al nainder zich vinden kan in, en al minder zich vinden iaat voor, ©en concreet uitpluizen van d© leer (waarin volgens haar tenslotte dat kindje opstond, en ten hemel voer, en weer zal komen), och, dat is voor een Rus en ©en sater om van te lachen.

En het is voor een engel en dus ook voor ©en calvinist (naar het gebod!) om bij te weenen, geloof ik. Want het bewijst, dat we teren op d© onmacht van het kindje. Het kindje laat zich nog niet verklaren in het licht van zijn volwassen staat, en groote Daden. Een christenschare, die verliefd naar ©en kribbe tuurt, en zachte versjes zingt van weemoed, maar over de DADEN, over het VERVOLG van Jezus Christus (heilsfeiten, leer, jijbel, kerk) hopeloos verdeeld is, en daarbij weigert, over ook maar één van die punten het gesprek ten eind© te voeren, zulk ©en christendom is zwak, en decadent. En het hoont den levenden Heere, want het maakt misbruik van het feit, dat hij eens onmachtig is geweest (als Kind); en het wil nu op dat irresistente kindje (dat niet meer bestaat, dus een gedachtenafgodje

90 is) al de verdrongen natuurlijke liefde richten, die Hij, als medium in geestelijke liefde voor zich als Levende Koning, en Leeraar, en Priester, heeft gevraagd, maar niet ontvangen.

Als een familie een ouden vader heeft, wiens laatste levensjaren duister zijn geweest, dan zwijgt ze die maar .dood. Ze praat, om hem of zich te troosten, des te drukker over zijn bloeiende jeugd, de veelbelovende.

Het is verschrikkelijk te zeggen, maar bet is zoo-Op DEZE manier viert de huidige z.g. unasamcta-christenheid haar kerstfeest. Ze weigert te praten over het , v e r v o 1 g van Jezus, die geboren is, en „dankt God en Hegel" (las ik eens bij Kierkegaard), dat ze tenminste eendraditig kan Icnielen bij het kindje.

Maar de Sterke Held weigert, doodgezwegen te worden in zijn kracht; in zijn vervolgen. Hij weigert, kerstfeest te noemen, wat niet meer is dan net laatste restje conservatisme van een stervend christendom, dat maar niet belijden wil, dat net met zijn gedachten al lang ontzonken is aan net Faulus-Archiv (vergeef de parallel), en er ook niet meer belang in stelt.

Daarom zal het op ons Kerstfeest tot bekeering moeten fcomein. In ons leven, in onze school, in onze pers. We zullen elkaar in de oogen moeten zien: noe sta jij, en jij, en hoe sta ik zelf, tegen de h e i 1 s f e i t e n ? We zullen moeten zuiveren onze schoolbesturen, onze redactiebureaux, van wie dio vraag naar HEM-in-zij'n-feiten vervelend vinden, en het er niet op aan zien komen, of men over net leege graf, en over de hemelvaart soms „een andere gedaclite" heeft. Want wie niet gelooft, wat de klassieke kerk uit de Schrift geloofd heeft, die viert geen kerstfeest, maar die verheft zich op zijn eigen vage restjes van kinderlijke droomen.

Hij neeft immers niet „herdacht", dat de thans in het heelal ergens presente Koning eens kindje is geweest, om zoo haastig mogelijk aan de Kinderschoieaaen te ontwassen.

WiUen wij ons kruis op ons nemen'? Dan ook dit bepaalde kèrstkruis. Al kost het onsbooze blikken, al vindt men u niet „netjes". En niet pacifiek.

Want als wij zóó ons kèrstkruis in den tijd van Assen en van Barth en van het Algemeen Weekblad en van Bnmner op ons nemen, ©n het evangelie weer onverfilosofeerd waarachtig preeken durven, zonder ons een rad voor de oogen te draaien, dan zal het weer aangaan op den levenden Christus. Dan wordt Hij weer de macht, met wien Rusland en wijzelf te doen krijgen. Dan zal het heilsfeit geen interessant punt voor academische betoogen zijn, maar het zal er vandaag zijn, in zijn ten hemel wonen, met datzelfde lichaam dat eens in de kribbe lag. En dit levende heilsfeit zal dan tot de aarde wederkeeren met de zegeningen en de obhgaties van een oonlcrete fcerkreformatie, en van begripsmatige levenszuivering, en van leer-verdieping, en van christelijke politiek, en ook van een nieuwe sociale verordening, waarin men het „waagt" met het Woord, tegen de massa in. Het heilsfeit zal dan weer concreet zijn, onze gedachten in den hemel voeren, en vandaar tot ons terugkeeren met concrete, op de wereld ingrijpende, tegen de zonde ingaande directe leer-en levens-thesen. En practijten.

Ik noor op kerstfeest het Kindje niet schreien, maar ik hoor vóór en óp en na het Kerstfeest den Koning spreken in zijn Woord. En Hij vraagt mij, en alle redacteuren, en dominees, en professoren, en moderamenleden, ons allemaal, of wij het nu eens niet liever zouden hebben over zijn VERVOLG. Want „gedachtenisvieren", dat is alleen dan wezenlijk, als men een punt des tijds invoegt in de lijn, het vlak, de wezenlijke konkrete wereld, waarin net is gelegen.

Het Kind was irresistent. Maar het is nu al zooveel duizend jaar onze verschrikkelijke Koning.

En vooir ieder, die zich heden bewust van het naamchristendom bekeert, en de roode lap wil worden voor den antichristelijken en den pseudochristelijken stier, is hij daarin (niet daarom, doch daarin) zeer genadig.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Het einde dwingen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's