GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De voorgestelde Gezangen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De voorgestelde Gezangen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

V. (Slot.)

In het vorige artikel werd omtrent enkel© der gezangen, die de deputaten voorstellen, een opmerking gemaakt. Er zouden nog meerdere op-

merkingen aan zijn to© te voegen.' B.v.' dat, ' 'Wanneer het „O hoofd, bedeld; met wonden" wordt opgenomen, bet toch niet noodzakelijk geacht kan worden ook nog Scharps „Zie de mensch" er bij te nemen.

Maar ik breng liever nog even ter sprake, dat er in het rapport gezangen ontbreken, die ik gehoopt had er in te zullen vinden.

We hebben „een lied op den Sabbatdag". Het is Pisalm 92. Maar wordt het niet eens tijd, dat we een Nieuwtestamentisch Ziondagslied krijgen? Hebben we niet een lied noodig, waarin van den Zondag als den dag der opstanding van Christus gesproken wordt? Daarom had ik gaarne in het rapport het Zondagslied van Ten Kate gevonden, in elk geval het eerste couplet daarvan:

Wees gegroet, gij eersteling der dagen, Morgen der verrijzenis! Bij wiens licht de macht der hel verslagen En de dood vernietigd is. Heere Jezus, Trooster aller smarten, Zon der wereld, schijn in onze harten! Deel ons zelf den voorsmaak mee Van der zaal'gen sabbatsvreê.

Ik mis ook liederen voor den Oudejaars-en den j Nieuwjaarsdag. Het „Uren, dagen, maanden, jaren" is anders ook in onze kringen algemeen bekend en bij den dienst op Oudejaarsavond zal de melodie van dit gezang allicht door den organist worden gespeeld. Kan het, zooals het in den bundel van 1920 staat, niet gerust worden opgenomen ? En had het hed van Paul Gerhard „Beveel gerust uw j wegen", dat helaas! in het rapport wordt gemist, er niet als lied voor den Nieuwjaarsdag in geplaatst kunnen zijn?

Deputaten zeggen, dat zij voor de bediening der sacramenten, de bevestiging der ambtsdragers en de huwelijksbevestiging geen liederen hebben kunnen vinden, die in dogmatisch en in poëtisch opzicht geschikt zijn voor kerkliederen. Nu acht ik het ook niet zoo noodig, dat er gezangen voor deze gelegenheden komen. Maar ik kan ook niet inzien, waarom Malans „{xetrouwe Heer, die ons üw tafel spreidt" (zoo^als het in den bundel van 1920 voorkomt) en het „ü zeegne God" van B^eets voor de avondmaals-viering en de huwelijks-bevestiting niet geaccepteerd kunnen worden.

Gaarne had ik in het rapport ook een Zendingslied gezien. Ik zou hiervoor willen nemen het tweede couplet van Gezang 245: „O machtig' Evangeliewoorden!" Misschien gevoelt men bij dit lied van Scharp eenig bezwaar tegen de laatste twee regels: „Zoo word' eens aller hart Uw woning, En heel deez' aard Uw heiligdom!" Ze schijnen toch uit te gaan van de gedachte, dat door de prediking van het Evangelie eens alle harten voor Christus worden gewonnen en heel deze aarde Zijn heiligdom wordt. En nu profeteert de Schrift wel, dat eenmaal de gansche aarde het heiligdom van God en Zijn Christus zal zijn, maar dat zal ze eerst worden als Christus is wedergekomen ten gerichte. Gods Woord leert allerminst, dat langzamerhand door de prediking der Evangeliewoorden de gansche menschheid Christus' woning zal worden. Maar men zou de beide laatste regels kunnen wijzigen, zoodat de tweede helft van het lied b.v. luidde:

Bekroon Uw werk, o groote Koning, Uw zachte scepter heersch' alom; Bouw onder alle volk Uw woning! Eens wordt heel d' aard Uw heiligdom!

Zoo zou ik den bundel, dien deputaten aan de kerken aanbieden, niet zooals hij gegeven wordt willen aanvaard zien.

En ik heb gemeend dit te moeten uitspreken. Want ik deel niet de meening van hen, die zeggen: laat ons de nu voorgestelde gezangen, al bevredigen ze ons niet, maar accepteeren; later kunnen we nog wel eens verbeteringen aanbrengen, sommige door andere vervangen en het aantal uitbreiden.

Als wij nieuwe gezangen voor den eeredienst aar vaarden moet bij ons de overtuiging bestaan, dat in de behoefte voorzien, is en dat we 3r ook zoo goed als ons dat mogelijk is in voorzien hebben.

Het in gebruik nemen van een bundel met de gedachte, dat hij binnen afzienbarea tijd toch weer aan een revisie zal moeten onderworpen worden of een uitbreiding ondergaan, zou ik funest vinden.

Daarom heb ik, al koester ik geen geringe waardeering voor het werk der deputaten, de critiek, die ik op de door hen voorgestelde vermeerdering van onze „Eenige Gezangen" heb, niet willen terughouden.

Ten slotte nog dit.

Gelijk in het eerste dezer artikelen reeds gezegd werd, gevoel ik er niets voor, dat onze kerken zich van de historie losmaken en een geïsoleerde positie in het geheel der Christelijke Kerk innemen, als zulks niet noodig is. Ook bij het gezang in den eeredienst kome voorzoover dat mogelijk is onze eenheid met de kerk van het verleden en die van het heden tot uitdrukking. Daarom zou ik vooral gaarne eenige klassieke kerkliederen willen in onzen eeredienst.

Maar wanneer deze eenheid met het geheel der kerk slechts gekocht kan worderf - tÓt-'détf' pnjs van een scheuring in onze eigen kerken, dan is die prijs mij te zwaar. Voor de uitbreiding van onze gezangen, ook voor de klassieke liederen, heb ik een scheuring niet over. Zelfs niet al zouden slechts enkele gemeenten of enkele gedeelten van gemeenten de gemeenschap met onze kerken verbreken.

Doch dan geloof ik ook, dat we weten moeten waar we aan toe zijn. Dan moeten we ook weten of er kans bestaat, dat er inderdaad om de uit-1 breiding van den bundel „Eenige Gezangen", dien we reeds hebben, een scheuring ontstaan zou. Dan moeten we weten of en in hoeverre de vrees voor een scheuring gegrond is.

Dat op de classical© vergaderingen en straks op de particuliere synodes de uitbreiding der gezangen behandeld wordt is kerkrechtelijk zeker in orde. Maar ik kan niet gevoelen, dat we er in deze zaak veel aan hebben. Op een classicale vergadering kan iemand, die zeK niet tegen de uitbreiding is en die ook wat de door hem vertegenwoordigde kerk betreft er geen bezwaar tegen heeft, er toch wel om verschillende motieven tegen stemmen. B.v. omdat hij vreest voor een scheuring. Of omdat hij op de vergadering verneemt, dat de gezangen in deze of die gemeente der classis op tegenstand stuiten.

Ik geloof, dat we verder zouden komen, als we wisten hoe de kerkeraden er over dachten. En wanneer dan de vraa^ zuiver gesteld werd. De bedoeling is toch geenszins om eenigen dwang aan de kerken op te leggen en de vrijheid der kerken aan te tasten. De bedoeling is: dat het mogelijk worde, dat die kerken, waar men dit wil, de nieuwe gezangen in den eeredienst gebruiken. De vraag is dus niet: zal de kerkeraad van X. de voorgestelde gezangen bij den eeredienst invoeren? Maar: heeft de kerkeraad van X. er bezwaar tegen, onoverkomelijk bezwaar, dat zulke kerkeraden, die ze willen gebruiken, vrijheid daartoe krijgen ?

Als we op die vraag eens het antwoord der kerkeraden wisten, zou de synode met meer zekerheid een beslissing kunnen nemen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De voorgestelde Gezangen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's