GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKLIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKLIJK LEVEN

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

PlnriloTiniteit der kerk en epigonisme. (VI.)

Opmerking vooraf: (Verleden week werd het artikel wegens plaatsgebrek afgebroken. Om in het zetsel zoo weinig mogelijk nu te veranderen, geef ik, al is de bouw van het artikel nu iets anders moeten worden, toch eerst afzonderlijk wat verleden week bleef staan. Men denke dus de indeeling van het voorgaande artikel erbij.)

(Slotzin was, verleden week, dat Calvijn den weg, de methode aangaf, waarlangs en waardoor de enkele, plaatselijke kerken gerekend moeten en kunnen worden tot de algemeene.)

D) Dat is bij Calvij'a ook zeer wel te verstaan. Want Calvijn, die nog voor een veelszins on-geordenden toestand stond, die geen ijzer met handen breken kon, di© niet over de communicatiemiddelen beschikte, die öns thans ten dienste staan, Calvijn moest wel rekenen met het feit, dat een groot-algemeen-instituut niet zoo maar ineens te bereiken viel (afstanden, nog-niet-doorwerkend© ol doorgewerkt hebbende reformatie, en dwang van de overheid). Hij kon dus nog niet overal ©en groot-instituut zich zien verwerkelijken. Maar hij geeft hier de manier aan, en óók het kenme r k (!), waarop men het principe handhaven kosi, het principe, dat de' enkele, Gods Woord zuiversprekende (EN HOORENDEÜI) plaatselijke kerken tot zoo'n universeel instituut behooren. Maar hij heeft daarbij niet gerekend op de in dit punt nu eens heusch epigonistisch© tegenwerking van theorieën als van Prof. Hepp, die zou zeggen: plaatselijk, in één woonplaats, b.v. Amstelveen, loopen de instituten uit elkaar, gaan tegen elkaar in, en toch moet u maar zeggen: z© hooren (een toovenaar moet maar zeggen: hoe) toch onder de algemeen© kerk. Tegen dergelijke, ik zeg niet oplossingen, maar verwringingen van 'het kerkprobleem, tegen dergelijke „oplossingen", die (ik citeer): „simple comme bonjour" zijn, ©n di© een wanhoopsuiting zijn, teekende de krachtige geest van Calvijn hier juist verzet aan, door de methode aan te geven, waarlangs men de plaatselijke kerken onder algemeen verband brengen, of althans „zien" kon.

E. En daarbij houdt dus Calvijn in dit citaat vast aan de ENKELvoudigheid van ©an den naam en de autoriteit der kerk verdienende kerkelijke gemeenschap in één ©n dezelfde woonplaats. Prof. Hepp fantaseert, ik zei het al, de MEERvoudigheid van zulk© gemeenschappen in EEN EN HETZELFDE dorp (of stad). Maar hij zou daartegen gewaakt hebben, ©n zijn studenten ertegen hebben lééren waken in dit almanakartikel, als hij de schaar niet zoo willekeurig (door overhaasting) gezet had in de door hem uit Calvijn gememoreerde paragraaf. Ik zei reeds, dat ik ©ven ophield met citeeren, zooeven, hebbende gevnchtig© oorzaken van nadenken. Maar ik moet den lezers de voU© maat geven. Daarom vertel ik er nog bij, dat Prof. Hepp uit d© geciteerde paragraaf, IV, I, 9 een passage weglaat, di© juist met zijn opvatting onvereenigbaar is, maar de mijne bevestigt. Ik zal, weer naar Prof. Sizoo, oiteerèn, wat Prof. Hepp wegliet:

„(We moeten langs deze trappen voortgaan), ... dat de menschen afzonderlijk (singulos homines, de afzonderlijke individuen), die door de belijdenis der vroomheid tot zulke kerken gerekend worden, ook al zijn ze inderdaad vreemd aan de kerk, toch in zekeren zin tot haar behooren, totdat ze door een openbaar oordeel er uitgeworpen worden."

We komen hier nog op terug. Maar we vragen nu reeds: kan men, dit lezende, zeggen: het ligt voor de hand, dat er op één plaats een MEER--VOUD van ware, tot tucht bevoegde, kerken moet of mag zijn?

Maar Calvijn denkt er toch anders over. Hij zegt: velen laten we hun plaats in een plaatselijke kerk, zoolang ze niet door haar eruit geworpen zijn.

Hij houdt dus vast aan de eenheid der kerk in die bepaalde plaats, en moet van de pluraliteit der ware kerken niets hebben in Amstelveen, of Mastenbroek, omdat, als deze eenmaal er is, ik niet meer weten zou, hoe ik door een publiek oordeel een lid van een andere „ware-kerk-nummer-zooveel" moest uitsluiten, extermineeren, rejetteeren, zegt Calvijn.

Prof. Hepp eindigt met een opwekking aan zijn studenten, dat ze God bidden moeten, meer dan epigonen te worden. Ik kan deze tot Prof. Hepps studenten gerichte opwekking tot gebed waardeeren; maar ik zou eraan willen herinneren, dat wie tot bidden opwekt, den nood en de ellendigheid de bidders eerst grondig moet leeren kennen, volgens den Catechismus. Tot nu toe zie ik dit ontbreken, tot mijn spijt.

Tot zoover de copie, die bleef overslaan.

Nadat nu Prof. Hepp op de door ons besproken foutieve wijze Calvijns gevoelen heeft trachten weer te geven, gaat hij, blijkbaar nog steeds met de bedoeling, Calvijn aan het woord te laten komen, als volgt verder:

Alzoo bewaren wij, houden wij de eenheid van de ecclesia universalis vast'^). Wel moet men hier op zijn hoede zijn tegen bedrog, zoo dikwijls een vergadering zich onder den titel van kerk aandient. Houdt ze de ordeningen Gods in Woord en Sacrament, dan kan men gerust zijn en haar de verschuldigde eer van kerk geven. Biedt ze zich echter aan zonder Woord en Sacrament (absque verbo et sacramentis), dan heeft men met een begoocheling te doen. (Inst. IV, 1, 11.)

Tot zoover voorloopig het citaat van Pirof. Hepp. We wachten hier even, omdat' in die zinnetjes Prof. Hepp zijn „overzicht", zijn „weergave" van Institutie IV, I, 9 blijkt te hebben besloten. Immers, dit 'laatste zinnetje houdt zich al bezig met § 11.

Het wordt nu weer de vraag: doet Prof. Hepp er goed aan, hiermee van deze § 9 af te stappen? Nu reeds daarmee af te rekenen?

Wij moeten weer antwoorden: neen. De fouten, die we verleden week aanwezen^ werken verder^ en brengen Prof Hepp tot nieuwe onjuistheden.

A) Men lette maar eens op den aanhef: „alzoo bewaren wij, houden wij de eenheid van de ecclesia universalis (de algemeene kerk) vast". Aldus geeft Prof. Hepp Calvijns meening weer. We zullen er maar niet al te veel van zeggen, dat Prof. Hepp in dit merkwaardige zinnetje van Calvijn, juist dat mooie slot weg-geknipt heeft, dat mij zoo toespreekt; Calvijn zelf schreef den zin n.l. aldus (vert. Prof. Sizoo):

Zoo houden wij vast aan de eenheid van de algemeene kerk, WELKE DUIVELSCHE GEESTEN AL­ TIJD GEPOOGD HEBBEN TE VERSCHEUREN

Het spijt me, dat Prof. Hepp dit weggelaten heeft, omdat ook hier weer wordt volgehouden, door Calvijn wel te verstaan, dat de eenheid der geloovigen behoort uit te komen in één, hen allen vergaderend, instituut, en dat het lang niet in orde is, als men, hetzij op de wijze van Calvijns tijdgenooten, lietzij op de manier van Prof. Hepp, dit ideaal loslaat. Zoo'n enkel uitspraakje weglaten is niet goed overigens, maar we zullen toch niet op dit ééne slakje zout leggen, tenzij...

B) Tenzij er meer van die slakjes voor den dag komen. En, helaas, dat is het geval. Ptrof. Hepp laat eigenlijk in zijn „résumé" van § 9 en in zijn daarna overspringen (over § 10 heen-springen) naar § 11 toch wel een beetje al te veel weg. En dan juist datgene, wat rp.ij zoo interesseert, en dwingt, Calvijn nog eens aan 't hart te drukken. We zullen nagaan

1. De zooeven van Calvijn aangehaalde zin w«s eigenlijk nog niet af. Er was nog een tweede helfl bij, die voor mijn beloog, en natuurlijk allereerst voor dat van Prof. Hepp, belang heeft. Calvijn zegt eigenlijk:

Zoo houden wij vast aan de eenheid van de algemeene kerk, welke duivelsche geesten altijd gepoogd hebben te verscheuren, EN WIJ BEROOVEN AAN DEN ANDEREN KANT DE WETTIGE VERGADE­ RINGEN, DIE VERSPREID ZIJN NAAR GELEGEN­ HEID DER PLAATSEN, NIET VAN HUN GEZAG.

Dat Prof. Hepp dezen laatslen bijzin weglaat, is uit wetenschappelijk oogpunt jammer. Want als hij hem met aandacht had gelezen, en in zijn „résumé" verwerkt, zou hij reeds door dezen bijzin bewaard zijn voor de fout, waarover ik verleden week wel spreken moest. Immers, verleden week bleek, dat Prof. Hepp van „rover verschillende plaatsen) GEDISTRIBUEERDE kerken" gemaakt had: „OPGERICHTE kerken", en dat hij had beweerd, dat die oprichting onvermijdelijk was, vanwege de menschelijke NOODZAAK. Ik

wees beide fouten aan; maar Prof. Hepp had dit zelf ook kunnen doen, indien hij maar dit laatste BIJZINNETJE niet weggelaten had. Want dat bevestigt precies, op beide punten, wat ik verleden week zei. Immers: er is sprake van: de wettige vergaderingen, die VERSPREID zijn, en die dat zijn „naar gelegenheid der PLAATSEN" (geografisch). Het 1 a t ij n (dat Prof. Hepp toch wel ónder de oogen gehad heeft), heeft hier voor „ver-.spreid": gedistribueerd (gelijk ik verleden week uit het f r a n s c h citeerde). En wat die Prof. Hepp parten spelende „menschelijke noodzaak" betreft, verdwijnt hier wel het laatste mogelijkheidje van onzekerheid; immers, in den bedoelden, door Prof. Hepp weggelaten, bijzin heeft wel weer de fransche editie (die Prof. Hepp blijkbaar niet inzag) de uitdrukking „noodzaak" behouden (les assemblees Ecclesiastiques, lesquelles sont en chacun lieu pour la necessité des hommes), maar dat inplaats van Prof. Hepps interpretatie de mijne als met Calvijns bedoeling strookend móét erkend worden, blijkt weer uit het latijn: dat die wettige(!'!) vergaderingen (conventus, plaatselijke kerken dus) naar de OPPORTUNITEIT van de plaatsen zijn gedistribueerd. Ik zei het al: men komt niet zoo gemakkelijk naar Kampen ter kerk, als men woont in Mastenbroek. Daarom dwingt de opportuniteit tot het oprichten van plaatselijke kerken. Maar dat heeft natuurlijk geen zier te maken met het oprichten in éénen dezelfde plaats van onderscheiden „wettig e" kerken.

Neen, geen zier. Want, om dat te accentueeren, spreekt Calvijn dan ook in dezen door Prof. Hejpp weggelaten zin niet maar over vergaderingen, die zoo maar' in één en dezelfde plaats opduiken, en die dan (naar Prof. Hepp) vrijwel alle wettig, waar, heeten moeten; maar, precies den anderen kant uitwijzende, zegt Calvijn in de latijnsche editie, dat hij een weg wijzen wil, om de WETTIGE (legitieme) vergaderingen die over de verschillende plaatsen gedistribueerd zijn hun autoriteit te laten behouden. En, krachtens den nu wel duidelijken gedachtengang van Calvijn, wil dit dus zeggen: a) dat die wettige vergaaeringen institutair bijeen hooren;

b) dat men er (in het verband van dit betoog) op één en dezelfde plaats maar één heeft, want juist om te ontkomen aan de gedachte, die Prof. Hepp met geweld Calvijn opdringen wil, wil hij, door met name de WETTIGE vergadering in een bepaalde plaats als wettig te accentueeren, haar onderscheiden van de ONWETTIGE, die er op een bepaalde plaats zijn;

c) dat dus Prof. Hepp de plank misslaat, als hij, met een beetje meer Schwung, dan dezen keer verantwoord is, alsof het de doodgewoonste zaak ter wereld is, zegt:

Natuurlijk wist Calvijn, dat op een en dezelfde plaats soms meer dan één vergadering zicli als kerk presenteerde. Daarvoor maakt hij echter geen voorbehoud.

Geen voorbehoud... maar waarom zou die Calvijn dan gesproken hebben van WETTIGE conventen? En waarom zou dan, om alle secte-vorming en alle-zich-afzonderen, nog meer, ook als o n k e r k e 1 ij k gedoe te veroordeelen, in de fransche vertaling het woord „wettig" zijn vervangen door „kerkelijk" (assemblees Ecclesiastiques)? Over verscheiden plaatsen verdeeld, telkens in die ééne plaats één wettig convent, dat heeten kan: kerkelijke vergadering. „Telkens één", zeggen we; want ook het woord „singuli", dat hier een doodgewoon latijnsch telwoord is, heeft Prof. Hepp naar mijn meening niet goed verstaan. Hij heeft vergeten, dat het hier iets anders is dan „particulier", of „separaat", of „privaat", of „speciaal". Het is een doodgewoon distributief telwoord: ieder één, d.w.z. hier: in elke plaats één. Had Prof. Hepp dat bijzinnetje, dat lucide bijzinnetje, niet weggesneden uit zijn „overzicht", hij zou begrepen hebben, dat bij die GEDISTRIBU­ EERDE kerken ook een DISTRIBUTIEF telwoord hoort, zooals wc op het gymnasium leerden. Onder die „s i n g u 1 a e ecclesiae" (enkele, wij zouden zeggen: plaatselijke kerken) kan men niet zoo maar alle (nu spreek ik geen latijn) „singuliere", buitenissige vrome groepjes rangschikken, als ze nota bene, maar zoo ongeveer naar behooren preeken, en iemand aanwijzen, die namens den Hoogsten Koning de sacramenten durft uitreiken. Men kan dat althans niet, zonder Calvijn geweld aan te doen.

2. Nog een tweede weglating uit § 9 valt te betreuren. Immers Pl-of. Hepp heeft uit zijn weergave van § 9 ook uitgezonderd die toch zeer belangrijke pericoop over de behandeling van de enkele PERSONEN. Reeds uit formeel-wetenschappelijk oogpunt is dit jammer. Waarom? De lezer lette nog maar eens weer op Prof. Hepps redeneering. Ik geef ze nu deels in eigen woorden. Ze komt hierop neer:

De algemeene kerk is (volgens Calvijn) vergaderd uit alle volken, verstrooid over verschelden plaatsen. De „enkele" (singulaeü) kerken zijn, — 't gaat nu een keer niet anders (noodzaak!!) —, in steden en dorpen „opgericht", en vele „enkele" steden, en zelfs dorpen, kunnen zich beroemen op het bezit van meer dan één van zoo'n „enkele" (singula!!) kerk. „Zij maken rechtens aanspraak op den naam en de autoriteit van kerk. Maar ze blijven gesubordineerd aan de eccl. universalis (algemeene kerk). ALZOO bewaren wij, houden wij de eenheid van de eccl. universalis vast."

ALZOO, men lette erop. Alzoo?

Hoezoo? zou rhen Prof. Hepp willen vragen. Op welke manier?

Wel, zoo suggereert hij zichzelf en zijn lezers, op de manier, die ik aangaf.

Maar dat is niet verantwoord. Dat „alzoo" van Calvijn (ita, en telle sorte) slaat natuurlijk op de vlak daaraan voorafgaandevolzinnen. EN JUIST DEZE SLOEG PROF, HEPP OVER. Dat is formeel onjuist.

Het zou evenwel vrij kleingeestig zijn, daarover te praten, als het niet tevens materieel veroordeelenswaardig was.

Maar dat is het.

Want door deze weglating onthoudt Prof. Hepp aan zijn lezers, d.w.z. aan de aanstaande leiders van ons volk, die hij hier tegen medewerkers van Prof. Hepp tot in hun gebed toe wil doen optrekken, wat zij noodig hebben om de gegrondheid van Prof. Hepps betoog te kunnen toetsen. Juist die weggelaten passage bevestigt mijn meening, en is met die van Prof. Hepp onvereenigbaar.

Men leze de heele passage. Wij nummeren de volzinnen.

1. (We moeten bedenken) dat de menschen afzonderlijk, die door belijdenis der vroomheid tot zulke kerken gerekend worden, ook al zijn ze inderdaad vreemd aan de kerk, toch in zekeren zin tot haar behooren, totdat ze door een openbaar oordeel er uitgeworpen worden. 2. Trouwens, met het beoordeelen van particuliere personen staat het een weinig anders dan met het beoordeelen van kerken. 3. Want het kan voorkomen, dat wij hen, die we in 't geheel de gemeenschap met - de vromen niet waardig keuren, toch als broeders moeten behandelen, en als geloovigen beschouwen, wegens de gemeenschappelijke eenstemmigheid der kerk, waardoor zij gedragen en geduld worden in het lichaam van Christus, i. Wij aanvaarden met ons oordeel wel niet, dat zulken leden der kerk zijn, maar wij laten hun de plaats, die zij onder Gods volk innemen, totdat die hun naar wet en recht ontnomen wordt. 5. Maar over de menigte zelf moet men anders oordeelen. 6. Want als zij den dienst des Woords heeft en in eere houdt, en ook de bediening der sacramenten, verdient zij zonder twijfel voor een kerk gerekend en gehouden te worden, aangezien het zeker is, dat zij niet zonder vrucht is. 7. ZOO houden wij vast... enz. (Vèrt. Prof. Sizoo.)

Tot zoover het citaat. Wat blijkt er uit?

Wel, dat Calvijn met heel het door Prof. Hepp gestelde geval van meer-dan-één-ware-kerk-in-één-«elfde-plaats hier in het geheel geen rekening houdt. Dat het zóó ver van Calvijn kf ligt, dat zijn heele betoog — wij, verprobleemde tactiek-casuïsten, zouden haast zeggen: naïef — geen moment aan zoo'n raren toestand denkt, ais welken Prof. Hepp nota bene ons hier als door' Calvijn zelf n o r m a a 1-gekeurden toestand wil doen gelooven.

Prof. Hepps heele betoog bedoelt te zeggen: in die § 9 geeft Calvijn aan, hoe men de-meervoudige-kerken-in-één-piaats kan aanvaarden met behoud van de eenheid der (algemeene) kerk.

Ik keer het nu heel rustig precies om, en zeg: juist deze §9 bewijst, voor wie geen stukken eruit veronachtzaamt, dat Calvijn bij zoo'n Calvijn-interpretalie beteuterd zou staan te kijken.

Want hij zegt tot zijn lezers: bekijk zoo'n plaatselijke kerk nu eens secuur. Wij leven — ik laat Calvijn hier spreken op denkbeeldige wijs — wij leven vlak na onze krampachtige pogingen om Gods kerk te zuiveren, en we zijn al een heel eind op weg, gelukkig, maar het is, dat weten we allemaal wel, op verscheiden plaatsen nog min of meer een wanordelijke toestand in de plaatselijke kerken. Let maar eens op de leden-één-vooréén (hier staat in volzin 1: singuli). Kijk de ledenlijst maar eens na. U zult er heel wat vinden, die op de lijst staan, maar van wie U zelf, als u te beslissen hadt met eigen stem (zin 4: suffragio nostro), als uw private meening (zin 3: putare, penser) zoudt zeggen: wat mijn persoonlijke opinie betreEt (zin 4: quant k nostre estime privée) keuren we 'eigenlijk niet goed (nous n'approuverons pas), zullen we niet goedkeuren, dat zij op de ledenlijst staan. Maar toch moet u, lezers, niet zeggen: het is daar in die plaatselijke kerk nog lang niet in orde, wij sluiten ze daarom uit het kerkverband, of... wij maken een nieuwe kerk, in diezelfde plaats, naast die ons niet behagende kerk. Neen, dat moet ge niet zeggen, nu niet, en nooit. Want dan zoudt u de eenheid van Christus' lichaam scheuren, en dat is (zie het citaat boven) duivelsch werk: de eenheid van de algemeene kerk sluksnijden (dissecare). U moet, — zoo gaat Calvijn trouwens verder — wél bedenken, dat men in de beoordeeling van private personen (de singuli van zin 1 worden in zin 2: privati homines, ze worden nu eens bezien, afgedacht van de juist in het beloog even theoretisch disputabel gestelde wettigheid van hun kerklidmaatschap), dat men, nog eens, in de beoordeeling van private personen anders te werk moet gaan dan bij die van kerkgemeenschappen zelf. Over private personen laat 1 men de gemeenschap, die ter plaatse is, krachtens 1 de autonomie der plaatselijke kerken, aanvankelijk zelf oordeelen; wie door haar niet is geëxcommuniceerd, , die heeft zijn plaats onder Gods volk vooralsnog, en geen menscli heeft het recht, te zeggen: er zijn er daar nog al wat, die ik zoo lichtvaardig tot de kerk zich zie rekenen, ik verwerp daarom die kerk. Die plaatselijke kerken zelf zouden voorts uit het kerkverband uitvallen, als ze de kenmerken verloren, die (naar Calvijn verder uitwerkt) de algemeene kerk waarneembaar maken: gehoorzaamheid in prediking en sacramenten. Houdt een plaatselijke kerk daaraan vast, dan komt het (later) (in geregelder tijden) vanzelf wel tot tucht, omdat Gods Woord niet zonder zegen zal zijn.

Hier wordt dus niet gezegd: n een bepaalde plaats moet, door menschelijke „noodzaak" lietwel zoover komen, dat er laat ons zeggen:6 kerkeraden zijn, die allemaal als ware kerken mogen zeggen: ij censureeren ieder voor ons, namens Christus. Integendeel: alvijn zegt: acht eens even, eer ge ergens Christus' gezag zoudt gaan binden aan uw dissentiëerend, door u zelf nu geponeerd vertegenwoordigend gezag, omdat ge denkt: et gaat daar niet goed bij den bestaanden kerkeraad. O neen, het komt wel terecht, als h e t. W o o r d m a a r g e br a c h t wordt, eng e-hoorzaanid. Calvijn houdt dus vast aan de eenheid der kerk op een plaats. Er blijve, zooveel het aan-ons ligt, één kerkelijk tuchtigend college, en dat zij centraal. Haastige lieden, sectarisch gezinden, zijn er vlug bij, om zich naast de ware kerk, ergens op een plaats, op te werpen als huns inziens ware kerk, en deze dan alleen, of als één onder vele. Calvijn evenwel houdt die haastige menschen terug en zegt: oud, zooveel het aan u ligt, vast aan de enkelvoudigheid van het coUege-voor-kerktucht op één plaats. En door die uitspraak keert hij zich tevens tegen hen, die aan de zóó veelvuldige kerkeraden-op-één-plaats allemaal gelijkelijk het recht geven, namens Christus te censureeren, zeggende: ij zijn ook een ware kerk.

EN ZOO, d.w.z. OP DEZE MANIER NU, dat men dus a) niet terwille van ons niet behagende toestanden maar een nieuwe-ware-kerk-maakt, eu b) een plaatselijke kerk blijft beoordeelen naar de kenmerken, die voor heel-het-kerkverband gelden, ZOO worden wij er nu voor bewaard, zegt Calvijn, de eenheid der ware kerk te verscheuren met de „duivelsche geesten", en in een bepaalde plaats een bestaanden kerkeraad van zijn gezag te berooven, door in zijn stad een anderen kerkeraad op te richten.

Hoe is het mogelijk, dat Prof. Hepp Calvijn zóó het omgekeerde laat zeggen van wat hij inderdaad doceerde? Hoe is 't mogelijk, dat een paragraaf, die dienen moet om de pluraliteit van zich wettig noemende kerkeraden op één plaats tegen te gaan, dienen moet om deze door Calvijn als duivelsch gequalificeerde zonde met een schijn-beroep op Calvijn zelf te gaan sieren met den naam eener goddelijke scheppingsgave (pluriformiteit)? En dus van de door Calvijn tegengegane 'PLURALITEIT te maken een door Calvijn goedgeprate pluraliteit? Welk goedpraten dan den schijn van goedkeuren, straks het gebaar van 'God-erom-p r ij z e n, aanneemt, door de pluraliteit, die kerk-breuk, te noemen: pluriformiteit, die (goede) kerkreuk?

Hoe het kan? Alleen doordat men — op dit ééne puntje epigonistisch — net zoo lang zijn onmiddellijke voorgangers nagepraat heeft, dat men niet meer in staat was, ondanks herhaalde waarschuwing, terug te gaan tot de bron, en Calvijn deugdelijk te lezen, al is er dan een latijnsche, en een fransche tekst, plus een hoUandsche vertaling bij de hand.

Volgende week nog iets over wat Prof. Hepp wegliet.


') Eigenlijk: wij (be)houden voor (aan) de algemeene kerk haar eenheid. Van betedcenis, zie onder.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKLIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's