GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van Hervormd standpunt.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Hervormd standpunt.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs verscheen een lijvig boek: Geschiedenis van Afscheiding en Doleantie van Hervormd standpunt bezien door Dr W. J. de Wilde, Ned. Herv. predikant te 's Gravenhage.

In het Woord Vooraf lezen we: „Op verzoek worden hier de artikelen, die ik gedurende acht jaren in „Koers Houden" gaf, nu gebundeld uitgegeven. Het boek bedoelt niet nieuw feitenmateriaal te geven, maar do bekende feiten te waardeeren van uit aen gezichtshoek van Hoedemakers opvattingen. Zóó bedoelt het ook een correctie te zijn op de eenzijdige beschouwingen van Dr Rullmann, Dr v. d. Does en Dr Keizer. Vooral onze Hervormde Jongeren dienen anders voorgelicht te worden; maar ik hoop dat dit werkje ook in handen van vele ouderen komt. Zeer bepaald denk ik daarbij aan de onderwijzers onzer scholen, leiders van jongelingsvereenigingen en godsdienstonderwijzers. Misschien dien ik er ook nog een enkelen collega mee. In ieder geval gaat dit boek uit met de eeuige pretentie: hervormd, historischhervormd te willen zijn."

Wie nu dit boek ook maar vluchtig inziet, bemerkt aanstonds dat Dr v. d. Does en Dr Keizer er niet in genoemd worden. Dit kon trouwens ook moeilijk; want toen Dr de Wilde zijn artikelen in „Koers Houden" schreef, waren de boeken van de heeren van der Does en Keizer nog niet verschenen. Ik alleen geniet dan ook de twijfelachtige eere van in dit boek onophoudelijk den volke tentoongesteld te worden als „een zeer eenzijdige apologie van afscheiding en doleantie" te hebben geschreven (blz. 102).

Ik zai hier echter op de critiek van Dr de Wilde niet ingaan. Met iedereen wil ik over mijn methode van geschiedschrijving debatteeren; maar niet met dezen Haagschen predikant, althans niet, zoolang hij niet publiekelijk herroepen heeft de publieke onwaarheid, waarvan ik hem in „De Reformatie" 20 Maart, 5 Juni en 3 Juli '31) publiekelijk beschuldigd heb.

Intusschen conslateer ik toch met voldoening, dat Dr de Wilde mij op enkele hoofdpunten van mijn apologie gelijk geeft.

Zoo schrijft hij, blz. 15: „Het Reglement van 1816 is onwettig ingevoerd, het is een revolutionnaire daad geweest. En zoo is onze huidige bestuursorganisatie een vrucht van de revolutie, ook al heeft de koning zich later uit de bestuursbemoeiingen teruggetroKken."

En op blz. 108: „Genoeg om te doen zien, dat men met niet meer dan een s ch ij n van recht de afgescheidenen vervolgde. Tot 1848 heeft het geduurd. Toen was het uit. Maar de Synode heeft nooit aangedrongen op het staken der vervolgingen. Dat is haar schande. Ze heeft er wel toe aangezet!"

In zijn beoordeeling van Afscheiding en' Doleantie echter staat Dr de Wilde nog op het standpunt van Vos en Hoedemaker. Vooral bij het woord van laatstgenoemde zweert hij.

Natuurlijk vervalt hij daarbij zelf in eenzijdigheid; want de Hoedemaker vóór het Congres is een andere dan de Hoedemaker na het Congres. En alleen de Hoedemaker na het Congres is DE autoriteit van Dr de Wilde.

Trouwens, met den Hoedemaker vóór het Congres komt zijn heele boek in conflict. Want als het eenige middel tot kerkherstel noemt Dr de Wilde: „de besturen omzetten" (blz. 153). Dit middel echter wordt juist veroordeeld door het gevleugelde woord van Hoedemaker: „Ook het zitten in de Synode is een tergen van Christus. God beware ons voor een orthodoxe Synode!"

Verder is het met de waarheid in strijd als

Dr de Wilde beweert (blz. 255), dat Hoedemaker te Sneek niet tot een breken met de organisatie heeft aangespoord. Letterlijk toch sprak Hoedemaker daar: „Het woord der verlossing is er: „Breken met de Synodale Organisatie!" — Na dezen is er geen hoop meer voor de Kerk van Christus, onder de tegenwoordige Organisatie!" Daarom had zijn ziel God geloofd, toen de Kerkeraad van Amsterdam het Synodale juk afwierp, en tot de Friezen sprak hij: „Elk lid der Kerk heeft te getuigen en op te komen voor het recht van Koning Jezus, heeft het den Kerkeraad aan te zeggen, dat ze hebben te breken met de Synodale Organisatie.... God gave, dat Friesland van zijn nooroergrens tot zijn zuiderhoek opstond met God tegen de Synode; de Noordzee zou dan hchter zijn af te dammen, dan dat deze stroom te keeren zou zijn. Friesland heeft in dezen een hooge roeping. Het is niet mijn doel, op uw provincialisme te werken, want gij zegt: „Wij Friezen, knielen alleen voor God". Ik heb het u anders bewezen. Gij buigt u voor den Anti-Christ. Totdat ge u vrijmaakt, ligt ge geknield voor de Synode, met den strop om den hals! Zal dat zoo blijven? Ik verwacht van u betere dingen; gisteren te Nijland en te Heeg, en heden in uw midden, gevoel ik, dat er leven opwaakt en moed."

Ook schrijft Dr de Wilde er maar wat op los, als hij in een noot op blz. 162 beweert: „Hoedemaker erkende de organisatie niet als wettig (tegen Vos), maar erkende, dat men terwille van de eenheid der Kerk haar noodgedwongen heeft te gehoorzamen in alles wat Gods Woord niet duidelijk verbiedt."

Hiertegenover plaats ik deze woorden van Hoedemaker zelf: „Kan men niet zeggen: Ik beloof gehoorzaamheid aan de reglementen, voor zoover ze niet strijdig zijn met Gods Woord? Dit gewetensdeksel kon gebruikt worden, toen we nog niet wisten, dat de reglementen strijdig waren met Gods Woord; maar n, u we het weten, is het even zooveel alsof we zeiden: „Synode, ik zal tegen u opstaan, als ik de kans schoon zie!"

Dr de Wilde, die mijn drie boeken over A f-scheiding, Kerk herstel en Doleantie letterlijk plunderde, heeft al deze uitspraken van Hoedemaker in mijn Doleantie, hoofdstuk II § 4 gelezen, maar hij houdt ze voor zijn Hervormde Jongeren zorgvuldig verborgen.

Inlusschen heeft hij ook Hoedemakers „Machtsvertoon of wettig Gezag" doorgebladerd en daarin zijn aangeboren aangezicht bemerkt. Hoedemaker toch spreekt daar van menschen, wien het bang om het hart wordt, wijl zij zoo gaarne in de Hervormde Kerk zouden blijven en arbeiden. En dan antwoordt hij hun: „Blijft! Maar ziet voorgoed af van de poging om op te komen voor de eer van uw Koning en de heerschappij van Zijn Woord. Niets verandert. Men catechiseert, men doopt, men preekt, men stemt als te voren. Offers worden gebraclit op het erf, dat het broederbloed heeft ingedronken. Vrome woorden worden gesproken, waardoor, tenzij God het verhoede, zelfs de uitverkorenen zouden worden misleid. Maar het licht der waarheid gaat onder. De glans wordt schemering, de schemering stikdonkere nacht. Gij hebt stilzwijgend een voorwaarde aanvaard, die, hoe gij haar ook benoemt of verbloemt, niets anders behelst dan dat gij uw Heer openlijk zult verloochen en".

Ook die woorden nu citeert Dr de Wilde, en hij licht ze aldus toe (258): „Inderdaad, zoo is de toestand. Wanneer men, als ambtsdi-ager in de Hervormde Kerk, de reglementen onder protest aanvaardt, dan komt men in dien toestand en i s men daarin, ook nu nog".

Met verbazing en ontzetting heb ik deze erkentenis van Dr de Wilde gelezen, en ik vraag mij af, wal moeten zijn Hei^'ormde Jongeren wel van hem denken, als zij deze quintessens uit zijn boek trekken: de toestand in de Hervormde Kerk is zóó, dat onze dominee

catechiseert, doopt, preekt, stemt,

offers brengt op het erf, dat het broederbloed heeft ingedronken,

vrome woorden spreekt, waardoor, tenzij God het verhoede, zelfs de uitverkorenen worden misleid.

Maar het licht der waarheid gaat onder.

De glans wordt schemering,

de schemering stikdonkere nacht. Onze dominee heeft stilzwijgend een voorwaarde aanvaard, die — hoe hij liaar ook benoemt of verbloemt,

niets anders behelst dan

dat hij zijn Heer openlijk zal verloochenen.

Mij dunkt, de Hervormde Jongeren denken hier als vanzelf aan het woord van den Heiland: Een iegelijk dan, die mij belijden zal voor de menschen, dien zal ik ook belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is. Maar zoo wie mij verloochend zal hebben voor de menschen, dien zal ik ook verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is (Mattheüs 10:32 en 33)".

God verhoede, dat de Hervormde Jongeren misleid worden door de vrome woorden van een man als Dr de Wilde, die zelf verklaart, door zijn blijven in de Hervormde Kerk, zijn Heer openlijk te verloochenen.

J. C. RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Van Hervormd standpunt.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's