GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar een nieuwe psalmberijming?

II.

Op veel van - wat Ds Hasper in ons vorig nummer opgemerkt heeft, Jiunnen 'wij zwijgen; omdat het onze volle instemming heeft. Vóór wij daarom in eigenlijken zin van wal steken, moge ons een uiting van oprechte blijdschap uit de pen ov-er de prettige manier van bespreking, over de aanraking op verschelden punten tusschen Ds Hasper's mee^ ning en de mijne, en over het feit, dat een zóó ge-wichlige vraag, als Ds Hasper stelde, in ons blad' aan de orde komen kan^ mede onder diens eigen medewerking. De vraag n.L, of niet óók het leven der Gereformeerde Kerken gediend is door de psalmbewerking van Ds Hasper, en of niet „haar krachtige medewerking" noodig is daartoe, dat straks „een nieuw Psalmgezang door de wereld zal gaari". Het hier gebezigde woord „medewerking" praedseert deze laatste vraag natuurlijk; in het verband der woorden •wil zij ons blijkbaar verzoeken, positie te nemen ten aanzien van het vraagpmit, of déze bepaalde arbeid' van Ds Hasper niet daartoe voor het minst de aanleiding worden kan.

De vraag zelf acht ik belangrijk, en Ds Hasper's bimdel ernstig genoeg, om in een puntsgewijze beantwoording van Ds Hasper's opmerkingen er nader op in te gaan.

Wat Ds Hasper's inleidende opmerkingen betreft: liij stelt vast, dat „deze psalmberijming ©en nationaal werk wil zijn". „Zij is niet in opdracht van een bepaalde kerk of ten behoeve van een bepaalde kerk geschreven. Gehoopt wordt, dat zij praktisch aanvaard zal worden door alle Nederlandsch sprekende Christenen. Eerst in gezinnen, scholen, vereenigingen; daarna wellicht in den eeredienst".

Het is er ver vandaan dat ik op de door Ds Hasper gevolgde procedure eenige captie zou maken, zelfs niet uit een oogpunt van immanente critiek. Voor mijzelf geloof ik, dat een psalmberijming nimmer tot „nationaal werk" worden zal, zonder voorafgaande officieel e bemoeiing van kerkelijke instanties.

Want de natie zelf zingt geen psalmen; en al zou de overgroote meerderheid van „volksgenooten" ook de psalmen Davids weer gaan zingen, dan ware dat gezang nóg niet nationaal in den door Ds Hasper bedoelden zin. Hij heeft het zelf gevoeld: de eeredienst zal zich van zijn bundel moeten bedienen en dan over een vrij breed kerkelijk front, in een óf door telling, of door meting aanwijsbaar gebied van kerkelijk-institutair gecumuleerd gezag, zal zijn bundel werkelijk „nationaal" mogen heeten.

En nu is de - vraag maar, hoe men zoo iets zou kxmnen bereiken in onze kerkelijke verhoudingen. Er zijn ongetwijfeld kerkelijke instituten, die men via „gezinnen, scholen, vereenigingen" min of meer beïnvloeden kan. Er zijn er ook, die zulk een hoop geenszins wettigen; er zijn — dit voeg ik erbij — vereenigingen en scholen, en ook gezinnen, die van een nieuwen psalmbundel niet zelfstandig ©en volhardend gebruik zullen maken, tenzij eerst de stem der kerk in dezen gehoord is.

Tot deze laatste groep reken ik de Gereformeerde Kerken, in de onder haar toezicht staande scholen, en vereenigingen, alsmede de overgroote menigte der in haar samenkomende gezinnen. Ik kan me natuurlijk daarin vergissen, maar voorshands geloof ik dat nog niet. Ik vermoed zelfs, dat binnen de Gereformeerde Kerken, en waarlijk niet daar alleen, de toestanden zich zóó hebben ontwikkeld', dat zelfs indien langs den weg der gewone kerkr rechtelijke proced'ure een nieuwe psalmberijming was aanvaard, een golf van beroering over ons komen zou; en de verwekkers daarvan zullen slechts dan de hand op den mond en een wacht voor hun lippen leggen, indien ook in andere, confessioneel-aangrenzende instituten langs gelijken weg van kerkrechtelijke procedure tegelijkertijd hetzelfde resultaat van vervanging van den ouden Inindel door een nieuwen mocht verkregen zijn. Voorloopig ziet het er niet naar uit, dat er gelijktijdig zulk een gelijkgezindheid te wachten is. Noch van. de onder leiding van Ds G. H. Kersten staande groep, noch van de Giir. Gereformeerde Kerk verwacht ik, dat haar synodale klokketoren in éénzelfde m-e dezelfde tonen aan zal slaan als die der Gereformeerde Kerken. Eerder is te verwachten, dat zij, die de pluriformiteit „der" kerk hebben willen aannemelijk maken onder aanwending van het beeld van den geslepen diamant, die in verschillende facetten den éénen straal der waarheid in onderscheiden kleuren zich breken laat, het kunststuk zouden te praesteeren krijgen van aan te toonen, dat het 'wraakgeschrei der ééne, en het koppen-tellend utiüteils-besluit tot voorshands niets-doen der andere kerkgroep, met een eventueel „ja" der derde inderdaad kleuren zijn van den éénen straal van kerkelijken geloofsmoed en wereldioverwinning door het geloof.

Ik geloof, dal Ds Hasper inderdaad niet veel anders heeft kunnen doen in de huidige situatie, dan hij heeft gedaan ter bereiking van zijn doel. Hij heeft wel met Roomsche instanties contact gehad, en het „evulgetur" i) en het „nihil obstat" 2) van die zijde verkregen. Maar dat is natuurlijk nog heel iets anders dan officiëele aanwending voor liturgisch gebruik; het pantser, dat Rome tegen ziilk een penetratie wapent, is smeedwerk van vele eeuwen. En wat de overige kerkengroepen betreft, zal niemand wel iets concreets verwachten in dezen in de allernaaste toekomst.

In het bepaalde verband van een en ander nu is het me niet geheel duidelijk, wat Ds Hasper bedoelt met de uitspraak van den apostel Paulus: „een ieder zie niet alleen op het zijne, maar ook op hetgeen der anderen is".

Dit kan toch niet bedoelen, dat we, op weg, althans op zoek naar een andere psalmberijming, hebben heen te stappen over bezwaren, die van principiëelen aard zijn. Ds Hasper geeft trouwens aanstonds toe, dat hij in wat ik over zijn werk sclireef, geen aanleiding vindt voor de onderstelling, als zou ik er anders over denken, dan hij, voor wat het gehoorzamen aan Paulus' woord betreft. Hij citeert Paulus' woord van daareven (Filipp. 2:4) in nauw verband met zijn gedachte, dat een nieuwe psalmberijming nationaal moet zijn. Maar indien nationaal — naar de boven aangeduide opvatting — beteekent: br-uikbaar voor het grootst mogelijke aantal kerkeUjke instituten van eenzelfde taalgebied, dan zal toch het kerkelijke domineeren moeten. En „kerkelijk" wU dan zeggen: niet wat „in" de kerk is, doch wat „van" de kerk is. '^

Nu is er „in" de kerk veel ongehoorzaamheid, slordigheid, bijbelcritiek, en veel meer, dat dch het redht toekent, maar dan ten onrechte, om een beheersdhend woordje imee te spreken ook in de inrichting van een voor liturgisch gebruik bestemde psalmberijming. We zwijgen nu maar van aestheticisme, en van veler onjuiste opvatting van den eeredienst als „darstellendes Handeln" (uiting van wat er in het „religieuze" gemoed' geacht wordt te „leven"), zulks dan in tegenstelling met „•wirksames" of „zweoksetzendes Handeln" (dat ook in den eeredienst een bepaald doel nastreeft, b.v. de verheerlijking van God, de opvoeding der jonge kerkleden, de getuigenis van het geloof, en wat dies meer zij; men denke bij deze onderscheiding aan Sdhleiermacher, over wiens onjuiste opvatting inzake karakter en beteekenis van den eeredienst Prof. Dr T. Hoekstra zoo uitnemend schreef in zijn „Gereformeerde Homiletiek"). Tegenover dit alles, dat dan helaas wel „in" de kerk, maar toch iniet „van" de kerk is, en dat dus m.a.-w. geen rechtstreeksche gehoorzaamheid aan de eigenlijke bevelen Gods inzake taak en roeping der kerk is, staal dan hel geloof, en de gehoorzaamheid en de aanvaarding van de Schrift als Gods Woord. De aanvaarding ook van de Psalmen als Gods Woordi Ai züike zaken zijn „\ an" de kerk. En alle „zien op hetgeen der anderen is", mag aan dit eigenlijke •kerkwerk geen afbreuk doen; Paulus heeft zijn woord immers geschreven tot de kerk zelf: het kan dus nooit tegen da; tgene, wat „van" de kerk is, strijden of pour besoin de la cause daaraan afbreuk doen. Zoodra de kerk met bewustheid voet zou geven aan de doorwerking van wat door de Schrift veroordeeld wordt, zondigt zij juist tegen Paulus' bovengemelde vermaning; deze wil immers, dat „als oogmerk van zoeken en doen gesteld' wordt het heil van den ander, en daaraan eigen persoon en begeeren en arbeiden als middel dienstbaar gemaakt, en daarvoor opgeofferd wordt" (Prof. Greijdanus, op Fil. 2:4).

Het heil van den ander.

Maar niet zijn koppig volharden in wat de Schrift een kwaad noemt.

Ik geef Ds Hasper gaarne toe, dat men tegen Paulus' bevel, zóó verstaan, in oviertreding kan zijn, wanneer men uit valsoh conservatisme behoudt, wat eenmaal daar ligt (b.v. het staatscreatuur der oude berijming). Maar men kan er ook tegen zondigen, door terwille van andere, en dan tegenover de Schrift in ongehoorzaamheid levende instituten, water in den wijn te doen, ... en dan daarvan en daardoor te zingen.

Tnsschen de twee hier dreigende gevaren in staande, kan men de vraag overwegen, of het nu zoo ten eenenmale vast staat, dat „een samenwerking van de kerken als zoodanig op dit gelïied in Nederland ondenkbaar is"? Ds Hasper is van dat ondenkbaar-zijn overtuigd; ik nog niet geheel, al ben ik in - vreeze, en al geloof ik met hem, dat van een oificiëel-kerkelijke samenwerking in dezen niet véél te hopen is. Er zijn echter tusschenwegen. Ik denk aan de bijbelvertaling. Als Ds Hasper gelijk had in zijn stellige bewering, dat „ALLEEN hetgeen uit particulier initiatief geboren wordt voor ieder aanvaardbaar is", dan zou deze regel toch óók wel gelden van een bijbelvertalmg. Maar men kan toch wel trachten, door benoeming van deputaten van bepaalde instituten te komen tot een voorzichtig en behoorlijk vrijlatend' overleg, dat aan wat uit particulier initiatief geboren is, correcties aanbrengt, en het gecorrigeerde werk straks aan de kerkelijke beslissing zelf ter keuze overlaat. Ik weet het, het lijkt een luchtkasteel. En daarom wil ik er ook verder geen woorden aan verliezen. De vraag is voorshands slechts, of hetgeen thans uit particulier initiatief geboren is, binnen de Gereformeerde Kerken de door Ds Hasper gehoopte reactie wekken kan.

En dan moet ik in dezen maar aanstonds mijn meening zeggen. Zou Ds Hasper - willen, dat ook de

Gereformeerde Kerken als haar reactie op zijn werk semi-officiëel of officieel het zouden brengen op haar eigen kerkelijke pad' (catechisaties, bemoeiing met vereenigingsleven, etc.) dan vrees ik, dat de bezwaren daartoe te groot zullen zijn bij ti'en bimdel, zooals hij nu daar op onze tafel ligt. Hoopt hij daarentegen, dat inderdaad door officieel kerkelijke bemoeienis, niet zonder ernstig rekening te houden met wat builen dö Gereformeerde Kerken leeft, het ^Taagstuk eener nieuwe psalmberijming in studie genomen zal worden (lietgeen ik, ondanks de groote bezwaren en zelfs ten .spijt van de te verwachten onrust, niet alleen van „vriendenkringen", maai' ook van vele trouwe en hartelijk meelevende menschen, toch lom vroeger reeds genoemde redenen zou toejuichen), dan geloof ik, dat zijn bundel — trots de bezwaren — wel zóó veel moois geeft inzake d© teksten, dat zijn werk in contact met anderen veelszins vrucht kan dragen. De vruchten van dien arbeid zouden dan voor een niet zoo klein deel zélfs kimnen worden „ingedragen" in het eenige daarvoor in aanmerking komende „Jeruzalem", diw.z. in de kerk hier beneden. En ik denk daarbij direct aan de Gereformeerde Iferken. Voor een ander deel zal m.i. veel van Ds Hasper's vi^erk móéten losgelaten worden. •

Deze meening was het, die mij zoo uitvoerig, ook met het oog op latere mogelijkheden, over Ds Hasper's werk deed schrijven. En nu Ds Hasper het verlangt, wil ik ze ook gaarne tegenover zijn nadere „toelichting" handhaven. Wjat dus nog te

zeggen valt, kome hierna aan de orde.


1) Officiëele verklaring: mag gedrukt worden (voor wat ons betreft). 2) Niets staat in den weg (aan publicatie); „geen be-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1937

De Reformatie | 8 Pagina's