GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psycho-analytische zielszorg en Christendom.

II.

To'di 'hebben we in ons- vorig artSJiel nog niet alle moeilijkbeden geschetst, die het optreden van Freudl in het kamp van zijn tegenstander veroorzaakte. Enlielo van zijn leerlingen wilden op zijn miethode voortbouwen, en meenden in zijn systeem ondier aanbrenging van naar hun inzicht geoor^ loiofde wijzigingen, ook aan de religie een helang'rijbe plaats bij de behandeling van zielszieken te kmmen geven.

iWiaar de voornaamste vertegenwoiordigers van deze strooming in Zurich woonden, werd hun streven al spoedig aangeduid als dat van de Zürichier richting. Vooral Jung was daarin ©en van da meest op» dten voorgrond tredende figuren. Maar terwijl zij zelf van oordeel waren, dat zij niet met hun meester braken, bleek deze van een andter oordeel. Hij betitelde hen met den naam van afvalligen en verklaarde hun bedrijf voor on-wietenschappelij k.

Oogenschijnlijk kwam er dus van de zijde der Zwitsersche psychotherapeuten krachtige hulp voor het oude Christendom opdagen. Psycho*analyse en religie behoefden dus, naar het scheen, geen onverzoenlijke vijanden van elkaar te zijn. Misschien kon het C'hrls: telijk denken nu zelfs de waarheidselementen van het systeem van Freud oviememen en deze in een eigen m'ethode van zielszorg verwerken.

Maar in plaats van hulp, blijkt Jungs beschouiwingswijze een nieuw gevaar, dat voor dit denken weer andere vragen en moeilijkliedien naar voren brengt. In eigen kring dreigt nu verdeeldheiid. Er zijn psychotherapeuten, die den Christus ook in him. vak willen dienen, en die üi de Züriclier richting belangrijke aanknoopingspunten daar'voor mieenen te vinden. Maar hoewel er ook bij Jung te leeren en te luisteren valt, voor de Chris'telijke religie als zoodanig is er m.i. bij hem geen winst te verwachten. Integendeel, zij heeft van hem alles te duchten. Dit komt, omdat Jung zich een ander beeld van deze religie vormt dan zooals wij haai- op grond van Gods Woord kennen. Naar z ij n opvatting had het Christendom zich moeten ontwikkelen in de richting van de oude gnosis. Dezie gnosis was het, die getracht had de intellectualistische en aesthetische levenshouding van de wereld der heidensch-antieke oudheid te verzoenen met het zich bewust worden van de waarde der menschelijke ziel, zooals dit aan het optreden van den Christus te danken zou zijn. Daarin had zij het menschelijk leven tot voUcomen ontplooiing kxumen brengen. Maar de kerk had in de eerste eeuwen van onze jaartelling in een strijd opleven en dood de gnosis afgewezen. Daardoor waren allerlei waardevolle elemienten van de antieke levenshouding verdrongen en had de menschelijke ziel zich niet meer harmonisch kunnen ontfwikkelen. De gevoljgen daarvan konden op den duur niet uitblijven. De menscliheid groeide steeds mieer in de verkeerde richting xiit en daaraain droeg de kerk met haar dogmavorming zeker niet de kleinste schuld. Ook aan haar moest een groot dleel van de geestelijke ontreddering van de hedenidaagsche wereld worden toiegesdireven met al den nasleep van neurosen en gevallen van onbe'vredigdheid m-et het leven.

En daarom moet de mensch de wereld weer anders gaan zien. Hij m'oet haar allereerst aanvaarden als een chaos, waarin goed en kwaad door iclkaar gemengd zijn. Wie dit niet erkennen wil en alleen het goede najaagt, verdringt het booze, dat onvermij de-hjk is, en ondervindt daarvan de kwade gevolgen. Hij komt niet tot de nootdzakelijke bewustwording. Wiel beteekent deae bewustwording lijden, een ten offer brengen van het ik, een kruisiging, maar wie door deze diepten is doorgegaan, hervindt zich zelf in de ontwikkeling van al zijn functies, schept een levende synthese, waarin het goede zoO'Wel- als het booze zijn opgenomen. God wordt mensch in hem, de volkoimen menschelijkbeid beteekent de vleeschwording van den logos. En de mensch wordt God, kennende het goed en het kwaad. Hij wordt aan Christus gelijk. Wiens kruis ons is geworden het myihische symbool van de zelfontlediging aan de wereld, en Wienis weg van lijden hij ook volgen moet om te komen tot verdieping en verhooging, om te worden een scheppend centrum met magische kraciht.

Het behoeft geen nader betoog, hoe ver we hier verwijderd zijn van het Christelijk geloof naai- de Schriften. Jung moge zich ontworsteld hebiben aan het naturalistisch rationalisme van Freud en het zieleleven breeder en dieper verstaan, ook hij verzwaart den strijd van dit geloof, omdat het in hem een ouden vijand ziet herleven, met wien het in de eerste eeuwen na Christus zulk een zwaren strijd heeft moeten voeren. De gnosis is daai^om voor hem zoo gevaarlijk, niet slechts .omdat zij het terrein van het godsdienstig leven betreedt, maar ook omdat zij daar spreekt in termen, die wel aan de Christelijke reUgie zijn ontleend, maar waaraan zij vaak een geheel anderen inhoud geeft. Het kan haast niet anders, of in den kriing vajn hen, die zich Christenen willen noemen, dreigt daardoor verwarring en onderlinge verdeeldheid. Tegenover Freud was men het met elkaar eens, dat de consequenties van zijn conceptie leiden moesten tot een absolute verloochening van de geheel eenige beteekenis van het Christendom, tegenover Jung daarentegen beginnien de wegein uit elkaar te gaan.

En dit vooral nu Jung in Maeder een zekere cor"recüe vond, die meer nog dan hij zelf gedaan had, den nadruk legt op de beteekenis, die de Christus voor de genezing van het verscheurde menschenhart hebben kan. En nu zijn er geloovigen, die Maeder daarom zoo hoog aanslaan, omdat liij in een wetenschappelijke wereld, die zich slechts langzaam losmaalit uit de kluisters der rationa^listLsche alleenlieerschappij, den moed had er op te wijzen, dat van het kruis van Christus de kracht tot genezing en wedergeboorte uitstraalt op allen, die den hoogeren zin des levens zoekeni.

En toch is in den grond der zaak ook met Maeder niets gewonnen. Want bij scherp toezien bemerken we tenslotte toch geen principieel verschil tusschen Jung en hem. Ook Maeder ziet de laatste phase van 's menschen ontwikkeling in het opgeven van het ik, waardoor het eigenlijk ware ik, de boven-individueele geest, geboren wordt. Daarop zou ook Christus' Woord geslagen hebben, toen Hij zeide: „De Vader en Ik zijn één".

En ook hier kan deze geboorte slechts plaats vinden langs den weg van het offer, dat door het ik vrijwillig dient te geschieden. Daarom blijft ook bij Maeder het kruis van Christus slechts een lichtend' teeken en voorbeeld en verwijst hij den mensch inpiaats van naar zijn verbrokenheid, die slechts door de vruchten van Christus' vardiensten aan dat kruis en van Zijn opstanding weer in be'ginsel hersteld kan worden, naar zijn eigen inner^ hjk, waarin hij tot de diepste diepten heeft af te dalen, om daar de vonk van het ware leven te vinden, die door aandachtige verzorging tot een innerlijk, verwarmiend en stralend vuur ontwikikeld moet worden.

Ook bij Maeder vinden Schrift en Belijdenis dus geen hol voor him voet. Zijn erkenning van het niet^ationeele beteekent bij hem niet een onvoorwaardelijk buigen voor het gezag van den Bijbel. In hem beluisteren we den vertegenwoordiger der moderne levensphilosophie, die wel met het Chris~ telij, k geloof de ongenoegzaamheid van de mecha'nistische wereldbeschouwing erkent, maar haar eigen weg gaat bij het stellen en oplossen van de groote wereldraadselen. Bij haar beste vertegenwoordigers is er dan nog wel eenige waardeering voor wat het Christendom leert, maar dan alleen voor die elementen daaruit, die in hun gedachtengang verwerkt kunnen worden of omgezet. Het kruis van Christus is daarvoor altijd wel een geiscliikt object geweest. Maar met het geloof, dat de toorn Gods tegen de zonde der menschheid brandt, , dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden, weet, om eenige voorbeelden te noemen^ ook de gnostische gedachtenrichting in de moderne levensphilosophieën niets aan te vangen. Tusschen het Evangehe van de kerk aller eeuwen en de interpretatie daarvan door Jung en Maeder hUjft de kloof onoverbrugbaar.

Ik begon met te zeggen, dat een van de moeiüjkste en gewichtigste problemen voor het Chris^ telijk geloof in onze dagen is, dat van de verhouding tusschen de moderne psychotherapie en de Christelijke religie. Om dit aan te toonen, vestigde ik de aandacht op de z.g. psycho-analyse. En dat niet, omdat zij de eenige richting in de zielkunde is, die voor onze. beschouwingen belang heeft, maar omdat haar invloed op de hedendaagsche psychologie zóó groot is, dat men deze niet vatten kan zonder inzicht in hetgeen Freud in het licht heeft gesteld. Door haar zijn problemen aan de orde gekomen, die zich tenslotte ook in de andere zielkundige stroomingen herhalen. Leert derhalve het Christendom bij bet licht der Heilige Schrift zijn positie tegenover de psycho-analyse duidelijk zien en zijn eigen weg gaan temidden van de vraagstellingen en oplossingen, die deze richting aan de hand doet, dan is hiermee in beginsel ook zijn antwoord gegeven op wat het thans ook nog van andere zijde benauwt en verwart.

De worsteling van de Christelijke rehgie met dte moderne psychotherapie om het behoud en de handhaving van haar heilsgoederen naar de Schriften, vindt derhalve haar sterkste ontplooiing op het terreüi, dat door Freud in de eerste plaats wordt beheerscht. Naar het schijnt, is deze worsteling hopeloos. En het is niet miogelijk er aan te ontkomen. De pogingen tot synthese bleken mislukt. Terwijl een negeeren van de psycho-analyse, die oogenschijnlijk zooveel wetenschappelijk-gefundeerde waarheidselementen

omtrent het zieleleven bevat, leidlen moet tot ©en gevaarlijk piëtisme, dat een wereld, die God niet kent, feitelijk aan haar lot overlaat en niets wetenwil van den geweldigen cultuurstrijd, dien het Christendom heeft te voeren om de verwervpig van zijn historische roepingsmacht ook in de oiït'wikkeling der wetenschap.

Het Cliristolijk geloof kan liier den strijd niet ontgaan. En de vraag rijst, waar liet dien strljid heeft in te zetten.

Nu moge het op het eerste gezicht aantrekkelijk lijken door een z.g. immanente critiek op bet systeem van Freud dit van zijn la-acht te bOT^oven, zulk een poging, hoc waardevol opi zichzelf ook, beteekent, gezien den aard van waft hier in helt geding is, niet meer dan een wetenschappelijke guerilla-oorlog, zonder dat de kern der kwestie ga-aakt wordt. De critiek van het Christelijk denken gaat dieper dan die van de logica of vajn het experiment. Zij zoekt in de eerste plaats te komen tot een zuivere positiebepaling van het geloof t.o.v. de ongeloofselementen, die in de opvattingen der psycho-analytisclie school tot uiting komen. Daartoe moet zij zich rekenschap gieven van do vraag, wellce wei'eldbeschouwing achter die opvattingen schuilt en of deze zich verdraagt met de Cliristelijke. Hier dient de scheidslijn in beginsel getrokken te worden.

En nu zagen wij reeds, hoe Freud beheersoht wordt door zijn naturalistisch standpunt en de beschouwingen van Jung en Maeder hun oorsprong vinden in de moderne levensphilosophieën. Hier zal dus de critiek van bet Christelijk denken moeten iiozetten.

Maar deze zal dan pas tot volkomen ontwikkeling kunnen komen, indien zij steunen kan op een eigen philosophie, die het ongeloofskarakter van deze wijsgeerige stroomingen in zijn verschillende elementen bloot legt en de consequenties daarvan ook met betrekking tot de beschouwing yan het zieleleven aantoont.

Zoo alleen kan principieel verweer geboden worden tegen de grensoverschrijding van de psycho-analyse en gewaakt tegen een onschriftuurlijke vermenging van de moderne psychotherapie met de Christelijke religie.

Toch is lüermee de taak eener Christelijke wijsbegeerte nog niet .afgeloopen. Waar, zooals ons bleek, de verhouding tusschen wijsbegeerte en zielkunde zeer nauw is, zal zulk een Christelijke wijsbegeerte niet slechts negatief voor de psychologie van beteekenis zijn, maar ook positief do richtlijnen moeten aangeven, waardoor deze wetenschap haar juiste verhouding tot de Christelijke religie vindt. Haai- roeping kan niet slechts van critischen aard zijn, maar zij moiet tevens de grondslagen leveren voor een principiëele waar"deering van den schat van kennis, die ook met medewerking van Freud en Jung in den loop der historie omtrent het zieleleven gegroeid is. Ook zij zal moeten meehelpen den verderen ontwikkelingsgang der psychologie en psychotherapie zoodanig om te zetten, dat ook hier het juiste inzicht in de structuur der werkelijkheid gaat doorbreken.

Maar al is hiermede in beginsel aangegeven, op welke wijze het Clirislelijk geloof den strijd tegen de psycho-analytische school in de zielkunde heeft in te zetten, daarmee is no-g slechts een eerst(a poging gedaan om tot oplossing van het door ons aan de orde gestelde probleem te komen. Bij wat bereikt moet worden valt deze poging schier in 't niet. Reeds de gedachte aan een Schriftuurlijke wijsbegeerte doet ons duizelen voor de geweldige taak, waarvoor zij> komt te staan. En haai- kracht is zoo klein. De geheele moderne wetenschap, die zoo doortrokken is van den cultuurgeest en helt geloof van het Westersch humanisme en die ziich zoo zeker waant in haar idéé van de zetfgeiioeg- Ziaamheid van het wetenschappelijk denken, zal zij. tegenover zich vinden.

Een onbegonnen werk dus, al dit pogen en werken? Oogenschijnlijk wel. Maar de eisch van Gods "Woord laat den geloovige liier toch niet met rust. Het gaat hier om de eer van Zijn Koning en het heil van zijn naaste. En het geklank van dien Kiordng is bij Hem, Die gezegd heeft: „Vreest niet. Ik lieb de wereld ov^erwonnen". En al zal het in deze bedeeüng tenslotte blijven bij een zien door een spiegel in een duistere rede, toch zullen de geloovigen geen moieite mogen ontzien om den geheel eenigen rijkdom van het Evangelie in al Zijn schoonheid aan de wereld bekend te malcen. Psychologisdie stelsels gaan onder, maar het eeuwen oude antwoord op de vraag van het verslagen menschenhart: „Heere, wat moet ik doen om zalig te worden? " zal onverminderd haar kracht blijven behouden. Aan de Christenheid dan de taak om het haar toevertrouwde pand zuiver te bewaren en er mee te woekeren ook bij- hiat licht van onze meerdere psychologische kennis, gedachtig zijnde aan Jezus' woord, dat die dienstknechten zalig zijn, welke hun Heer, als Hij komt, zal wakende vinden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's