GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gepredikte Woord, preeken van Johannes Calvijn, vertaald door Ds J. Douraa en Ds W. H. V. d. Vegt.Deel I, Advent- en Kerststoffen met inleiding van Ds W. H. v. d. Vegt. — Uitgave van T. Wever N.V., Franeker.

Het gepredikte Woord.

In den laatsten tijd is ons Gereformeerde volk onthaald op enkele zeer belangrijke werken, die het beter paraat kunnen maken om voort te gaan naar den dag van onzen Heere Jezus Christus. Onder die werken neemt het boek, dat het onderwerp van dit artikel mag uitmaken, niet de minste plaats in. Integendeel, ik geloof, dat ons volk het eerste grijpen zal naar dit boek zonder dat het daarmede die andere werken — ik denk aan het Handboek van Prof. Honig en Ons algemeen Christelijk geloof, van Dr K. Sietsma (tusschen twee haakjes, een zeer belangwekkend boek) en meer —• wU degradeeren. En ik ben van meening, dat het goed is, als ons volk dat doen zal en ik wil zelfs heel gaarne in dit artikel onze lezers opwekken dit boek, indien mogelijk, te koopen, maar in ieder geval het te lezen en herlezen.

•Waarom ons volk het eerst naar dit boek zal grijpen?

In de eerste plaats, omdat het een hoek over Calvijn is. Hoe waar het mag zijn, dat het ons niet om den persoon van Calvijn zonder meer te doen is, wij verheugen ons nog steeds met groote vreugde in God, als we bedenken, wat Hij ons in Calvijn geschonken heeft. En elk boek, dat er toe medewerken kan, hem beter te leeren kennen, en hem beter te leeren begrijpen, moet er bij Gereformeerde menschen ingaan en daarom ben ik er van overtuigd, dat ook dit boek er in zal gaan.

In de tweede plaats: het betreft hier preeken van Cal\'ijn. Gereformeerden hebben door hun Catechismus (vraag 65 bijvoorbeeld) geleerd, de verkondiging van het Woord Gods op' hooge waarde te schatten. We moeten over vele dingen ons voor God verootmoedigen, maar door Gods genade over ons mogen we toch ook getuigen, dat velen in onze dagen verlangend zijn om op te gaan met de gemeente Gods om te hooren naar het Woord Gods, dat hun in den naam van hun Heere Jezus Christus onder toezicht van het ambt verkondigd wordt. Hoe gaarne spreken zij met elkander over vragen, die het preeken betreffen, als daar zijn, hoe het Woord Gods bediend moet worden, tot wie het Woord Gods zich in de prediking moet richten, welke vrucht van getrouwe jirediking verwacht mag worden en hoe erg het is, niet in „de school van God" te komen. Zouden ziji dan niet grijpen naar preeken van dien man, dien zij nog steeds eeren als een groote gave Gods, waarmede zij begenadigd werden door Zijn souverein welbehagen? En zouden zij' dat niet te meer doen, waar de preeken van Calvijn hun tot nog toe niet ten dienste stonden? En nu weet ik wel, dat een preek gehoord moet worden en niet in de eerste plaats gelezen, maar dat neemt toch niet weg, dat velen gaarne ook een preek lezen en zeker eens preeken van Calvijn willen lezen.

En in de derde plaats zal dit boek er in gaan, omdat aan de opgenomen preeken een inleiding voorafgaat, die een overzicht geeft over de prediking van Calvijn. Dit overzicht maakt het boek al zeer belangrijk. Het is van de hand van Ds W. H. Y. d. Vegt. Het had ook door Ds Douma geschreven kunnen worden — al geruimen tijd wordt de Groninger Kerkbode door hem versierd met samenvattingen van preeken van Calvijn — maar overigens had toch bekwamer hand moeihjk gevonden kunnen worden. Ds v. d. Vegt maakt immers al jarenlang studie van de Reformatoren, inzonderheid van Calvijn. Daar zal wel geen werk zijn van Calvijn, of hij kent het en daar zal wel niet veel over den grooten reformator in de voor hem toegankelijke talen verschijnen, dat niet in zijn handen komt. Daardoor is het overzicht zoo belangrijk geworden, dat we haast vragen gaan, waar we meer prijs op moeten stellen, op de inleiding met de vele aanteekeningen of op de preeken zelf. En daardoor zal ook ons volk temeer naar dit boek grijpen en na lezing met dankbaarheid constateeren, dat zijn kennis van Calvijn en van de reformatorische beginselen uitermate is verrijkt.

Ja, ongetwijfeld zal ons volk dat constateeren. Een korte samenvatting van den inhoud kan ons dat reeds doen zien.

Ds V. d. Vegt begint dan met enkele opmerkingen over de prediking van Calvijn en wij'. Dit stuk wordt gedragen door de gedachte, dat de prediking het hoofdkenmerk is van de ware Kerk. „Wie dus een ware Kerk gelooft en weet, dat de strijd van deze Kerk de geschiedenis der wereld behearscht en beshst, dankt God, dat deze wereldhistorische beteekenis der prediking bij Calvijn zoo onweersprekelijk is uitgekomen." (pag. 3).

Het tweede hoofdstuk handelt over de Schriftwaarheid, dat zonder de Prediking geen heil is. Van der Vegt doet uitkomen, dat Calvijn deze waarheid zeer scherp heeft gezien, al wist hij uiteraard wel, dat God, Die ons aan de middelen bindt. Zelf niet aan de middelen gebonden is. Daarom, „als de klok luidt", wordt ieder verwacht „in de school van God" (de kerk), zelfs de professoren. En de heerlijkheid van het samenkomen in de kerk is dan, dat men in gemeenschap met elkander hoort naar het Woord van God. Op deze wijze heeft Calvijn „de onvergelijkelijke waarde van den schat der prediking" den kinderen der Kerk aanbevolen, (pag. 7).

Het derde hoofdstuk is getiteld: miliüa Chri; sÜ. Prediken is krijgsdienst verrichten voor onzen Heere Jezus Christus. Dies is predildng zeeir heerlijk, maar ook zeer moeilijk. Vaak zuchten de predikers, zooals Calvijn zelf gezucht heeft, maaier is in dien arbeid ook heerlijke troost en dienst des Woords is nu eenmaal een strijd. Die hooge dienst stelt de gemeente niet op nonTactiviteit. De gemeente moet toezien, of het , Woordi recht gepredikt wordt. God wil kinderen, die onder-scheiden. ZoO' zal „de reine predikatie des evangelies aan de Kerk haar vast bestand geven en zal ze haar eigen heerlijkheid zijn." (pa, g. 10).

In het vierde hoofdstuk vinden we Calvijns loflied op de prediking. Christus is op aarde bij! ons door de prediking. Zijn troon wordt in de prediking opgericht. „Ja, wanneer het evangelie gepredikt wordt, begint tegelijk met de stem van den prediker het heilig 'bloed van Christus te d/ropipelen." (pag. 11). Natuurlijk maakt Calvijn daarbij de predikers niet los van hun Zender. Maar God is zoo goed, dat Hij Z ij n werk aan hen toeschrijft. En tevens waarschuwt hij de predikers, wier hoogheid aardsche hoogheid te boven gaat, voor zelfverheffing.

In het vijfde hoofdstuk bespreekt Van der Vegt de doeleinden van Calvijn's prediking. Ze bedoelt de eere Gods, die — Gode zij dank — onlosmakelijk verbonden is met het heil der lieve kinderen Gods. Zijn prediking is dan ook Tlieologisoh en Christocentrisch, al is zij niet aan een bepaald schema gebonden. Zij dwinge ons tevens tot gehoorzaamheid aan God, en onze vreugde bestaat toch hierin, dat wij in den dienst van God zijn hersteld, (pag. 15.)

Het zesde hoofdstuk draagt als titel: Geen speculatie. De Heilige Geest leert ons slechts dingen, die nut hebben. We mogen het "Woord niet te buiten gaan. Allerlei onderscheidingen, die in de scholen van die dagen onderwezen werden, laat hij dan ook bewust ter zijde. Ook streeft hij er niet naar, zijn preeken „mooi" te maken. De kinderen der kerk moeten verstaan, wat goed en kwaad is. „Wanneer de dienst des Woords hen de zonden niet afleert, zal het van de liland van den dienaar geëischt worden" (pag. 19).

In het 7de hoofdstuk wordt de eerepositie der prediking besproken. De preekstoel staat in het middelpunt. De Kerk is een leger aan het front en door de prediking der kerk wordt het koninkrijk Gods uitgebreid. „De scepter in het Koninkrijk Gods is volgens hem het sacrosanct© woord van Christus, zonder welken Hij niet regeert" (pag. 23). De Kerk zij daartoe geestehjk middelpunt en hoogtepunt der menschheid. Deze gedachte werd door Calvijn niet alleen geformuleerd, zij werd ook.in prakïijk gebracht.

Dies heeft men Calvijn beschuldigd, dat hij in Geneve de theocratie herstellen wilde. Men zag hem als half-Roomsch in dezen. Maar de reformator zag de grenzen en de valsche Kerk, Rome, zag die niet. Maar hij wilde, dat ook koningen en overheden „hun les" zouden ontvangen in de prediking. Christus, "Die over alles regeert, wU door de uitspraken der kerk het staatsgezag binden aan de ordinantiën Gods.

Helaas, de meeste overheden verwerpen de uitspraken der kerk. Zoo wordt Calvijns prediking zeer eschatologisch. „"We zijn nog op marsah, Jeruzalem is nog niet gebouwd, Salomo voert nog niet den scepter" (pag. 27). En „juist de groote verwachting naar de komende heerlijkheid houdt zijn hart bevangen in een spanning, die zich ontlaadt in opperste activiteit" (pag. 27).

In het 8ste hoofdstuk laat de schrij'ver zien, dat de prediking actueel moet zij'n. De preek - zij niet louter verklaring, zij' zij ook' toepasselijk. z|l boude zich bezig met het sociale leven, met lietl politieke leven, met het kerkelijke leven. Zij' moet vermanend zijn, maar ook vertroostend. „We zwalken in dit leven op een zee van ellende, we zp in deze wereld verzonken in een afgrond van misère." „We hebben haast naar het koninkrijk 1 Gods." „Het is genoeg, dat God ons liefheeft" (pag. 31).

In het 9de hoofdstuk wordt gehandeld over het adres der prediking. De prediking richte zich tol de gemeente van Jezus Christus. Haar komen krachtens Gods verbond al de beloften Godsl toe. Hel is bijzondere voorzienigheid Gods, als we een preek mogen hooren. Men neme die prediking in geloof aan en dat mag een ieder doen. Maar wie ongehoorzaam is, is een rebel, zondigt veel meer dan kinderen des verbonds. Men boude met die ongeloovigen rekening. De hypocrieten — menschen, die zeggen, dat zij' Heer en zijn en toonen, dat zij het niet zijn —, moeten scherp gewaarschuwd worden. Er moet dns in de prediking onderscheid gemaakt worden. De prediking vermane tot onderzoek naai- de echüieid van het geloof en tot een onderzoek, of we niet zorgeloos leven. En de prediking dringe er op aan, dat de gemeente de zekerheid des geloofs hebben zal. „Onze zekerheid is, dat •wi} zeker zijn van Gods beloften" (pag. 38). Maar, die God niet gelooven op Zijn Woord, zijn Hem een gruwel.

Tenslotte spreekt het 10de hoofdstuk over den stijl van de prediking. De prediking zij: vriendelijk, zooals God vriendelijk is. Maar zij moet scherp zijn, als zij verworpen wordt. Echter, dan spreekt! God een „vreemde" taal. Verder zij' de prediking eenvoudig. Naakt als het kruis. Allerlei rhetoriekl doet tekort aan de majesteit des Woords. Men brenge niet allerlei verhaaltjes in de pirediking. Men preeke vervolgstoffen en men behoeft zidi niet te houden aan het kerkelijke jaar.

Lezing van de inleiding zal doen zeggen, dat onze kennis van de reformatorische beginselen en van Calvijn zeer verrijkt werd, zoo sclirc-f ven wij'.

Men kan echter ook vragen: is het nu bij' Calvyn zoo, als V. d. Vegt het ons toekent? Voorl zoover ik het beoordeelen kan, geloof ik, dat we deze vraag met „ja" mogen beantwoorden. Ik g& l loof inderdaad, dat Calvijns prediking hier wordt weergegeven in trouw aan de waarlieid. Natuttr-I lijk is het altijd mogelijk, dat dit boek verworpen wordt. Er zijn menschen, die zulk een wonderlijke opvatting van Calvijn hebben — ik denk aan^wl werk van H. J. Couvée: Calvijn en Calvinisme dat zij deze inleiding als niet-waarheidsgetrouw zullen betitelen. Maar zij, die Calvijn niet willen dringen in het schema van hun eigen besohou'wingen, zullen zeer zeker erkennen, dat we in dit boek goede voorUchting hebben en zullen de inleiding op hoogen prijs stellen.

Men kan echter ook vragen: kimnen we, vier eeuwen verder gekomen zijnde, ook Calvijns gedachten aanvaarden? Ds v. d. Vegt steekt het niet onder stoelen of banken, dat hij' heel ver met de prediking van Galvij'n medegaat. Hij doet dat niet in alles. Het is er hem om te doen < getrouw beeld van Calvij'ns prediking te geven, ! maar hij kon dat te gemakkelijker doen door zijn vergaande sympathie voor Calvijns gedaoliteii I Toch laat hij' uitkomen, dat hij geen repristinaüe wil, geen critiekloos teruggrijpen naaj- den Geneef-I schen reformator om zijn ideeën nu als het einde van alle tegenspraak te zien. Hij' laat dat af en toe nadrukkelijk uitkomen.

Misschien echter, dat we in Van der Vegts bescliouwingen over Calvijns gedachten van de verhouding tusschen Kerk en Staat moeten spreken van een te ver meegaan. Een recensie leent zich niet om dat verder uit te werken.

Ook zal ieder, die leest, wat Calvijn denkt aangaande den stijl der prediking opmerken, dat in onze kerken veelszins anders gepredikt wordt dan Calvijn het deed. Ds. v. d. Vegt laat het doof'I schemeren, dat hij in dezen vaak meer meegaall met Calvijn dan met methodes, die onder ons toegepast worden. Ik wil niet verhelen, dat ik in dezen sta aan de zijde van Ds v. d. Vegt. I" ieder geval, confronteering met de preekmethode van Calvijn kon wel eens tot meerdere reformatie leiden, en om die confrontatie is het Ds v. d. Vegt vooral begonnen.

Misschien, dat we niet zoo hoog moeten staan met een synthetischen opbouw als velen onzef doen, misschien, dat het voor sommigen gewensdil ware terug te keeren tot de „eenvoudige" preeken van Calvijn, dat we ons wat minder moesten storen aan het z.g.n. kerkelijk jaar, opdöt meer f' legenheid open kwam voor prediking van Sdhri''' gedeelten, die nu niet aan de beurt kunnen kovaeü misschien, dat sommigen onzer predikanten meer rekening moeten houden met bet gM zelschap der hypocrieten, welke in de K*'"' onder de goeden zijn, misschien, dat het toepas' selijk gedeelte der prediking beter tot zijn redi I zou kunnen komen en vooral ook, dat toepassiDo niet alleen gezien worde in ingaan op ^c •bevindelijke leven, zooals zoo vaak gemeen

wordt, maar ©en aanwijzing meer en meer -n'orde, hoe de gemeente in alle omslanaigheden gj. vreugde het gebod des Heeren bewaren kan. Ik mag hier wel de hoop uitspreken, dat Ds v. d. vcö-t gelegenheid vinden mag om eens zij'n eigen öcdachlen over deze materie te geven. ° Wo zien wel, dat de inleiding van Ds v. d. Vegt stof tot denken en schrijven kan geven. Zij geve echter bovenal stof tot danken en prij'zen. Wat is het heerlijk Gereformeerd te zijn en te mogen jjeiiooren tot een ware kerk van onzen Heere Jezus Christus! Wat een hooggestemde lof mag er in deze inleiding zijn om die ware kerk en haar pi-cdiking! Wat een dure roeping ecliter ook om jjiderdaad ons ware kerk te betoonen door reine predicatie des Evangelies! En, wat zal de HEERE veel van ons eischen, waar Hij ons zooveel heeft toebetrouwd! Hij heeft door Zijn bijzonder bestel ons zoo rijk gezegend: hoe zullen wij' ontvlieden, als wij al die gaven misbruiken in zelfverheffing en den strijd, de miütia, vergeten?

De HEERE helpe ons. Hij make ons getrouw m alle omstandigheden. Bovenal m de kerkelijlke omstandigheden. De kerk is verscheurd. Binnenland'sche twisten teisteren ons bovendien. We zijln maar een klein kuddeke „en de rest van de wereld is van den duivel". Geve de HEERE, dat we met Calvijn krachtig mogen strijden door Zonding en Evangelisatie om den duivel zijn prooi te ontrukken en dat we aanhouden mogen in den strijd om te bewaren, wat ons toebetrouwd is. Leeren wij onzen Heere Jezus Christus aan te roepen en Ie verstaan, dat wij' in Hem al de goederen zullen verkrijgen, die ons ontbreken; en dat wij, als wij Hem ontvangen. Die alle volheid van genade bezit, alles zullen hebben om ons over te verblijden. Kortom, wij zullen ons reeds nu beroemen Idnderen Gods te zijn, erfgenamen van Zijn koninkrijk, ook al kruipen wij hier nog op de aarde en zijn zulke ongelukkige schepselen, als Gods Woord het ons voorhoudt en ieder het bi| zichzelf moet kennen" (Einde van Galvijns preek over Matth. 1:18—21, pag. 113.).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's