GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Barchem-Beweging.

III.

In deze artikelenreeks moet zonder twijfel meer breedvoerig worden gesproken over de woorden dio vanaf de oprichting van de vereeniging „Woodbrookers in Holland" van meer dan gewone beteekenis geweest zijn: komen in oprecht verlangen naar God.

Vele malen is deze zin het thema geweest van de begroetingstoespraak van den cursusleider bij de opening van een nieuwen cursus te Barcbem. Vele malen is deze zin ook te vinden in de brochures en artikelen, die door de bestuursleden en de gewone loden zijn geschreven om het werk van Biarchem meer bekendheid te geven. Vele malen is een uitnoodiging rondgezonden om naar Biarchem te ko^ men en kennis te nemen van de lezingen die daar gehouden werden. Welke overtuiging men ook mocht zijn toegedaan, welke bezwaren men ook mocht gevoelen, deze waren alle te ondei-vangen, indien men slechts wilde komen in oprecht verlangen naar God.

We moeten ons er op bezinnen wat onder deze woorden verstaan moet worden en of deze wooirdien inderdaad voldoende zijn om als basis voor samenspreking te dienen. Mogen we op grond van dezen zin metterdaad verwachten, dat hier vruchtbare besprekingen mogelijk zijn tusschen sprekers en bezoekers van verschillende dogmatische overtuiging?

Er wordt zonder nadere preciseering gesproken van een „oprecht verlangen naar .God". Is deze korte zin werkelijk voldoende te achten en schuilt hierin een belijdenis waaraan ik houvast heb?

In zeker opzicht gelooven we deze woorden bevestigend te mogen beantwoorden. Als het verlangen naar God werkelijk verlangen dat gewerkt is door den Heiligen Geest, mag worden geheeten, dan vinden we in korte samenvatting in dezen eenen zin reeds een menigte andere dingen. Dan vinden we daarin de brandende begeerte naaf het onderzoeken van het Woord Gods en de hunkering om te komen tot de gemeente Gods en heit huis Gods. Dan vinden we daarin de begeerte tot de beoefening van de gemeenschap der heiligen; dan beluisteren we daarin immers de gemeenschap door het geloof met den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus.

Over dat echte verlangen wordt ook gesproken in Psalm 42. In het begin van dezen psalm wordt door den dichter gezegd: Mijn ziel hijgt naar U^ o God! Dorst heeft mijn ziel naar God, naar den levenden God: — maar direct daarop wordt de vraag gesteld: „Wanneer kom ik en zie ik het aangezicht Gods? " En dan weer vers 5: Hieraan wil ik gedenken en mijn .ziel in mij uitstorteni: hoe ik in den kring der edelen trad naar Gods huis met tonen van jubel en dank, ©en feestvierende m-enigte!"!)

Eenzelfde gedachte vinden we ook in Psalm 84 vers 3: Mijn hart verlangt, ja smacht naai- de voorhoven des Heeren; mijn hart en mijn vleesch jubelen den levenden God toe. ^)

Het verlangen naar God dat door den Geest Gods gewerkt is sluit dus in zich het verlangen naar het hooren van het Woord Gods en het komen tot de plaats van samenkomst tusschen God en Zijn volk, en vele dingen meer. Maar nu is het zeer de vraag of de officiëele en vooraanstaande figuren in de Barchem-beweging dit alles met ons in deze woorden hooren. We willen ons niet beroepen op een persoonlijke uitlating van deze of gene, die, hoewel lid van de Vereeniging Woodbrookers in Holland op dit punt toch wel eens niet zou kunnen spreken uit naam van het bestuur en van de leden. We zullen slechts de officiëele getuigenissen laten spreken.

We willen dan wijzen op- enkele uitspraken uit het nummer „Geestelijke Richtlijnen" dat als dubbel-nummer van de Barchem-Bladen verscheen ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de B; archem-beweging in 1933. In afwijldng van andere nummers werd dit dubbel-nammer samengesteld op verzoek van en in overleg met het bestuur van de vereeniging, wier voorzitter. Ds F. Kleijh, toen met de vier redacteuren een commissie van uitvoering vormde. Bovendien werd dit boekje blijkens het voorbericht niet slechts als een dubbelaflevering aan de abonees, leden en niet-leden gestuurdi, maar aan alle leden der Vereeniging en werkverbanden toegezonden als een geschenk van bet bestuur.

„Dit is — zoo zegt het bestuur — ons aller bezinning, het hier geschrevene vraagt de toegewijde aandacht van alle leden. Ook van hen die sÜ. ia jaren, onder welke omstandigheden ook, niet in Barchem-bijeenkomsten waren, ook van hen wier belangstelling voor het eigen tijdschrift maar zelden geboeid werd. Ben beziniüng als deze wendt zich met twee aangezichten naar verleden en toekomst. Zij make ons warm door deemoedige dankbaarheid, zij make ons sterk tot dankbare bereidheid." 3)

We hebben hier dus een geschrift waarin het bestuur der vereeniging zich uitspreekt. Dit boekje opent met een artikel „oprecht verlangen naar God".

En welke verklaring wordt nu gegeven van deze woorden?

„Oprecht verlangen naar God" — ik hoor daarin een zeer ernstige, zeer eenvouddge, en deemoedige levensfundeering op' den allerlaatsten grond. Ernstig, want het is opreclit. Oprecht is toegevoegd aan het reeds de oprechtheid insluitende „verlangen" als het ware om de strenge gerichtheid op zuiverheid der ziel te onderstrepen, en er wordt een kreet achter wakker van den armzaligen mensch, die telkens zichzelf als tooneelspeler ontmaskert, naakt en eerlijk voor deze laatste diepte te staan. Eenvoudig is zij ook, deze uitspraak, maar met de groote diepzinnigheid aller ware eenvoudigheid. Niets dan verlangen, kan bet schameler? Maar er is geen woord bijna, waarin zoo klinkt de onvermoeibare, onverzadigbare drift van het menschelijk hart naar het andere dat ook het eigene is, naar den verren horizon, die zijn cirkel zal sluiten binnen de eigen ziel, naar de oorsprongen die de voleindiging zijn, naar de gronden die hervonden worden als hoogste top. Verlangen, dit is bij uitstek het woord, van wie zidh in zijn kleine menschelijke eenzaamheid herkende voor de volheid van het al, in de drift der tijden voor de allerwegen omgevende rust der eeuwig-

held, in den smet der zonden voor de klare bogen eener 'heilige volmaaktheid. En naast deze herkenning en haar schaamte de heerlijkheid van uit dit Al, vanuit deze eeuwigheid, vanuit deze heiligheid te worden doorstroomd met levendi vuur en in zalig nooit verzadigd worden. Daarom is verlangen, oprecht verlangen tenslotte sbeeds verlangen naar God, zij schuiven in elkander over onze diepe menschelijke verlangens; zij zijn een net van sterrebanen, bestaanbaar slechts om deze eene centrale zon. Met dit laatste beeld moge, indien het nog noodig ware, worden aangeduid dat dit groote verlangen niet een eigengereide opzet is zicilizelf een hemel te conslrueeren of te bouwen, maar dat het de weerklank is van de roepende diepte Gods, dat het ontstoken is aan de genade." *)

Men ziet al dadelijk dat deze verklaring geheel en al afwijkt van de hierboven gegevene. Wat wij als "Gereformeerden kunnen halen uit dezen zin, dat halen anderen er volstrekt niet uit. Bij Üe laatsten komt het Woord Gods niet eens in het gezichtsveld. Zij denken aan gansdi andere dingen.

En hoewel het aan het slot van het citaat wordt tegengesproken, wordt hier naar onze gedaclite wel degelijk een poging ondernomen om zicihzelf een hemel te bouwen, omdat dit verlangen immers geheel en al omgaat buiten het Woord Gods.

En hoe is nu deze geheel verscihillende uitlegging van deze simpele woorden te verklaren? De schrijver van dit artikel in „Geestelijke Riditlijnen" gaat uit van de ervaring. Na een beschrijving ge^geveii te hebben van de verscheidenheid cüe in het moderne leven is te vinden, komt hij tot deze slotsom: „De bontheid van elks individueel leven, naar ziel en geest, en de daaruit voortvloeiende veelvoudigheid van de ziele- en geestes-uitlng, van smaak, van overtuiging, van verlangens, van partijkeuze, werd kakelbont van individualistisdhe nuances, het samenklinken der enkelstemmen een caoophonie. En dus kwam de reactie, dus zoöhten de besten ordening, harmonie, gemeenschapi, norm, als eenige kans tevens tot kraclit. Het proces i& volstrekt niet nieuw, het is bijna een natuurgebeuren, maar wij zijn heden van bijzonder krachtige werkwijze daarvan getuige.

Hier rijzen zeer principiëele vragen, waarin Biarchem een eigen antwoord gaf en verwerkelijkte.

Deze vragen: hoe is de veelvuldigheid van bewustzijnsleven, van aspiratiesi, van daaddrift, te herleiden tot eenheid? Is zij dat steeds of slechts tot bepaalde grenzen? Is éénwording gebonden aan voorwaarden? Is zij denkbaar zonder verloochening van het waardevol bijzondere? ^)

Gaat de schrijver van dit stuk dus redeneeren vanuit de verscheidenheid die zich aan zijn geest opdringt, om met het oog daarop enkele riditlijnen aan te geven en den arbeid van Barchem nader uiteen te zetten, de belijdenisschriften van onze kerk blijven bij de dagelijksche ervaring juist niet staan. De belijdenis der kerk vraagt duidelijk en beslist, als zij er van gesproken heeft diat de mensch van nature geneigd is God en zijn naaste te haten, dat alle menschen zijn afgeweken en dat er niemand is die goed doet: Van waar komt dan zulk een verdorven aard des menschen? En dan wordt In het antwoord teruggewezen op den val en de ongehoorzaamheid van Adam en Eva in het Paradijs.

B. M.


1) Vert. van de Korte Verklaring.

2) Vert. als boven.

3) a.w. Ter inleiding.

4) a.w. pag. 7, 8.

5) a.w. pag. 4.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1939

De Reformatie | 8 Pagina's