GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Het komt er juist op aan, zoo zeide ik, vooral ook voor onzen verwarden tijd door het ongeloof, dat wij letten op den grondslag voor al ons werk en voor alle leven.

Dat fundament is, zooals de Schrift ons leert, onze Heere Jezus Christus, schepper en herschepper, zoodat alles door Hem en Zijn verlossend werk wordt gedragen. Want Hem is gegeven alle macht in den hemel en op aarde.

Niemand kan ook een ander fundament leggen en de mensch probeert het eigenhjk ook maar niet. Hij wil er zelfs niet van weten. Het is er niet, zegt hij in zijn revolutie en ongeloof.

Hij wil op andere wijze werken, n.l. door het gebouw, waaraan hij naar Gods bestel werken moet, tot een eenheid te maken, beheerscht door den mensch en zijn eigenwijsheid.

God de Heere zegt: één fundament en daarop zal opbloeien een veelkleurig, uitermate gevarieerd leven. Een verscheidenheid, zóó groot, als geen mensch het zich kan denken. Geen twee bladeren aan een boom geUjk en toch een kruin, ' die des Heeren lof in haar schoonheid en Mank verkondigt. Geen twee boomen geüjk en toch een prachtig bosch.

Veel schooner nog: geen twee menschen gelijk, vader, moeder en kinderen, allemaal onderscheiden, en toch één heerlijk gezin, een schoonheid van wonderlijke pracht, ails het maar leeft uit het ééne fundament.

En nog iets mooiers: geen twee kerkleden gelijk en toch ajlerwege, als God het wil door Zijn Geest en Woord één ware kerk.

Er is maar één fundament, en een ander is er niet. Kon ook door niemand anders dan door God worden gelegd. En alleen datgene, wat daarop in gehoorzaam geloof is gebouwd, en datgene^ wat leeft in nauwe, gehoorzame gemeenschap raet het ééne levend fiindament kan, waarlijk gezegend en goed zijn.

Het is zeker niet voldoende, als wij zeggen: ja, Jezus Christus is onze Heer, zooals men oecumenisch thans roept.

Want God de Heere gaf niet alleen dat fundament, maar Hij schonk ons ook het bouwplan, alles naar Zijn ordinantie en Hij, de Drieëenige God, is de eenige werkelijke architect. Hij gaf ons Zijn Woord.

En alleen als wij leven en werken uit dat Woord en naar dat Woord allen dag en alle uur, als vyij geheel gehoorzaam leven, dan kunnen wij alleen goed en stevig bouwen.

Maar, in de derde plaats, vrij moeten ook hierop letten, dat de Koning der kerk en de Koning der koningen de verkondiging van dat Woord aan Zijn kerk heeft toebetrouwd en alzoo de bediening van den heiligen doop; het is immers nadrukkelijk door Hem gezegd, vóór Hij henenvoer naar Zijn troon, aan Zijn kerk en aan niemand anders.

En nu mogen en moeten alle menschen bouwen en bewaren, bewaren en bouwen ter voltooiing van de werken Gods en elke levenskring krijgt daarin zijn eigen, wel omschreven taak, maar de kerk des Heeren moet het Woord bedienen voor alle leven.

Het gaat dus in ons leven alleen maar goed, als Jezus Christus door ons wordt erkend als het eenig fundament, als wij bouwen allerwege in geloovig volgen van Zijn Woord, en dus luisteren naar de Kerk des Heeren, die dat Woord bedient. Niet alleen als „heilsinstituut" zooals thans door antirevolutionaire leidslieden wordt verkondigd, en zooals ook Napoleon en Hitler de kerk wel konden dulden, alleen voor een goed plaatsje n a dit leven; maar hier hebben wij de wet voor gansch het leven hier op aarde, voor allen levenskring, niets uitgezonderd, voor aUe dingen van den dag.

Men zegt dan verschrikt: maar dan krijgt die kerk alles te zeggen. Beef er voor als een kerk valsch wordt, omdat zij niet meer leeft uit en naar het Woord. Maar dank God den Heere, als het gaat om de ware kerk, die haar taak, haar eenige taak kent en goed vervult.

Nu is de mensch van God afgevallen en, levend in ongehoorzaamheid en ' dwaasheid, wijs bij zich zelf. wil hij van dat ééne fundament niet weten en van het Woord Gods niet en van de ééne, ware kerk niet.

Nu zeggen vele menschen: maar alle kerken zeggen, dat zij de ware kerk zijn. Wonderhjk, dat zulks een reden kan zijn, dat de ware er niet is.

Alle menschen zijn leugenaars, zooals de Schrift zegt, maar daarom is de waarheid niet verdwenen en is de ware nxensch niet onmogelijk. De bewering van menschen maakt het zeggen van God niet onwerkehjk.

Want de ware kerk, zoo zeiden onze vaderen, is altijd te herkennen; hieraan, dat zij het Woord (iods naar waarheid bedient, en evenzoo de sacramenten, en de goede tucht handhaaft.

De Koning der kerk zal zeggen, waar de ware kerk is, en Hij zal haar belijden en eere handhaven, zij het ook eerst bij den jongsten dag.

De mensch, die van God is afgevallen, kan geen fundciment leggen, maar nu zoekt hij zijn kracht niet in Jezus Christus en in Zijn Woord, doch in de eigen gevonden eenheid.

Hij kan de verscheidenheid niet dulden. Die is, naar de philosofen zeggen, zelfs de oorzaak van het kwaad. Zoo Hegel en Kierkegaard en Barth. Alles moet in den bovenbouw één zijn, want anders loopt alles mis.

Hij vindt zelfs uit, dat deze wereld van veel verscheidenheid, die de zondige mensch tot allerlei tegenstelling heeft gemaakt, door een kwaden god is geschapen.

Zoo gaat de mensch dan den toren van Babel bouwen, tot God de Heere de menschheid uiteenslaat in vele volken en tongen en talen.

Maar de eigenwijze mensch blijft denken aan, en streven naar den wereldstaat.

En zoo ook naar een wereldkerk.

Als zulke eenheid moet worden verkregen door verloochening van het fundament, dan moet dat maar zoo. Maar de eenheid zal er zijn.

De weg Gods is wel anders.

Want als na den Pinksterdag het Woord Gods, verkondigd door de kerk, het leven van alle volkeren ingaat, dan krijgt elke plaats, hoe klein ook, haar eigen zelfstandige kerk. Haar kandelaar. Maar als allen bhjven zien op Hem, Die midden tusschen deze kandelaren wandelt, dan is de eenheid er ook met handhaving van de zelfstandige verscheidenheid.

De ongehoorzame mensch zegt echter: neen, naaar daar moet een hiërarchie zijn, machtige menschen moeten leiden, concilies en synoden en pausen en bindingen en uitwerpingen en vervolgingen. Doch waar wij dit opnierken, daar is het eenig fundament en het Woord vergeten.

Zoo ging het ook met het staatsieven.

Er zou moeten zijn een rijk gevarieerd staatsieven naar den aard van de verscheidenheid van volk en ras en taal en tong. Liefst kleine staten, zei Augustinus, hoewel hij leefde in een wereldstaat. Maar hij dacht aan de stad Gods.

Dus vele zelfstandige plaatselijke kerken en een rijke verscheidenheid naar den eigen aard van alle leven, doch maar één fundament en maar één Woord en één goede beüjdenis. En dan is de eenheid er ook.

En vele zelfstandige volken en staten, een geweldige verscheidenheid, maar Jezus Christus het fundament van het recht tusschen al die volkeren. En in die rijke verscheidenheid dus toch de eenheid. In het fundament en in den bouw in gehoorzaamheid aan dat fundament.

Komt er dan geen groote verwarring?

Wij kunnen dit alles alleen in het waarachtig geloof aanvaarden en beleven. De Barthianen maken heel wat drukte over Abraham, die dan alleen maar een idee is, een soort existentieele philosoof. Wat zou hij het onrustig hebben gehad in zijn tent, als hij zoo was geweest.

Maar de Schrift zegt van den vader aller geloovigen: „welke tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken".

Want er stond geschreven: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld. En Abraham geloofde zonder al die philosofische drukte, want hij vrist te doen te hebben niet met een verborgen God, maar met God, Die de dooden levend maakt en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren. En zoo was hij ten volle verzekerd dat hetgeen die God hem beloofde Hij ook machtig was te doen.

Alles heel eenvoudig en zonder allerlei gezoek in zijn binnenste, of hij wel waarlijk was, waar hij wezen moest; zonder eenige mystiek. Hij had het Woord (ïods en dat was hem net genoeg. En zoo is hij gerechtvaardigd uit het geloof.

Wat is de Schrift toch eenvoudig en duideUjk zooals onze vaderen dit beleden, terwijl wij maar al bezig zijn met onze woorden en beelden de dingen te verduisteren.

Als wdj zoo in en door het geloof leven, behoeven wij ons niet angstig te maken dat alles verkeerd zal loopen omdat er geen „hoogstaande" menschen en synoden zijn, die het te zeggen zullen hebben. Want wij hebben niets anders te doen dan gehoorzaam te leven. CJod zorgt wel voor den voortgang van Zijn werk. En daar staat toch geschreven, dat het tevergeefs is, dat wij ons uitslooven, zoo God de stad niet bouwt en bewaakt.

Hij geeft het Zijn kinderen als in den slaap.

Dat beteekent niet, dat wij niet bouwen zullen en

waken; Psalm 127 zegrt ons dat wel anders. Het beteekent, dat wij ons niet zullen bekommeren om onnoodige dingen, als wij maar leven uit het levend fundament, en naar Zijn Woord. De Heere zorgt wel dat alles gaat naar Zijn heiligen Raad.

Wij, eigenwijze, zondige menschén, zeggen echter telkens: dat gaat zoo nooit goed en wij zoeken naar eenheid in het bouwsel, dat wij zullen bouwen, naar ons klein en verdorven verstand.

En dan roepen wij om een wereldstaat, omdat er anders altijd oorlog zal zijn. En die zucht naar den wereldstaat heeft de historie met bloed en tranen gedrenkt.

En wij roepen om. een wereldkerk en om groote synoden en oecumenische eenheden, en die zucht neiar de eenheid met verloochening van het eenig fundament heeft elke bladzijde der wereldhistorie met onschuldig vergoten bloed doortrokken.

Wij zoeken naar_een eenheidsmaatschappij en socialisatie en geleide economie en een staat, die heel het leven verzorgt, en er is niet dan ellende en ontevredenheid en strijd van klasse tegen klasse en volk tegen volk, en mensch tegen mensdhf vreeselijke verdrukking.

De verwarring wordt al grooter, en wij moeten onze vierlegenheid bedekken door groote woorden en door allerlei geweld.

Daarom is het zoo noodig, dat de ware kerk des Heeren, die haar trouw aan het fundament en dus ook haar zelfstandigheid in en door Hem alleen mag handhaven, weer met aUe kracht wijst op het fundament, op het levend Woord Gods, op de eenig ware kerk, die dat Woord moet bedienen in trouwe gehoorzaamheid.

Dat is de Reformatie, en anders is er geen.

En zegt gij misschien: maar hoe zal dat kleine groepje, overal verstooten en veracht, iets kunnen doen te midden van deze wereld vol verwarring en ellende en ongeloof en verzet tegen God en den Heere Jezus Christus?

Laten wij dan eens vertellen van de geschiedenis van kerk en wereld.

Want ook de ervaring kan ons leeren. Immers is bet God de Heere, Die deze historie beheerscht.

Met hartelijke groeten en heilbede.

Uw toegenegen, MARNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's