GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reformatie en Wachter

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatie en Wachter

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe was de verhouding tusschen „De Reformatie" en dat gedeelte van de leden der (gereformeerde Kerken, wat vaak is aangeduid als „de oude A-groep", die sinds 1902 haar orgaan had in „De Wachter"? Het is de moeite waard daarop terug te zien — vooral nu in de vrijmaking een nieuwe periode in de kerkhistorie openging. Ik denk bij dat laatste aan een gesprek tijdens onze reis naar den eersten „Schooldag", die na de vrijmaking gehouden werd. Toen daar de vraag werd gesteld, of „De Wachter" weer zou verschijnen, klonk van meer dan één kant het antwoord: „dat is nu niet meer noodig!" Kerk en Theologische Hoogeschool behoorden nu sterker bij elkaar dan ooit sinds 1892 was gezien.

Maar laten we teruggaan tot het begin. Hoe was de reactie in den* kring van „De Wachterbond", toen „De Reformatie" verscheen? Het lezen van de aanvankelijke naamlijst der redacteuren en medewerkers van „De Reformatie" geeft het idee, dat dit blad door de „Wachter"-lezers met gemengde gevoelens werd begroet.

Intusschen schreef de redacteur van „De Wachter" een hartelijk welkomstwoord van den volgenden inhoud:

„Het nieuwe Weekblad is er. De geboortedatum werd een paar maal verschoven. Maar van uitstel kwam hier geen afstel. En naar het eerste nummer te oordeelen, mag onze jongste perszuster er zijn Het eerste nummer doet veel goeds verwachten. De uitgevers Oosterbaan en Le Cointre leveren goed werk. Moge „De Reformatie" krachtig meewerken tot handhaving en dooi-werking van de beginselen der Reformatie!"

Even later wijst „De Wachter" op het merkwaardige feit, dat prof. Obbink een vrij gunstige verwachting had van „De Reformatie". Hij vond in het eersts num^mer „beloften voor de toekomst". De Wachterredacteur merkt hierbij op: „Wat dit in de pen van een Ethische beteekent, ligt voor de hand." Wanneer prof. Obbink zijn goede verwachting dan nader omschrijft, voegt „De Wachter" daar aan toe: „Zoo weet dus de Reformatie, wat Prof. Obbink van haar verwacht." We proeven in deze opmerkingen de levendige belangstelling van een vertegenwoordiger der oude „A-groep" voor de vraag: welken koers zal „De Reformatie" varen?

Al in 1921 wordt die vraag verscherpt door de opkomende kwestie-Geelkerken. „De Wachter" oefent kritiek op uitlatingen van dr Geelkerken en dr B. Wielenga in „De Reformatie". Terwijl het eerste or-

gaan zich verzet tegen het optreden van Geelkerken C.S., wordt dit in „De Reformatie" gedeeltelijk verdedigd. Pas later, in de jaren rond 1926, trekkert beide bladen weer één lijn.

Tenminste, wat déze kwestie aangaat. Want overigens blijft er nog wel schermutseling merkbaar. Sprekend is vooral de polemiek tusschen prof. Hepp en „De Wachter" over de opleidingskwestie, in verband met nieuwe voorstellen tot erkenning van het promotierecht der Theol. Hoogeschool. Prof. Hepp werd aj, in 1921 op de vingers getikt, toen hij beweerde, dat de eenheid van opleiding in 1902 alleen was uitgesteld op grond van de toenmalige omstandigheden, en er zelfs deze opmerking aan toevoegde: „Wanneer men het soms doet voorkomen alsof het beginsel der eigen inrichting het offioieele beginsel onzer kerken is, dat door ieder voor zijn rekening moet worden genomen, doet men de historie geweld aan." Hoe de oude A-groep hierop reageerde, behoef ik zeker niet breed weer te geven! De officiëele stukken uit den tijd der veroeniging in 1892 werden aan prof. Hepp weer voorgehouden; en tegelijk gaf ds W. Diemer lucht aan zijn verontwaardiging, ook tegen prof. Grosheide, die eveneens iri „De Reformatie" over dit onderwerp zicïi had uitgelaten: , , Prof. Grosheide redt zijn private meening, door het woord beginsel in een heel andere Veteekenis te nemen als het bij alle letterkundigen het geval is. Maar Prof. Hepp spant de kroon. Hij geeft een exegese, die nog nooit is gekend. Welk een knappe exegeticus is toch die nieuwe professor "

Ja, deze voorvechters voor de Theol. Hoogeschool kwamen terecht in vuur, toen ook nog in „De Reformatie" pogingen gedaan werden om het bestaansrecht van de Kamper School te ondermijnen. Wat moet daa^tegenover hun vreugde groot zijn geweest, toen in 1927 Ds K. Schilder in datzelfde blad naar aanleiding van een nieuw voorstel tot erkenning van het promotierecht opmerkte, „dat ik persoonlijk tegen de gedachte van verleening van het promotierecht aan Kampen geen mij overtuigende bezwaren heb hooren inbrengen en integendeel vee'! er voor voel" (waarna hij in een aantal nummers stuk voor stuk een aantal versleten argumenten tegen het promotierecht als waardeloos liet zien). Prof. Hepp was intusschen tegelijkertijd bezig met een antwoord aan prof. Bouwman, die in „De Bazuin" zich uitliet over „de verkeerde strooming, die aan de Vrije Universiteit onderscheidene jonge mannen medetrok", waartegenover door Hepp werd opgewekt tot „edele konkurrentie" tusschen de beide opleidingsscholen

Dit zijn even enkele grepen uit de eerste jaargangen van „De Reformatie". Het is de moeite waard, zich na een kwarteeuw nog eens in de situatie van toen te verdiepen. Want dit is zeker: de Reformatie-schrijvers en de Wachter-groep hebben van elkaar wel iets geleerd. „De Wachter" bleef waakzaam tegen alles wat het gezag der Belijdenis kon ondermijnen, zooals blijkt uit de geoefende critiek op een artikel „Reformatiementaliteit", waarin gewaarschuwd werd tegen een „magische vereering van de belijdenisschriften". Dergelijke deformatie-verschijnselen zijn naderhand gelukkig verdwenen. Omgekeerd heeft „De Reformatie" stimuleerend gewerkt om in frisschen stijl allerlei actueele onderwerpen aan de orde te stellen bij het licht van Gods Woord. De namen Reformatie en Wachter zijn in dit verband wel typeerend ter aanduiding van het karakteristieke verschil tusschen deze twee Maden en een groot gedeelte van hun diversen lezerskring. Dat ze elkaar tot steun geweest zijn, is vooral gebleken in den tijd van 1930—'40, toen het onweer kwam opzetten, dat in de oorlogsjaren over ons losbarstte.

Wij staan nu in een nieuwe periode. Een oude A-groep kennen wij niet meer: de vrijmaking heeft ons ook in dat opzicht in de ware ruimte gebracht. De nog korten tijd herleefde „Wachter" is verdwenen. Aan „De Reformatie" de taak om te voldoen aan den wensch, dien de Wachter-redacteur bij haar verschijning neerschreef: moge zij krachtig meewerken tot handhaving en doorwerking van de beginselen der Reformatie!

L. DOEKEE-.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

De Reformatie | 24 Pagina's

Reformatie en Wachter

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1950

De Reformatie | 24 Pagina's