GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Maria, de moeder van onzen Heere Jezus Christus (XV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Maria, de moeder van onzen Heere Jezus Christus (XV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE VROUW, BEKLEED MET DE ZON. Op. 12.

In Hand. 1 wordt voor de laatste maal in de Heilige Schrift uitdrukkelijk van Maria gesproken. In de brieven van den Apostel Paulus wordt van Maria met geen woord gerept.

Wanneer Paulus in den brief aan de Galaten de geboorte van den Heiland vermeldt, doet hij dit met de simpele woorden: eworden uit eene vrouw (Gal. 4 : 4).

Ook in de andere brieven wordt van Maria niet gesproken.

Alleen in de Openbaring van Johannes wordt in het 12e hoofdstuk een grootsch visioen ons beschreven in den strijd van de vrouw en den draak. Van R.K. zijde heeft men in dit hoofdstuk gemeend een beschrijving te vinden van - Maria, als de Koningin des Hemels.

In dit artikel willen wij nu nagaan, of in Op. 12 inderdaad van Maria sprake is, of de vrouw, bekleed met de zon de Moeder des Heeren aanduidt.

Professor Greijdanus wijst in zijn verklaring van de Openbaring er op, dat in Op. 12 uitdrukkelijk sprake is van een t e e k e n „waardoor het karakter van beeldspraak van hetgeen in dit hoofdstuk voorgesteld wordt, opzettelijk als herinnerd, en door onderstreping te kennen gegeven wordt. Wij hebben dus hier symbolische voorstelling, die nog eens afzonderlijk als zoodanig gekarakteriseerd wordt en moeten dat bij de verklaring niet vergeten'-).

Johannes ziet dit teeken in den hemel. „Wij schijnen te moeten denken, dat Johannes plotseling deze vrouw boven aan den hemel ontwaarde, terwijl

zij nederdaalde naar de aarde, en daarna zich op de - aarde bevond^).

Wat wordt nu met deze vrouw bedoeld?

„Deze vrouw stelt de gemeente voor, eerst de Oudtestamentische gemeente, zooals uit haar de beloofde Messias geboren moest worden en deze dan ook verpersoonlijkt in Maria, de moeder des Heeren, daarna de gemeente der nieuwe bedeeling tot het einde. Het is ééne gemeente des Heeren, van den aanvang tot den oordeelsdag, ofschoon de personen, die tot haar behooren, op aarde wisselen, en zij onderscheiden bedeelingen doorleeft en in verschillende vormen optreedt»).

We hebben hier in de Openbaring dus de gedachte dat de Heiland niet maar alléén het Hoofd der Kerk, maar ook het Kind der Kerk is.

Prof. K. H. Miskotte meent, dat deze gedachte overigens in de Schrift niet voorkomt*). Maar dan kunnen we wijzen op Jes. 9 : 5. Want een kind is o n s geboren, een zoon is o n s gegeven. Ook hier is de Messias duidelijk het Kind der Kerk. Trouwens heel de strekking van het geslachtsregister van den Heiland in Mattheus I is er op gericht aan te wijzen, dat Christus is het Kind der gemeente.

Het is van beteekenis, dat prof. Greijdanus er op wijst, dat, hoewel met de vrouw in Openb. 12 bedoeld is de gemeente, deze toch als verpersoonlijkt is in Maria. Met de vrouw in Openb. 12 wordt niet Maria, maar de gemeente bedoeld, doch Maria behoort tot de gemeente des Heeren, door Maria ziet de Heiland het levenslicht.

Dat wij bij de vrouw in Op. 12 niet uitsluitend aan Itlaria te denken hebben, blijkt ons duidelijk uit het feit, dat we van de vrouw lezen, dat ze vluchtte in de woestijn, vs 6, dat de draak heenging, om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, vs 7.

Bovendien, de uitdrukkelijke opsomming van al de namen van Satan: raak, oude slang, duivel en satan, wijst ons aan, dat we te doen hebben met den eeuwenouden strijd tussohen de vrouw en de slang, waarvan reeds in het Paradijs gesproken werd. Gen. 3 : 15.

Prof. Greijdanus wijst er op, dat in de Schrift dikwijls voorkomt het beeld eener vrouw voor 's Heeren gemeente, zoowel in 't O. als N.T.^'). Hij verwijst naar Hos. 2 : 1, waar Israël de vrouw des Heeren genoemd wordt; Joh. 3 : 29, waar staat: ie de bruid heeft, is de bruidegoni; Ef. 5 : 32, waar het gaat over het huwelijk : Deze verborgenheid is groot, doch ik zeg dit, ziende op Christus en de Gemeente.

Aan de gemeente, niet aan Maria, is gegeven de heerschappij. In het Scheppingsverhaal lezen we, dat de zon heeft de heerschappij des daags, en de maan en de sterren de heerschappij des nachts. Gen. 1 : 16. Hier in Op. 12 is alles onderworpen aan de gemeente.

De Schrift leidt dus allerminst heen naar een verheerlijking van Maria, de Moeder des Heeren. Haar is alleen een taak gegeven op natuurlijk terrein in den staat van Christus' vernedering. Zoodra Maria in Zijn ambtstaak tracht in te grijpen, wordt zij door Jezus op haar plaats gezet.

In den staat van Christus' verhooging treedt zij alleen op als eenvoudig kerklid, dat een bijzondere beteekenis heeft bij het samenstellen van het Evangelie van Jezus Christus.

Met de vrouw in Openbaring 12 wordt niet Maria bedoeld, maar de gemeente des Heeren.

Wij willen nu zien tot welken omvang de Roomsche Kerk de Marialeer heeft uitgebreid.


1) S. Greijdanus: De Openbaring des Heeren aan Johaimes, p. 249.

2) a.w. p. 250.

3) Greijdanus a.w. p. 250.

4) K. H. Miskotte: Hoofdsom der Historie, p. 236.

5) a.w. p. 260.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Maria, de moeder van onzen Heere Jezus Christus (XV)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 april 1951

De Reformatie | 8 Pagina's