GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Ik zei, dat de mensen van onze tijd, ook de grote meerderheid der christen-gelovigen, bang zijn voor de kerk; dat is de kerk, die nog getrouw mag zijn aan haar enige en wezenlijke taak: de zuivere gehoorzame verkondiging van het Woord des Heren. En hoe klein is die kerk en hoe spaarzamelijk gevonden in de wereld van deze dag.

Nu is dit een merkwaardig ding. Want alles in onze tijd spreekt van macht. Men droomt er van des nachts en streeft er naar des daags. Op macht is men belust en dies wil men een groot getal door eenheid allerwege.

De staat wordt machtig, en heeft machtige wapenen. En daar zijn machtige organisaties met machtige leiders. Zie eens, zonder macht begint en bereikt men niets. Wij moeten macht hebben om niet te vrezen. Maar het machteloze, dat kunnen wij gerust verwaarlozen.

Maar waarom is men dan zo bang voor de kerk des Heren en haar verkondiging van het Woord Gods, gehoorzaam en getrouw?

Daar is immers geen machtelozer organisatie dan zij?

Zij is verdwijnend klein, heeft geen ander wapen dan het Woord Gods en dat Woord loopt men allerwege zo maar onder de voet en wie doet dan wat? Het communisme — ja dat is een macht om te vrezen en laat ons zorgen voor een even groot aantal geweldige wapens. Maar die getrouwe kerk?

Zijn wij er nog, wordt het ons te lastig onder haar vermaan en tucht, een klein briefje Inet enkele woordjes, en wij zijn van haar af, en kunnen voorts in allerlei soort kerk terecht.

Kloppen de ambtsdragers aan onze deur, wij geven niet thuis.

En verder? Niets. Wij zijn vrij en kunnen in de wereld van vandaag overal des te betere plaats bekomen.

Wat zich nog met de naam van kerk bedekt rekent met die mentaliteit. De Roomse kerk sluit vriendschap met humanist en socialist, want die zijn machtig.

Het Ned. Herv. kerkgenootschap heeft machtige synoden en vele raden en geleerde theologen. Zij schikt zich naar de wereld en de buitenkerkelijke wereld moet haar toch redelijk achten.

Voorts is er de oecumenische actie, die alle kerken tot een eenheid maken zal en zij heeft naar de moderne smaak haar wereldconferenties, geleerde rapporteurs en weidse rapporten.

En de grote kerkleiders reizen de wereld rond en hebben, evenals de wereldpolitici en wereldgeleerden aangename en niet al te kostbare vacanties; op kosten van 't gemeen.

Zou de wereld, als de kerk geen kerk meer is, haar nog haten? Zou zij haar niet zoeken? Zij behoeft immers niets los te laten van al haar schoon cultuurgoed ?

Dit alles is te verstaan.

Maar minder gemakkelijk wordt zulks, als wij komen tot wat men dan gelieft te noemen de gereformeerde „gezindte" of het „calvinisme".

Daar is nu juist heel in het bijzonder vrees voor de kerk.

Men doet er net andersom als elders het geval is. Men schuift de kerk al maar achteruit, zo zelfs, dat de zichtbare kerk althans voor de zes dagen der week, onzichtbaar, of wil men, onvoelbaar wordt.

Zeker, men eert haar synoden, die al deftiger gela, at vertonen.

Maar het werk der kerk wordt beperkt tot de Zondag.

Dan weet men nog iets van de belijdenis. Haar belijdenis.

Maar voor de week is er het „Koninkrijk Gods", en dat is heel wat anders. Men zoekt dit, vooral strevende naar het eigen recht.

En wat het Woord Gods daar, op het brede gebied van het leven, van ons in ons belijden en leven vraagt, dat zullen de christelijke organisaties wel uitmaken. Voor elk „terrein" een eigen belijden. Voor de arbeid en voor de „cultuur", dat is de pret en de sport. Wij zetten voor alles, wat ons smaakt, het bijvoeghjk naamwoord Christelijk. Net als ik las van een „Christelijke activiteit" inzake die cultuur; en het program begon dan met goochelen en eindigde met toneelspel. Ja, zeide de leider: alles wat adem heeft love de Heer.

Alleen op de Zondag, neen, dan gaan wij naar de kerk. Natuurlijk. Als die kerk ons in haar prediking dan maar aangenaam bezig houdt en ons sticht. Vooral die Zondag, die „heiligen" wij, en is dan het christendom niet helemaal klaar met het leven? Het leven van de dag, waarmee de kerk zich niet bemoeit, en het leven voor de toekomst, het hiernamaals?

De politieke en sociale machthebbers roepen, als het moet, de dienaren des Woords wel in conferentie bijeen en vertellen hun wat zij te doen hebben. Tot steun dan van organisaties en haar werk wel te verstaan. En zij tonen „begrip" te hebben ook.

Men ^kan zo met verschillende kerken wel terecht want is er niet de pluriformiteit? En zo vormen wij eenheden, die macht kunnen oefenen, en sterk worden vooral tegen het communisme.

En de leiders der kerken verstaan, wat de wereld aan federalisatie en sociale werkzaamheid nodig heeft. Willen zij wat zggen, laten zij het goed doen. Willen zij zwijgen nog te beter. Men kan het buiten de kerk wel af.

Daar is toch nog wel wat meer dan de kerk. Er is toch ook het „Koninkrijk"?

Maar wat men niet moet hebben is het binden der consciëntie aan de volle eis van het Woord. Daar is men bang voor. Dat zien wij nu rondom ons heen.

En wat mij nu vooral treft is, dat er nog in de nu weer vrijgemaakte kerk des Hereen zijn, die dit alles wel niet helemaal mooi vinden, maar toch ook op hun wijze bang zijn voor de kerk en de zuivere verkondiging van het Woord Gods, dat heel ons leven, ook dat van de dag, toch raakt.

Want als zij gaarne vasthouden, wat zij goed gezien behoorden te verlaten, dan vinden zij zulke verkondiging, die de dingen bij hun eigen naam noemt, lastig.

Zij willen dan niet horen van de ware en de valse kerk.

Want zie, overal zijn gelovigen en de gelovige bepaalt dus waar de kerk is. Hoezeer de geschiedenis der kerk ons leert, hoever ook 'nkind des Heren kan afdwalen.

Zij protesteren, als zij horen zeggen, dat de ware kerk des Heren met haar getrouwe Woordverkondiging in het centrum van het leven staat. Waar zij ondanks alle machten der wereld blijft staan tot het laatst der dagen. Want zal de mensheid niet naar het Woord Gods geoordeeld worden?

Het is alles ietwat vreemd, maar het behoeft ons niet te verwonderen. Zou de kerk des Heren niet in een tijd, als wij nu beleven, een zware strijd hebben te strijden ook tegen de onwil menigmaal van haar eigen kinderen?

De moeilijkheden, die wij in ons leven kennen, mogen ons daarom niet ter rieer slaan. Veeleer behoren wij moedig de strijd voort te zetten en bidden en werken, of het God moge behagen. Zijn kerk in het midden van ons volk te laten leven en strijden. Want Hij zou haar ook uit ons volk kunnen wegnemen.

Dat de synoden der gebonden kerken hieraan niet denken blijkt uit alles. Daar zegt men nu: laten wij het ons niet meer druk maken over die vrijgemaakte kerken. Wat betekenen zij? Heeft U misschien ooit zo'n armzalig gezelschapje gezien?

Zouden wij, om met een harer grote mannen te spreken, daar jaloers op zijn?

Men zegt voorts: die vrijmaking deed ons immers weinig kwaad. Nu ja een barstje, maar wat deert het ons?

Men is sterk en rijk. Zie maar eens naar die grootse Vrije Universiteit, die groeit, naarmate zij minder waarlijk recht heeft christelijke universiteit te heten. Wie kan daar niet terecht?

Zo steekt men de handen uit naar alle kant en vergeet wat men aandurfde. Ja, het bleek nu weer, dat men, schaamtelozer dan ooit, het liegen durft te heten, als er wordt gezegd, dat men van zijn bindingen niets losliet, ook niet de veronderstelde wedergeboorte.

Wat zullen wij van dit alles zeggen? Mogen wij klagen of wanhopen? Voorzeker neen.^

Want dan lezen wij maar de Schrift. Het is nog niet zover met ons als wat de apostel Paulus met blijdschap kon verdragen. Hoezeer het kan komen.

Toch kan reeds gezegd: wij worden gescholden. Ja, laat ons zegenen. Wij worden vervolgd. Ook dit. Laten wij bidden om de kracht, om te verdragen. Wij worden gelasterd, wij zijn geworden tot uitvaagsel der wereld en aller afschrapsel als tot nu toe.

Als iemand nog vraagt waar de kerk des Heren is, laat hij dan daarop zien, en weten waar hij moet zijn als hij waarlijk de Koning der kerk gehoorzaam wil wezen.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 september 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 september 1952

De Reformatie | 8 Pagina's