GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studentenalmanak 1965 - pagina 271

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studentenalmanak 1965 - pagina 271

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

ga snijden, begint hij over de liefde en hij vraagt of ik van kinderen

houd. Ik knik, wat moet je anders, en hij glimlacht. De kop wordt nu

duidelijker. Hij komt dichterbij en vraagt op een rare toon of ik soms

zelfmoord wil plegen. Ik knik weer, wie a zegt, zegt ook b, en hij legt

zijn hand op mijn schouder. Zo jong nog en nu al grapjes maken over

de grootste tragiek van de mens, zegt hij zacht, dat lees je vaak tegen-

woordig. Nij kijk ik verbaasd op. Wat weet u van mij, wie bent u, waar

bemoeit u zich mee, vraag ik nogal arrogant. Hij is niet van zijn stuk

gebracht. Hij glimlacht alleen begrijpend, maar hij trekt wel zijn hand

terug. Hij kijkt naar de grond waar niets te zien is. Hij is even lang als

ik, maar hij heeft donker haar. Zijn neus is scherp. Hij lijkt intelligent.

Dan kijkt hij me opeens aan. Zijn ogen zijn vol met iets wat je begrip

zou kunnen noemen. Ik geloof dat ik nu weet wat je met dat doodshoofd

bedoelt, zegt hij. Zijn stem is een beetje veranderd, het is alsof hij aan

m'n oor fluistert. Ik heb dat ook gekend, vroeger, dat verlangen om er

een einde aan te maken, maar je weet niet precies aan wat. Een soort

zelfmoord en dan weer opnieuw beginnen. Maar dan moet je eerst een

symbool oprichten, een symbolische grafzerk, tussen andere symbolen.

Geloof je niet dat het zo is? Hij kijkt me vragend aan, maar het be-

grip verdwijnt niet uit zijn ogen. Ik sta hem maar aan te staren, ik kan

niet eens denken. Maar dan bedenk ik ineens dat hij bedacht heeft,

wat ik moest bedenken, dat ik leef zoals een ander het bedenkt en

ik sla hem hard in het gezicht.

Toen werd het hem duidelijk dat hij alles zelf verzonnen had. Hij

lachte hardop, het klonk raar in zijn kamer. Buiten was het zeer stil.

Hij lachte nog harder, totdat iemand beneden het licht aantrok. Zijn

gezicht stond nog in een lach, zijn mond wijd open, een kramp. Je kon

niet zien of hij lachte of schreeuwde van pijn.

br.

271

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1965

Studentenalmanak | 400 Pagina's

Studentenalmanak 1965 - pagina 271

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1965

Studentenalmanak | 400 Pagina's