GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 27

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 27

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

NATIONAAL en GEREFORMEERD De voornaamste tegenstand, die overwonnen moest worden, kwam niet van de zijde der vijanden, maar van vrienden, van broeders, op wier medewerking men had gehoopt. Het verging Kuyper niet anders dan Groen. Deze heeft voortdurend contact gezocht met zijn ethische of irenische vrienden en is telkens weer in hen teleurgesteld. Niemand, die dat zoo goed begrepen heeft als Jan de Liefde. Van Londen uit, waar hij de laatste jaren van zijn leven doorgebracht heeft, schreef hij in het voorjaar van 1868 Groen een brief, toen hem het bericht bereikte, dat deze in het district Arnhem niet gekozen was. Hij betuigde hem zijn instemming, maar voegde er bij, dat hij voor zich hem al lang niet meer in de Kamer gewenscht had, overtuigd als hij was, dat Groen daar zijn ,,uitnemenden, krachtigen, heerlijken wijn in de zee uitgoot, die er geen zier zoeter door geworden i s " ; hij zou beter gedaan hebben met zich aan het hoofd van een vrije kerkelijke beweging te plaatsen; dan zou hij, ,,latende de Kamer voor ' t geen ze was, een kies-personeel te voorschijn geroepen en opgevoed hebben, waarop wat- beter zou t e rekenen geweest zijn, dan het tegenwoordige beginsellooze, moedelooze en krachtelooze pygmee~ëngeslacht". ,,Gij hebt h e t " — zoo gaat hij dan ; , voort, — ,,vermoed ik, nooit geloofd — gij hebt het P^Ithans nooit gehoopt — wat helaas toch maar al te waar was, namelijk dat uwe eigentlijke vijanden niet waren de liberalen, niet Thorbecke, niet de Roomschen, maar uwe vrome orthodoxe dominees, die stomme honden, die, om hunner huid wille, allen loyalen, eerlijken strijd vermeden, die trouwelooze huurlingen, die liever medelijden met de schapen uitdrukten dan met en voor de schapen l e d e n ; zulke oude wijven als Hasebroek en Heldring, zulke koele komkommers als Chantepie en Beets, zulke wandelende soepterrines als Doedes en Oosterzee. Deze hebben er wel altijd zorg voor gedragen dat het leger, waarop gij rekendet, geen kruit en lood h a d . " ^^ Naar den indruk, dien deze felle ontboezeming op Groen gemaakt heeft, kunnen we slechts gissen. Dat hij ze met onverdeelde instemming gelezen heeft, achten we uitgesloten; daarvoor stond hij in zijn kerkbegrip te ver af van den van huis uit Dooperschen-De Liefde; ook heeft hij', van zijn kant de betrekkingen m e t de door dezen zoo scherp gehekelde predikanten en professoren nooit verbroken. Toch kan er daarom zeer wel invloed op Groen van zijn uitgegaan; we meenen dien in rekening te mogen brengen bij de verklaring van het feit, dat hij meer en meer vertrouwen is gaan schenken aan den jongen Kuyper, ook een predikant, maar een, die als het er op aan kwam, het niet bij praten en protesteeren laten, doch ook handelen zou. Het lijkt wel, of we ver zijn afgedwaald. Toch is dit zoo niet. Waarin Prof. Van der Leeuw ook verschillen nioge van Groen's ethische öf irenische vrienden, is ook

Tweede gedeelte van gehouden bij de opening de Vrije Unirersiteit op 1946, dooT prof. Dr

de der 30 A.

toespraak, lessen aan September Goslinga.

hij niet een man met veel critiek, maar die ons ten slotte weinig verder brengt? Onze openbare universiteiten, imiversiteiten van een Christenvolk, het klinkt zoo mooi, maar hoe er toe te geraken? Was er in de vorige eeuw zoo maar één geweest, de V.U. zou nooit zijn opgericht, en mocht er in de toekomst ooit een komen, die men met recht zoo noemen kan, dan — hiervan houd ik mij overtuigd — zal dit tot op zekere hoogte aan haar optreden en haar arbeid te danken zijn. Wat nu de zware aanklacht betreft, die ik U straks in extenso voorlas, moge ik opmerken, dat zij niet bepaald tot ons gericht is, maar in het algemeen tot de ,,christelijkheid". De inhoud biedt echter voldoenden grond om aan te nemen, dat zij, zooal ni<"t uitsluitend, dan toch mede op ons betrekking heeft. Ik behoef er slechts aan te herinneren, dat Dr Kuyper er door de linkerzijde voortdurend van beticht is, dat hij ons volk in ,,Christenen" en ,,paganisten" verdeelde. De een sprak dit den ander na, zoodat velen ten slotte te goeder trouw gingen gelooven, dat h e t werkelijk zoo was. D r Kuyper echter heeft wel gesproken van het wederopkomen, in ons volksleven, van ,,paganistische factoren", maar nooit ontkend, dat ook aan gene zijde van de scheidslijn tusschen rechts en links Christenen gevonden werden. ^^ Er zou misschien nog wel meer tegen de aartklacht zijn in te brengen, zoo zij nader was toegelicht. Nu is het niet altijd duidelijk, waar zij op doelt. Zoo in het algemeen komt zij mij te forsch, te kras voor. Ik zou echter volstrekt niet durvüi beweren, dat wij in dezen geheel vrijuit gaan en met betrekking tot onze ande^rsdenkende volksgenooten en ons volks als geheel niet in gebreke gebleven zijn. Het zich-organiseeren op eigen terrein brengt altijd zijn gevaren met zich, dat van zich in zelfgenoegzaamheid op te sluiten en van meer te ijveren voor eigen groep dan voor h e t volksgeheel, h e t gevaar ook dit zelfs min of meer uit het oog te verliezen. Het is echter niet zoo, dat het besef van aan die gevaren niet steeds ontkomen te zijn in eigen kring geheel ontbreekt. Ik kan mij hierbij beroepen op de toespraak, die coll. Grosheide het vorige jaar bij de opening der colleges gehouden heeft. Sprekende over den strijd tusschen Kuyper en Hoedemaker liet hij zich toen aldus uit: ,,Ik moet daar evenwel oogenblikkelijk aan toevoegen, dat wel niet Kuyper zelf, doch velen van zijn volgelingen het heel de kerk en heel het volk veel te vaak uit het oog hebben verloren. Zij waren tevreden met het eigen kringetje, waar ze het aardig goed hadden. En ze hadden zooveel voor-dat eigen kringetje te zorgen en zooveel voor hun zaak op te brengen, dat ze aan het nationale niet toe kwamen. Wij, ik bedoel onze kring, hebben ons te weinig Nederlanders gevoeld en dat heeft zich in ons op1795

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

VU-Blad | 105 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1947 - pagina 27

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947

VU-Blad | 105 Pagina's