GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1950 - pagina 111

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1950 - pagina 111

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De antv/oorden op de prijsvraag der Litterarisclie Faciliteit Voorjaar 1950 schreef de Faculteit der Wijsbegeerte de volgende prijsvraag u i t :

De Faculteit verlangt een beschrijving en beoordeling van de meest belangrijke pogingen, in den modernen tijd zowel van Protestantse als van Rooms-Katholieke zijde ondernomen om de mogelijkheid van een Christelijke wijsbegeerte aan te tonen. Op deze prijsvraag zijn binnen den gestelden termijn twee antwoorden ingekomen, het éne onder het motto 'Vetera novis augcre', het andere onder de zinspreuk 'Deus scientiarum Dominus'. Gehoord het advies der Philosophische Sectie kwam de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte bij de beoordeling tot het volgende resultaat. I. Het antivoord onder het motto ' Vetera novis augere'' De Schrijver verdeelt z'n stof in twee hoofddelen, van Avelke het eerste de beschrijving, het tweede de beoordeling brengt. Beide hoofddelen hebben zowel op Rooms-Katholieke als op Protestantse visies betrekking. Eerst iets over de beschrijving. Bij die van de standpunten in het Rooms-Katholieke kamp terzake van de mogelijkheid ener Christelijke wijsbegeerte ingenomen, passeren achtereenvolgens Blondel, Gilson-Maritain en de Leuvense School de revue. Waarna dit stuk sluit met een vergelijking van deze drie groepen. In de weergave van wat ten dezen op Protestants erf te vinden is, bepaalt de auteur er zich toe een resumé der opvatting van de Wijsbegeerte der wetsidee te geven. De critische beoordeling. De schrijver wijst de visie van Blondel beslist af. Zijn eigen standpunt is dat ener dialectische en daarom levende spanning tussen het 'Credo ut intelligam' en het 'Credo quia absurdum'. Van hieruit poogt hij de vaak diep ingrijpende verschillen die de Rooms-Katholieke denkers verdeeld houden té harmoniëren. Eén beoordeling van de Wijsbegeerte der wetsidee blijft achterwege; na enkele inleidende beschouwingen zegt de auteur slechts: 'Een critiek hier zon dus moeten bestaan in het nagaan van de mogelijkheden die liggen in de combinatie Calvinisme-

Wijsbegeerte, met als tegenpool eventueel het nagaan van het schriftuurlijk karakter van het Katholieke natuur-genade-'schema', zoals dit ook reeds is geschied door Prof. Robbers in een edel tweegevecht met Prof. Dooyeweerd. Maar daar het voor zich spreekt, dat dit een volledig tegenover elkaar stellen van Protestantisme en Katholicisme met zich meebrengen moet, en zo per se steeds eindigen moet in het zich gesteld zien tegenover de fundamentele punten waar de wegen in geloofsleer en dogma essentieel uiteengaan, zien we ons genoodzaakt hieraan voorbij te gaan'. Waarna hij nog slechts wijst op de z.i. niet te ontkennen parallel tussen Blondels' 'philosophic du désir naturel' en de Wijsbegeerte der wetsidee. Daar waar de Schrijver op z'n onderwerp ingaat maakt z'n werk veelszins een beslist gunstigen indruk. Na de beschrijving van de Rooms-Katholieke concepties heeft hij zich veel moeite getroost helder en uitvoerig de verschillende standpunten te schetsen. Inzonderheid zijn exposé van Blondel's gedachtenwereld getuigt van omstandige kennisname en scherpe analyse. Wat hem te meer als verdienste mag worden aangerekend, daar hij deze opvatting resoluut verwerpt. Ook de wijze waarop hij de Rooms-Katholieke groepen met elkander vergelijkt is verhelderend. En bij de weergave van Dooyeweerd's visie treft de rustige, bescheiden en zakelijke wijze van ontleding en weergave. Tegenover deze voordelen staan echter belangrijke schaduwzijden. De beschrijving, die reeds ten aanzien van de divergenties in Rooms-Katholiek milieu breder had gekund, schiet bij de Protestantse verscheidenheid ernstig tekort: buitenlandse denkers worden niet genoemd en zelfs van visies hier te lande zó bekend als die van Kohnstamm en Loen vindt geen vermelding plaats; slechts één richting, die van de Wijsbegeerte der wetsidce, komt aan bod, en ook bij haar beperkt de Schrijver zich geheel tot één auteur en dan nog weer uitsluitend tot diens hoofdwerk. Ook de beoordeling vertoont opvallende leemten. Zo bevreemdt het, dat de Schrijver, wanneer hij Blondel's conceptie verwerpt, niet wijst op de antinomie, dat genoemde auteur wel van de onzelfgenoegzaamheid der natuur wil uitgaan, maar desondanks de z.i. ook slechts natuurlijke rede voldoende zelfge2157

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950

VU-Blad | 131 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1950 - pagina 111

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1950

VU-Blad | 131 Pagina's