GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1956 - pagina 98

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1956 - pagina 98

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

recht van vandaag. Het probleem ligt in wezen hierin: de christen is vrij van de Mozaïsche wet, maar hij weet zich gebonden aan Gods Woord. Evangelie en wet zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Niet een uit het geheel gelicht onderdeel der Mozaïsche bepaUngen, maar alleen Gods Woord als geheel kan onder leiding van Gods Geest ons richtsnoer zijn. Vrij van de wet en gebonden aan Gods Woord; dit blijft het mysterie waar men niet uit komt: de wet der vrijheid (Jac. 2 vers 12). Aan het debat werd door velen van de talrijke vrienden en vriendinnen van de V.U., waarvan de meesten oud-leerhngen waren, deelgenomen. De middagvergadering splitste zich in twee secties. In een daarvan kwam aan de orde het referaat van Dr. A. C. Drogendijk, arts te Dordrecht en docent aan. de medische faculteit van de V.Ü., over het onderwerp: „De keerzijde der sociale verzekeringswetten". Ook met betrekking tot dit referaat nemen wij over wat „Trouw" daarvan schreef: Na enkele opmerkingen over de naam van deze afwijking in binnen- en buitenland, gaat Dr. Drogendijk uitvoerig in op de plaats van de traumatische neurose in de medische wetenschap en voorts wordt omstandig herhaald hoe men uu eigenlijk deze ziekte moet opvatten en hoe zij te voorkomen is. Als een der voornaamste factoren komt hierbij naar voren de reeds bestaande aperte of latente minderwaardigheid; de neurotische levenshouding, de afwijkende persoonlijkheidsstructuur en de psychopatische constitutie worden hierbij genoemd. In het tweede gedeelte van het referaat wordt behandeld de schaduwzijde van de Ziektewet, welke tot uiting komt in de onrustbarende toeneming van het ziekteverzuim. Volgens de referent, die zijn betoog met cijfers illustreert en deze aan de hand van tabellen en grafieken ook analyseert, komen voor de toeneming van dit ziekteverzuim drieërlei oorzaken in aanmerking: redenen van sociaal-medische aard, van sociaal-economische aard en, als voornaamste, redenen van sociaal-psychologische aard. Algemeen is men er van overtuigd, dat men gauwer geneigd is het werk voor kleinere stoornissen in'dé gezondheid neer te leggen dan voorheen en tevens minder snel geneigd is na het doormaken van een ziekte het werk te hervatten dan vroeger. Aan het slot van het referaat worden dan besproken de middelen, welke men heeft voorgesteld om dit euvel te keren; waarbij bijzondere nadruk wordt gelegd op de versterking van het verantwoordelijkheidsgevoel en het plichtsbesef. Ten laatste wijst Dr. Drogendijk er op dat sociale zekerheid, hoe goed ook op zichzelf, altijd een relatief begrip is, hetwelk bovendien moet steunen op individuele verantwoordelijkheid. Boven deze uiterlijke zekerheid gaat echter de geloofszekerheid uit, welke het antwoord is op de fundamentele menselijke onzekerheid. 2612

De bespreking ook van dit referaat was belangwekkend en interessant en droeg niet weinig bij tot het welslagen van de wetenschappelijke samenkomsten. In de tweede middagvergadering vroeg een theologisch onderwerp de aandacht. Dr. H. M. Matter te Rotterdam-Kralingscheveer had hiervoor een referaat geschreven over „Enkele onopgeloste problemen in Romeinen 1 en 2 " . En ook hiervan geven we weer het in ,,Trouw" opgenomen uittreksel: Dr. Matter stelt de vraag, in hoeverre men op grond van de bekende teksten uit Romeinen 1 en 2 kan spreken van een algemene openbaring en een algemene genade of gemene gratie. Heeft de geref. theojogie voldoende reden, de roomse leer der „natuurlijke theologie" af te wijzen, wanneer ze haar constructies ener „algemene openbaring" bouwt op de teksten Rom. 1 vers 18 en 19 en Rom. 2 vers 4 en 14 tot 16? Heeft Paulus metterdaad bedoeld, dat ook buiten de lichtkring van het evangelie onuitroeibare zedelijke beseffen aanwezig zijn? Kunnen we spreken van een dialectische situatie, waarin de mens als zodanig staat, of wil Paulus wat hij van de heiden, die „zichzelf tot wet" is, zegt, niet toegepast zien op de mens als zodanig? Is de, volgens sommigen, fatale comparatief uit art. 2 der Ned. Geloofsbelijdenis, dat zegt dat we uit de H. Schrift God „nog klaarder en volkomener" dan uit de natuur kennen, inderdaad waar te maken van Rom. 1 en 2 uit? En kunnen we spreken van een „verdringing" en „vervanging" der natuurlijke godskennis, zonder dat eerst vastgesteld wordt wat die mens zonder Gods Openbaring'in Christus nu eigeiüijk van God heeft gekend? Kunnen we het begrip der openbaring redden van de devaluatie, die onvermijdelijk optreedt wanneer de ganse geschapen werkelijkheid, de mens (dat is het adres der openbaring) niet uitgezonderd, tot openbaring wordt verklaard, door te verzekeren, dat God in deze openbaring subject is en blijft? Of zal de exegese zich hier haar grenzen meer bewust moeten worden en zich meer van alle dogmatisering moeten vrijwaren? Alleen doordat de exegese dit verzuimde, kon de nutteloze strijd ontbranden rondom de begrippen „gemene gratie", „gemeen mandaat" e.d. Rom. 2 vers 4 en 5 stelt, dat de goddelijke relatie van „goedertierenheid en verdraagzaamheid" jegens de mens tegelijk een relatie van „ t o o m " is. Het is onjuist, aldus Dr. Matter op grond hiervan het genadekarakter te ontzeggen aan de weldaden, die God de verworpenen toebeschikt. Het is evenzeer onjuist, hier een „algemene genade" te construeren in onderscheiding van de „bijzondere". De schrift is nimmer beschouwend en constructief, maar existentieel en „geadresseerd". De mens, heiden of christen, mag alle aardse „zegeningen", die op

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1956

VU-Blad | 116 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1956 - pagina 98

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1956

VU-Blad | 116 Pagina's