GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1963 - pagina 71

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1963 - pagina 71

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

onrecht een nieuw aspect: Is het van belang of de steller van de daad een machtige groepering is dan wel een klein manneke ? Is het in overeenstemming met de algemene beginselen van recht om de machtigen der aarde strenger te beoordelen dan anderen en om aan hun te verbieden wat men aan anderen toelaat ?

onder de juristen bezig waren vaak veel direkter betrokken op het christelijk geweten dan thans. Men denke aan de keuze vóór of tegen de klassenstrijd; aan de theoretische rechtvaardiging van de schoolstrijd; aan de discussie over het dogma van de vrijwel algehele staatsonthouding, het dogma van de algehele socialisatie der productiemiddelen en de leer van de bescheiden maar besliste staatsinmenging ter wering van misstanden, — een discussie waarbij de lijn veel helderder te trekken viel dan bij de moderne vragen betreffende de omschrijving van de staatstaak.

principiële vraag

inoeiliji<er oordeel

Het eerste dat er aan deze vraagstelling opvalt is, dat ze alleen opkomt in een tijd — geleerder gezegd: in een cultuurperiode — waarin sterke machtsvorming gebruikelijk wordt en waarin die machtsvorming zich kleedt in de totdusver volkomen onschuldige vorm van de „vereniging". Is, zo kan men vragen, in onze tijd, met zijn typische machtsconcentraties, iets tot onrecht g e w o r d e n dat voorheen volkomen toelaatbaar was ? Daarin ligt de vraag besloten naar het verband tussen ons oordeel over wat recht is en de feitelijke omstandigheden. De vraag wordt er des te principiëler om.

Afgezien van de vraag of een wijziging in de omstandigheden des levens alleen en op zichzelf reeds een wijziging vermag te brengen in ons oordeel over wat recht of onrecht is, is dat oordeel in ieder geval moeilijker geworden. Voor allen. Bij gelovigen en ongelovigen is een zekere bescheidenheid merkbaar — het geldt trouwens niet alleen voor de rechtswetenschap — die bevordert dat men de noodzaak voelt en de wil heeft om s a m e n naar een oplossing te zoeken. Dat betekent volstrekt niet dat de fundamentele visie die ten grondslag lag aan de stichting van de Vrije Universiteit achterhaald of verouderd zou zijn. Het betekent wél dat er praktische wijzigingen optreden in de functie van de universiteit. Lange tijd heeft men verwacht — en met recht verwacht — dat vanuit de Vrije Universiteit met klem van wetenschappelijk betoog datgene zou worden aangetoond wat in de harten en gewetens van velen reeds leefde (te denken is bijv. aan de behoefte aan kritischwetenschappelijke belichting van de marxistische klassenstrijdsidee). Wij komen thans in een periode — hoe lang die zal duren weet niemand — waarin het werk van christelijke geleerden veelal niet meer zo krachtig spreekt — noch spreken kan — tot hart en geweten. Dat betekent voor hen die de V.U. dragen de noodzaak van een zekere aanvaarding en een zeker geduld. Voor de hoogleraren is de zaak veel boeiender : zij ontdekken juist in deze tijd vaak dat vraagstukken die uitermate technisch schijnen, in sterke mate samenhangen met de fundamentele vragen van hun vak. Recht en onrecht blijven botsen. De vorm waarin die botsing zich voltrekt, verschilt van tijdvak tot tijdvak en daarmee ook de theorie over de verhouding van beide.

Het tweede waardoor de vraagstelling zich kenmerkt is, dat ze gecompliceerd i s : het antwoord hangt af van tal van factoren, deels van uitermate rechts-technische aard. Wij kunnen niet, vanuit ons geweten, een klaar en beslist antwoord geven vóór de ene partij en tégen de andere. Ook dat laatste is weer een tijdsverschijnsel. Omstreeks 1900 waren de vragen waarmee de theoretici

7

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1963

VU-Blad | 186 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1963 - pagina 71

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1963

VU-Blad | 186 Pagina's