GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 387

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 387

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

Het onderste uit de kan 'Het gevaar van liefdadigheid en armenzorg ligt niet in de afhankeiijl<heid waartoe zij den beweldadigde zouden brengen. Een goed armverzorger — en er zijn vele goede armverzorgers — gruwt van die afhankelijkheid. Het gevaar ligt daarin, dat men zich er aan gewent het noodige voor het levensonderhoud te ontvangen, zonder het zelf te verdienen. De arbeid is een voorrecht. Het besef, dat men door eigen arbeid voorziet In het onderhoud van zich en de zijnen, is een ervaring van groote blijdschap en van trotsch waarover God niet toornt. Het is een bewijs van levenskracht en het vormt tevens de bron van nieuwe kracht. Maar de gewoonte zich te laten helpen en steunen werkt verslappend en verzwakkend. Die zich er lang aan went, verliest zijne fierheid en energie'. De heer J. R. Snoeck Henkemans uit Den Haag die deze woorden sprak op het Tweede Christelijk Sociaal Congres (1919), hield een warm pleidooi voor 'sociale voorzorg'. Gratis uitdeling van geld of goed 'doet de volkskracht dalen', meende hij. Sociale verzekering 'verhoogt de volkskracht'. 'Hoog, driewerf hoog' aldus de heer Snoeck Henkemans, 'de sociale verzekering'. Zijn geluid mag typerend worden genoemd, voor wat in zo ruwweg de eerste dertig jaar van de sociale wetgeving in Nederland vaak werd gehoord. Met de Ongevallenwet van 1901 werd dit tijdperk ingezet. De komende decennia zou er niet zo zeer worden gestreden om de vraag óf het pakket sociale voorzieningen moest worden uitgebreid, maar vooral over de vraag hóe. Opvallend daarbij was, dat over het algemeen weinig goeds werd gedacht van de verzekerden, het 'werkvolk'. De zorgen die de heer Snoeck Henkemans had ten aanzien van de armenzorg (het gevaar dat men zich eraan went het nodige te ontvangen zonder het zelf te verdienen) werd gedeeld door velen, ook voor wat betreft de 'sociale voorzorg'.

den duur van een licht ongeval weten te verlengen en den geheelen dag rondslenteren en niet veel goeds uithalen.' Kortom: een uitnodiging tot misbruik. Aan deze misstand werd door wetswijziging een eind gemaakt. De noodzaak van een behoorlijk pakket sociale verzekeringen werd gevoeld, maar men dacht somber van de mens, ook in medische kring. Er zou wel flink misbruik worden gemaakt van de zojuist verworven rechten, zo meende men. De ene medicus 'wilde de misbruiker betrappen, de ander hem niet verraden, maar beiden waren het erover eens — zoal niet expliciet, dan toch impliciet — dat er zeker misbruik zou worden gemaakt,' aldus prof. dr. J. A. Weijel bij zijn intree (november '71) als bijzonder hoogleraar in de sociale verzekeringsgeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. 'Het was de tijd van vele publlkaties over simulatie en malafide aggravatie (opzettelijke verergering van de klachten) en er verschijnen ettelijke artikelen en zelfs boeken, die methoden ter ontmaskering beschrijven.'

Het was niet altijd even gemakkelijk voor de verzekerde krachtens de Ongevallenwet om in geval van arbeidsongeschiktheid zijn uitkering te verkrijgen. Want al beleefde het medisch onderzoek in de ongevallengeneeskunde goede jaren, de achterdocht was groot. Op het vierde internationaal congres voor ongevallengeneeskunde en beroepsziekten, dat in 1925 in Amsterdam werd gehouden, stond, naast verhandelingen over wondbehandeling, behandeling van beenbreuk, gewrichtsaandoeningen en buikletsel, ook een bijdrage van prof. dr. H. Liniger op het program: 'Vooral in gevallen van zogenaamde trau'De toestand van uw man is bedenkelijk, hij moet meteen naar bed en ik zal hem tweemaal daags bezoeken.' 'Een geluk dat we lid zijn van het ziekenfonds.' 'Wat! Ziekenfonds? Waarom zegt u dat niet meteen? Uw man moet een paar maal hete kamillenthee drinken en de zaak is bekeken.' (Simpiicissimus, 1903).

Allerverderfelijkst In februari 1905, vier jaar dus na het in werking treden van de Ongevallenwet en kort nadat het ministerie-Kuyper een eerste ontwerp-ziekteverzekeringswet had ingediend, hield het Eerste Kamerlid Regout een betoog, waarvoor hij veel waardering oogstte (ook Kuyper ontstak een 'korrelken wierook') en waarin hij onder meer aandacht vroeg voor een in het oog lopende onvolkomenheid in de Ongevallenwet. Uitkeringen aan volontairs, leerlingen en 'dergelijke personen' werden niet gebaseerd op hun werkelijke loon maar op een fictief loon. Daardoor kon het voorkomen dat deze werkende jongeren wanneer zij door een ongeval waren getroffen, '180 pet tot 200 pet, ja, volgens een mededeling voorkomende in het Verslag van dezen Minister over de Rijksverzekerlngsbank, zelfs 280 pet ontvangen van het loon dat zij zouden ontvangen indien zij wei werkten." Het kon senator Regout niet zo veel schelen dat deze regeling geld kostte. Hij zag de schaduwzijde in het feit 'dat het uit moreel en opvoedkundig oogpunt allerverderfelijkst is, dat vooral jeugdige arbeiders, aangelokt door de gedachte dat zij door ledigheid meer verdienen dan door werken, opzettelijk 19

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 387

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's