GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 475

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 475

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. C. Rijnsdorp

Rumoer in de echoput Onze oude westerse cultuur lijdt, evenals sommige oude mannen, aan decorumverlies. Seniele aftakeling kan de grenzen tussen slaapkamer, woonkamer en openbare weg doen vervagen. Het is niet mijn bedoeling bedscènes en naaktcultuur op de televisie en de planken in dit artikel te behandelen. Natuurlijk kan men de openbare belangstelling voor sex zijdelings ook als decorumverlies zien. Ik wil hier de term decorumverlies evenwel in ruimer verband hanteren zoals reeds uit de beginwoorden van dit stuk is gebleken.Decorum is in de eerste plaats vertegenwoordiging, representatie. Méér dus dan alleen maar vertoon. Het is een uiting van cultuur, en er zit zelfs een esthetische kant aan. Zo vertegenwoordigt bijvoorbeeld staatsiekleding de hoge staat waaraan de drager deel heeft. In de hoogste kringen van de menselijke samenleving wordt het decorum tot symbool: kroon, scepter, rijksappel, hermelijn. Bij wie alleen zichzelf te vertegenwoordigen heeft, een schrijver, kunstschilder of filosoof, komt van huis uit geen decorum te pas. Dit soort lieden kent als zodanig geen ambtsgewaad, want de filosoof behoeft geen professor te zijn. De toga vertegenwoordigt hoger onderwijs, rechtbank of kerk. Decorum verwijst naar een als geldig aanvaarde ordening van maatschappelijke waarden volgens het schema 'van hoog tot laag', een vorm dus van sociale hiërarchie. De middeleeuwen hebben, zowel kerkelijk als maatschappelijk, die hiërarchische waardenordening het duidelijkst vertoond. Ceremoniën en decorum vierden hoogtij. Die soliede verankering van het decoratieve in de samenleving hield nauw verband met het christelijk geloof Ook in de hemel was hiërarchie en zelfs in de hel. Dat ook de omgangsvormen door die alles bepalende, hiërarchische gedachte waren gestempeld, ligt voor de hand. Dan geraakt, in de zeventiende eeuw, het seculariseringsproces op gang. In Engeland komt het deïsme op, waarbij God zich in zijn privé-vertrek achter het planetarium heeft teruggetrokken, om alleen bij noodgevallen in te grijpen. De verschuiving van theïsme naar deïsme brengt een verschuiving mee in de richting van het decoratieve gebruik van de Godsnaam. Zo kunnen openbare gebeden bij officiële vergaderingen buiten de kerk, en de publiek beleden onafhankelijkheid van God, worden aanvaard en in de traditie opgenomen zowel door de theïst als

door de deïst. De Franse Revolutie op het einde van de achttiende eeuw betekende een stroomversnelling van de secularisatie. De bestorming van de Bastille symboliseerde de stormloop op aanzienlijke resten van middeleeuwse gevoelens en praktijken. De weg komt vrij voor een duidelijk beleden atheïsme met maatschappelijke en politieke consequentie: geen God en geen meester, ni Dieu ni maitre. Dit betekent principieel de doodssteek voor de traditionele, hiërarchische waarden-ordening. Maar na de revolutie komt de restauratie. En die hiërarchische gedachte is bij de Europese mens zozeer tot vlees en bloed geworden, dat ook de burgerlijke samenleving van de negentiende eeuw de onderscheidene standen en afstanden streng handhaaft. Dit kan nog, want er is nog ruimte. De onderste bevolkingslaag is numeriek wel in de meerderheid, maar nog bedwingbaar. Er zijn twee wereldoorlogen en een bevolkingsexplosie nodig om de bovenste maatschappelijke lagen in een soort isolement te dringen. Een voordeel voor de aanzienlijken is tot op zekere hoogte de emancipatie van de protestantse en rooms-katholieke volksgroepen met hun erkenning van het - min of meer goddelijk geautoriseerde - gezagsprincipe; een nadeel is eenzelfde emancipatie van de multatuliaans en marxistisch denkende socialisten. Onderwijl verschuift de aanzienlijkheid-naargeboorte in de richting van aanzienlijkheid naar bezit, macht en invloed. Sinds de jaren vijftig is de likwidatie van in de middeleeuwen wortelende gedragspatronen steeds duidelijker geworden. De inkrim-

ping van de aardrijkskundige afstanden door de moderne communicatiemiddelen gaat gepaard met een inkrimping van de ruimte om de enkele mens heen. Waar men elkaar verdringt, veranderen ook de omgangsvormen. Voor ouderwetse beleefdheid is letterlijk nauwelijks plaats meer. De hiërarchische gedachte, gezag als vanzelfsprekendheid, stort ineen. Een minister wordt van excellentie, via mijnheer de minister, tot meneer. De vormelijke godserkenning van de deïst is al lang onhoudbaar, nadat in de eerste wereldoorlog de God van hemel en aarde was gedegradeerd tot stamgod. Aanleiding tot dit korte artikel is nog steeds de slotzin van de jongste troonrede. Het ontbreken van de Godsnaam daarin is voor de theïst een ergernis. Voor hem is het een symptoom van ontkerstening. Daarin heeft hij gelijk. Het valt moeilijk te erkennen dat Nederland geen christelijke natie meer is. Maar zijn wij, orthodoxe christenen, in het gebruik van Godsnaam van decoratieve smetten vrij? Protest zonder zelfgericht is niet christelijk. Waarom luisteren de gebruikers van dezelfde Godsnaam in de verschillende kerken en juist ook daarbinnen zo slecht of helemaal niet naar elkaar? Als bepaalde vormen van cultuur en het daarbij behorende decorum hun basis hebben verloren, is decorumverlies dan enkel verlies? Men ontdekt dan te duidelijker het vacuüm waarin onze beschaving is geraakt. Want laten we niet vergeten dat elk luchtledig de natuurlijke neiging en de kracht heeft zich op te vullen. Bij de 1 mei-viering te Moskou zijn de kameraden op de tribune hiërarchisch gerangschikt. Er is een decorum van de steek, maar ook van pet en gleufhoed. En dat ook de godsleegte bezig is zich op te vullen, is voor elke waarnemer duidelijk. Zo kan men, zoals schrijver dezes, ambivalent staan ten aanzien van het zwijgen over God in de slotzin van de troonrede. Wel kan men zich stoten aan de dubbelzinnigheid en opzettelijke vaagheid van die tirade. Zoals die nu luidt, lijkt die mij onbruikbaar voor een volgende keer. De bedoeling van dit stukje is echter aan te tonen, dat men er goed aan doet een aangelegenheid als deze te plaatsen in het ruimere kader van de algemene culturele situatie, waarin ook ons kleine, tamelijk fel levende Nederland - echoput van alle buitenlandse vragen en kreten is geplaatst. 3

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 475

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's