GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 244

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 244

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vierde Calvinistische Congres in Edinburgh, waar prof. Hepp om onbelcende redenen niet aan wilde deelnemen.

prof. dr. J. Waterink, dat deze uit het organiserend comité zal stappen. Vergeefs probeert VU-rector prof. dr. V. H. Rutgers de zaak te sussen. Schilder is niet tot bedaren te brengen. 'Of men nu in de Sahara of van de Martinitoren uitroept, dat prof. Haitjema gereformeerd is, fiet doet er niet toe. In beide gevallen spreekt men onwaarfieid'. Waterink weigert onn uit het organiserend comité te stappen. Schilder eist Waterinks vertrek uit De Reformatie. Waterink weigert. Er wordt een ultimatum gesteld. De uitgever blijkt achter Schilder te staan. Waterink vertrekt protesterend, In 1935 start een nieuw blad, het 'Calvinistisch Weekblad', mede geredigeerd door Waterink, dat niet zozeer aan polemiek wil doen. Schilder beschouwt het nieuwe blad als komend uit de kringen van de mannen van de calvinistenbond. De ruimdenkendheid van de redacteuren blijkt in het eerste nummer van het nieuwe blad wel wat erg ruim te zijn uitgevallen. Tot de medewerkers behoort ook Mary Pos. Smalend signaleert Schilder wat het Calvinistisch Weekblad in het eerste nummer opneemt over Mussolini. 'Deze wordteen door en door menselijke en diep-religieuze man genoemd, die de bijbel steeds onder zijn bereik heeft'. Schilder: 'We zullen dus aan anderen maar weer over moeten laten, te tonen wat religie is, en wat fascisme is ... Sommigen vragen: de wereld staat in brand, hoe kunnen ze zo polemiseren? Ik vraag: de wereld staat in brand - vooral vanwege dergelijke opvattingen van religie -, hoe kunnen ze zo ireniseren?'

^w

%w

Tekenen zich in het rumoer rond de Calvinistische Internationale de spanningen af, die tien jaar later, in 1944 zullen leiden tot schorsing en afzetting van Schilder en een breuk in de gereformeerde kerken, de congressen zélf blijken van niet zo grote betekenis te zijn geweest. In Amsterdam zijn oktober 1934 een 300-tal calvinisten bijeen uit Engeland, Frankrijk, Zuid-Afrika, Nederland, Zwitserland, Duitsland en de Verenigde Staten. Ook de Zuidafrikaanse prof. dr. G. Besselaar spreekt over 'De tegenwoordige toestand van het Calvinisme in Zuid-Afrika'. Hij laat weten: 'Blanke volksgroepen, die Zuid-Afrika als hun vaderland erkennen, moeten gelijke rechten bezitten en genieten. Gekleurde volksgroepen moeten onder Christelijke voogdij zich ontwikkelen naar eigen aard en Scheppings ordonnantie'.

>w

over de Belijdende Kerk die hij om tactische en principiële redenen afwees. Een van de referenten in Amsterdam was A. Anema, die zich bij andere gelegenheden een geharnast bestrijder van het fascisme had getoond. Nu liet hij zich echter niet rechtstreeks over de situatie in Duitsland uit. Wel betoogde hij, dat de implicatie van de soevereiniteit van God voor het politieke leven de vernedering van de mens tot een rechteloos object van een willekeurige en almachtige staat verbood, maar aan het einde relativeerde hij dit weer met de opmerking, dat de politieke consequenties van het Calvinisme niet in alle landen dezelfde konden zijn. Een deel van de Nederlandse Calvinisten interesseerde trouwens toen meer de vraag, vv^ in^ Nederland tot hun kring gerekend mocht worden.

De verslagen meldden niet, dat dit geluid enige discussie heeft opgeleverd. Het enige kritische geluid, dat De Vries in zijn vorig jaar verschenen studie, vanuit het vooroorlogse Nederland signaleert op de denkbeelden, die zich genesteld hebben bij Zuidafrikaanse calvinisten, is afkomstig van dr. C. N. Impeta. In het Geref. Jongelingsblad, december 20 en januari 30 vreest deze, verwijzend naar de 'naturellenpolitiek' van ZuidAfrika, 'dat het nationaal-eigensoortige in meer dan een opzicht remmend zal werken' op de plannen van Hepp voor een Calvinistische Internationale. Belangrijke remmen echter blijken slechts 'Assen' en 'Karl Earth', althans voor de Nederlandse Calvinisten. Het publiek meeleven met het Tweede Internationale Calvinistische Congres in Amsterdam lijkt gering. (Een flink stuk publieke aandacht wordt in die dagen trouwens weggezogen door de successen van De Uiver in de Melbourne-race). Het derde calvinistische congres wordt in 1936 in Geneve gehouden en het vierde in 1938 in Edinburgh. Het vijfde, gepland voor juli 1940 in Duitsland ging niet door.

Speelde in Geneve de visie op Barth een belangrijke rol in de discussies, in Edinburgh had men voor het eerst een spreker uit de kring van de Belijdende Kerk. Het was de 'om politieke redenen' uit Duitsland uitgewezen W. Vischer. In een tijd waarin men van Duits-christelijke zijde het Oude Testament liefst wilde afschaffen en door een germaans christendom vervangen, vroeg Vischer aandacht voor het christologisch karakter van het Oude Testament en accentueerde daarmee de eenheid van de Bijbel. De moeilijkheden kwamen pas goed, toen in Edinburgh een uitnodiging van Duitse zijde geaccepteerd was om in 1940, in verband met de Joh. a Lasco-herdenking in Emden, het volgende congres in Duitsland te houden. De internationale situatie, de toenemende spanning tussen Hitler in de maanden vóór de overeenkomst van München en daarna, gaven alleen al aanleiding tot de vraag of het wel ooit zover zou komen. Daar was het internationaal bestuur ook niet geheel gerust op. Belangrijker waren echter in verband met dit plan heel andere vragen. Zou het houden van een congres in Duitsland niet een positiekeuze ten gunste van het Derde Rijk betekenen? Zou het mogelijk zijn, in Duitsland bijeen te komen zonder iets te zeggen over de kerkelijke situatie daar? In dit verband zou ook van belang zijn, wie van de Duitse geestverwanten dit plan steunden en hoe hun positie was in de Kerkstrijd. Die vragen kregen na de

Europa In hoeverre speelden de ontwikkelingen in Europa een rol op deze congressen? VU-historicus dr. Ger Van Roon wijdt daaraan een hoofdstuk in zijn vorig jaar verschenen studie 'Protestants Nederland en Duitsland 1933-1941'. Van Roon: 'In de dertiger jaren werden om de twee jaar internationale Calvinistencongressen gehouden. Daar het hier om een Engels initiatief ging - in ons land sterk gestimuleerd door H. Colijn - werd in 1932 het eerste congres in Londen gehouden. Daarna kwam men in Amsterdam (1934), Geneve (1936) en Edinburgh (1938) bijeen. Al wilde men in deze kring zich niet officieel over de ontwikkelingen in Duitsland uitspreken, deze speelden op de achtergrond, direct of indirect, toch een rol. In Londen was uit Duitsland de predikant W. A. Langenohl aanwezig. Hij sprak er ook over de situatie in zijn land en haalde daarbij met instemming een opmerking van A. Hitler aan, die kort daarvoor in zijn woonplaats Düsseldorf voor industriëlen had gesproken. Ook in Amsterdam was Langenohl aanwezig. In de wandelgangen liet hij zich positief uit over het Derde Rijk en de Rijkskerk, en negatief

22

Jodenpogrom in november 1938 nog een bijzonder accent. In februari 1939 deelde Langenohl aan V. H. Rutgers die vice-voorzitter van het congres zou zijn, mee dat op 31 maart de internationale commissie en het Duitse comité van voorbereiding in Emden konden bijeenkomen. Rutgers werd gevraagd om de leden van de internationale commissie dat het Duitse comité onder leiding stond van baron Dufour (von) Feronce van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Berlijn hield ai een gedeeltelijk antwoord in op de hierboven gestelde eerste vraag, al was Dufour geen nazi en in de loop van 1933 als Duits ambassadeur in Joegoslavië vervangen. Rutgers die namens de Volkenbond voorzitter was van het RoemeensDuitse 'Scheidsgericht' en in verband hiermee nogal eens met dit ministerie te maken had, zal misschien niet beseft hebben, dat zijn mededeling een ongunstig effect zou kunnen hebben. Een maand later moest Rutgers echter aan Langenohl meedelen, dat alleen twee leden, Burleigh en Read beiden uit Schotland, hun komst toegezegd hadden. De anderen hadden allen afgeschreven. Dat deze afschrijvingen zeker voor een deel met de politieke en kerkelijke situatie in Duitsland verband hielden, bleek uit een brief van de Zwitser J. de Saussure. Deze wilde van tevoren een garantie hebben, dat men op het congres vrij zou mogen spreken, en schreef niet te zullen komen, als men deed alsof er geen Kerkstrijd in Duitsland was. Bij het daarop gevolgde overleg tussen Langenohl en Rutgers in Rheydt bleek, dat er ook in de kring van de Duitse geestverwanten verschil van mening was over het congres. Het grootste deel van hen die tot de Belijdende Kerk hoorden, nam een afwijzende houding aan. Dat was overigens geen wonder, want het Duitse voorbereidende comité bestond in meerderheid uit voorstanders van de Rijkskerk en werd ook door de Rijkskerk financieel gesteund. Tevergeefs probeerde Rutgers mensen als Hesse en Obendieck te bepraten. Waarom zouden ze ook? Officieel had Calvinistisch Nederland zich afzijdig gehouden van de Kerkstrijd. Langenohl en Rutgers besloten desondanks de vergadering in Emden door te laten gaan. Wel zou die een ander karakter krijgen. Langenohl schreef hierover: 'Het zal zeker niet gemakkelijk zijn juist de buitenlanders van de houding die wij in de kerkelijke gang van zaken gedurende de laatste jaren hebben ingenomen, te overtuigen, daar de sympathieën van het buitenland merendeels, reeds om politieke redenen, aan de kant van de Belijdende Kerk staan. Aan baron Dufour schreef hij nog: 'Ik heb het Rutgers duidelijk gemaakt, dat zodra in de leiding van het congres of onder de leiders een naam uit de kring in Wuppertal opduikt, met een toestemming van de overheidsinstanties om het congres te houden niet meer gerekend mag worden. Hijzelf heeft dat ook wel beseft en is persoonlijk gaarne bereid, met ons het congres te houden.' Toch begon óok Langenohl te vrezen, dat door deze moeilijkheden het hele congres wel eens niet door zou kunnen gaan. Op 31 maart vergaderde in Emden allereerst de internationale commissie, waarvan maar drie leden verschenen waren: Rutgers, Read en Langenohl. Bij 23

« ^

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 244

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's