GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 301

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 301

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1^ magame 35

prof. Goudzwaard zijn wanneer — met name — het westen zich niet .,bekeert" van het vooruitgangsgeloof. Hij noemde dit' westerse vooruitgangsgeloof toen ronduit ,,onhi/hels",,, omdat ze de menswording met God en medemens tot de omgang van demens met levenloze objecten, omdat ze het rentmeesterschap over de natuur vervangen heeft door het domineren van de natuur, en omdat ze het voortjakkeren op het jaagpad van een altijd doorgroeiende welstand tot . een doel in zichzelf heeft verheven", (zie VUmagazine, maart'72). Zowel het moderne liberalisme als het moderne socialisme zijn volgens prof. Goudzwaard ,,vooruitgangs-functioneel" geworden: „De strijd tussen hen heeft zich in toenemende mate beperkt tot de vraag aan wie de vruchten van de gegeven technisch-economische vooruitgang toekomen, en bij wie ze dan niet zouden moeten worden weggeplukt. De vraag naar de zin, de wijze en het tempo van vooruitgang is daarbij tussen hen niet of nauwelijks in discussie geweest. Het zijn de verdélingsvragen — de verdeling van inkomen, kennis en macht — die de verschillen tussen hen markeren, en niet die naar aard en gerichtheid van welvaart, kennis of macht." Maar prof. Goudzwaard kan niet constateren dat de christelijke organisaties zich merkbaar hebben onderscheiden in wat betreft hun beleving van het vooruitgangsgeloof. „En helaas moet aan dit alles de constatering worden verbonden, dat ook de christelijk politieke partijen en de christelijke vakbeweging — die toch op het Europese toneel in de laatste eeuw bepaald geen ongewoon verschijnsel zijn geweest — wat dit betreft zich vaak nauwelijks en in wezenlijke zin van de liberale en socialistische partijen en vakorganisaties hebben onderscheiden. Natuurlijk zijn er wel bepaalde verschillen geweest in opstelling. Gewezen kan worden op de inbreng van 'n christelijk-sociaie beweging in Nederland, die steeds op 't standpunt heeft gestaan dat elke onderneming noch een restloos eigendomsobject, noch een voorwerp van pure klassestrijd mocht zijn, maar zich tot een samenwerkingsverband van verantwoordelijke mensen had te ontwikkelen. Ook is er Kuypers boeiende vi-

sie op de verhouding van overheid en bedrijfsleven, die hij als zoon van de Reformatie verbindt met de eigensoortige roeping, die tot de mens in alle samenlevingskringen uitgaat en die verhindert dat zowel de staat het bedrijfsleven, als het bedrijfsleven de staat aan zich ondergeschikt zou mogen maken (het beginsel van de souvereiniteit of verantwoordelijkheid in eigen kring). Maar het zou ronduit onjuist zijn om te stellen, dat de christelijke politieke en maatschappelijke organisaties in de loop der jaren in hun praktisch beleid een geheel eigen stijl van ,,omgaan met de vooruitgattg" aan de dag zouden hebben gelegd. Of dat zij zich in onderscheid van andere wel diepgaand met de vraag van de gerichtheid van de vooruitgang zouden hebben beziggehouden. Synthese met de gehele ontwikkelingsgang van de samenleving is veeleer hun kenmerk geweest. Ook hieruit blijkt weer eens, hoezeer christenen en humanisten tesamen verantwoordelijk staan voor de aanwezigheid van goed èn kwaad in de gehele westerse samenlevingsontwikkeling." Ontsluiting samenleving Het laatste (vierde) hoofdstuk van het boek zal ongetwijfeld de meeste aandacht trekken omdat prof. Goudzwaard daarin een pleidooi voert voor wat hij noemt „de onsluiting van de samenleving". „Ontsluiting geeft aan, dat het leven en samenleven weer een zin en een waarde krijgen buiten de dienst van de vooruitgang om. Ontsluiting betekent een ontsnapping uit de benauwde ademruimte van een dodelijke serviliteit aan wat allemaal zonodig moet. Het is als het opvoeren van gras wat lang is platgetreden. Wat zorgvuldiger geformuleerd, krijgen in een proces van ontsluiting — want ontsluiting is 'n proces, geen nieuw dichtgetimmerd doel — de normen van recht en ethiek weer hun oorspronkelijke gelding, ook ten opzichte van wat vooruitgang heet; krijgen instituties en .samenlevingsvormen — waaronder ook de overheid, vak-organisaties en bedrijfshoudingen — weer de kans zich overeenkomstig hun verschillendc/ eigen verantwoordelijkheid te ontplooiien; en valt ten slotte ook de tomeloze aanpassings-druk op de metjs weg, op zijn gewoonten en gedragingen, omdat hij niet langer in de positie hoeft te verkeren van

een invulbaar object van economische, technologische en wetenschappelijke vooruitgang. Ontsluiting houdt in dat het leven van vandaag een eigen zin heeft, die niet opgaat in wat voor morgen nodig is. Zou er ergens een begin van oplossing kunnen worden gevonden voor de samenlevingsproblemen van nu — dan zal die oplossing dan ook wel moeten staan in het teken van de ontsluiting van de samenleving." Elders in het boek zegt hij: ..Ontsluiting heeft, wanneer het een daadwerkelijk opengaan van een .samenleving naar God en medemens voorstelt, de diepte van een woord als ..bekering". In het fragment uit het boek dat VU-magazine ten slotte koos als voorproefje worden enige concrete mogelijkheden geopperd tot „onsluiting" van de hedendaagse samenleving. „Wat was er ten diepste aan de hand, toen in de westerse cultuur de barrière van lot en voorzienigheid" werd genomen? Het bestormen van deze barrière was als het ware een ooHogsverklaring tegen alle „bovennatuurlijke" normen en invloeden die de westerse mens nog in de weg stonden om zijn lot in eigen handen te nemen. Terwille van die vrije lotsbepaling (met name in het economische leven) diende de Voorzienigheid te worden getransformeerd tot de grote Supporter aan de zijlijn. Daartoe moet ook schoon schip worden gemaakt met alle nog resterende kritische bezwaren van natuurrechtelijke of ethische aard. Het natuurrecht wordt, zoals we in Deel II zagen, in die tijd omgezet in een rechtsopvatting die de vrije marktexpansie bij voorbaat dient. Daarnaast worden de nog aanwezige ethische bedenkingen weggewoven door utilitaristische moraal, die oproept nooit op motieven maar alleen op nuttige uitkomsten te letten. De gevolgen van deze kentering in het „normatieve" wereldbeeld zijn voor de westerse samenleving uitzonderlijk groot geweest. Tot op de dag van vandaag is de doorwerking daarvan voelbaar; zoals bij voorbeeld in de nog steeds bestaande westerse mentaliteit om vragen van sociale rechtvaardigheid en ethiek in de samenleving goeddeels beperkt te houden tot het verdelingsvraagstuk (hoe wordt de welvaart, inkomen en macht verdeeld), en ze niet of nauwelijks te betrekken op de wijze waarop welvaart inkomen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 301

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's