GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1978 - pagina 377

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1978 - pagina 377

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

MU magadne 23

magaune22 „Met betrekking tot degene die, nu de Kerk vrede heeft, dienst weigeren, wordt besloten dat zij geëxcommuniceerd worden." Dr. Aalders drukt deze vertaling in zijn boekje af. „Ik weet wel", voegt hij eraan toe, „dat de nogal duistere Latijnse tekst tot uiteenlopende verklaringen aanleiding heeft gegeven, omdat men met deze bizarre uitspraak in zijn maag zit, maar ik kan de gegeven vertaling de enig juiste interpretatie vinden". En dan voltrekt zich, wat later door de pacifist prof. dr. G. J . Heering „De zondeval van het Christendom" genoemd zal worden (titel van zijn in 1928 gepubliceerde studie). De tijd van het „corpus c h r i s t i a n u m " breekt aan. Er zijn nog wel christenen die moeite hebben met het leger, maar het principiële verzet is gebroken. Bekend is een brief van Augustinus aan generaal Bonifacius die met gewetensbezwaren tobt. „ M e e n niet, dat een militair in actieve dienst God niet behagen kan", stelt Augustinus hem gerust. Het komt tenslotte zover dat in het jaar 416 Keizer Theodosius II bepaalt dat alleen christenen nog in het leger mogen dienen. Toch is de herinnering aan de antwoorden van de eerste christenen op de oorlogsproblematiek nooit geheel verdwenen. Genoemd moeten worden stromingen als de Dopers, de Quakers en de Jehova Getuigen. En binnen de rooms-katholieke en protestantse kerken kwam de problematiek na verloop van tijd altijd weer op de agenda, ook in gereformeerde kringen. De theoloog prof. dr. J. van den Berg schreef in zijn eerder genoemde artikel in de bundei „Christendom en O o r l o g " (1966): „ . . . wij (dienen) de ontwikkeling na 314 zoals die gekenmerkt wordt door het tot stand komen van het 'corpus christianum', (niet) als normaal te beschouwen. Integendeel - gemeten aan de nieuwtestamentische norm is de houding van de grote kerkvaders vóór 'normaler' dan die van een 'rijkstheoloog' als Euselius, bij wie de bijbelse distantie t.a.v. de 'gedaante dezer wereld'achter de horizon dreigde te verdwijnen. Er moet dan ook in de kerk een legitieme ruimte blijven voor hen, die vandaag het antwoord van de kerkvaders der eerste eeuwen menen te moeten naspreken. Helaas wordt hun nog te dikwijls binnen de kring van de kerk een volwaardige plaats ontzegd hetgeen te erger is, wanneer het geschiedt op grond van argumenten die meer aan Celsus dan aan de Bijbel herinneren. Naar hun interpretatie van het zesde gebod dienen wij evenzeer in alle openheid te luisteren als naar hun kritiek op de onchristelijke elementen in de corpus christianum-structuur van een voorbije periode en haar nawerkingen tot in deze tijd. Zij hebben in ieder geval een ondanks haar kortstondigheid zeer indrukwekkende traditie achter zich" (. . .) „Binnen de kring van de christenheid zullen pacifisten en niet-pacifisten en partiële pacifisten met elkander moeten zoeken naar een weg, waarop, zonder dat zij wordt tot een 'nieuwe wet', de radicaliteit van de oude kerk een stimulerende en provocerende functie vervult."

Wie bevreemd reageert op de uitspraak van de gereformeerde synode of op de conclusies van prof. Blok, wekt de indruk niet te hebben gevolgd wat er de laatste tien jaar aan bezinning heeft plaatsgevonden in de gereformeerde kerken. Naar de gemeenteleden in de kerken gaat augustus 1970 het zgn. „ g r o e n e boekje" („Toelichtingsen studiemateriaal inzake het oorlogsvraagstuk"). Met name de ogenschijnlijke gemoedsrust van velen in den lande, maakt degenen bang die zich verdiept hebben in de kansen op en het effect van een kernoorlog. Prof. Diepenhorst: „Men moet weten wat men doet. Wie het atoomwapen handhaaft, gebruikt het vroeg of iaat. De enkele dreiging met innerlijke onbereidheid van gebruik is een illusie, tenzij men In geleidelijke afschaffing slaagt." Hij dringt aan op algemene bezinning in de gereformeerde kerken. „ M e n laat nu 19- en 20-jarigen de gewetenslast dragen van opgenomen te zijn in een weermacht die de atoombewapening niet schuwt." Het accepteren van de dienstweigeraar, ook de gewetensbezwaarde op politieke gronden, lijkt een van de belangrijkste ontwikkelingen, die de afgelopen 10 jaar waargenomen kan worden in het gereformeerde milieu met betrekking tot de oorlogsproblematiek. Niet alleen aan de kerkelijke top praat men anders dan vroeger, ook op lokaal vlak waait een andere w i n d . Zo besluit de gereformeerde kerk van De Lemmer in mei 1972 o m Fedde Schurer, die in 1930 wegens zijn pacifisme onder de kerkelijke tucht was geplaatst, te rehabiliteren. „ O p onjuiste motieven" was indertijd besloten hem van het avondmaat te weren, zo spreekt de berouwvolle kerkeraad uit. Ook w o r d t verklaard dat „niemand meer om wille van een evangelisch-pacifistische opvatting zal worden vermaand, terwijl de synode-besluiten van 1926 zijn teruggenomen." Blijkt de gereformeerd-kerkelijke tolerantie jegens dienstweigeraars toegenomen, zozeer dat de synode de kerken thans oproept tot geestelijke en materiële steun aan dienstweigeraars, de staat, althans premier Van Agt, toonde zich minder verdraagzaam. Ineen toespraak op 16 mei in Groningen zei h i j : „dsrt geen enkele zichzelf respecterende staat kan toelaten dat militaire dienst wordt geweigerd, omdat sommigen de Nederlandse samenleving niet waard vinden verdedigd te worden. Die mensen moeten emigreren en ook afzien van de voordelen die deze samenleving hen biedt." (Trouw, 2 juni '78). Roept deze tekst herinneringen op aan de Romein Celsus in zijn geschrift tegen de christenen (omstreeks 177-180), het a n t w o o r d dat de christenpacifist Kees Tinger hem gaf onder de kop„£e/7 landverrader schrijft de premier" (Trouw, 2 juni '78) verschilt in de kern niet met de opvattingen van de christenen in de eerste eeuwen. „Maakt u zich geen zorgen, wij zijn al geëmigreerd. Diep in ons hart zijn w e burgers van een ander rijk. Sommigen van ons noemen dat 'Rijk

Affiche Bond Dienstweigeraars

Recente demonstratie in Den Haag van Bond Dienstweigeraars tegen de „Mobiele Werkgroep".

der Vrijheid', anderen 'Land van Toekomst', velen met mij dromen van "Koninkrijk Gods". In de jaren zeventig komt een streven tot w e t s w i j ziging op gang in de zin dat bedoeld w o r d t ook ruimte te scheppen voor zgn. „atoom-pacifisten". Een dergenen, die daarvoor pleitte was mr. P. J. Boukema in zijn rede „Het geweten als staatsrechtelijk p r o b l e e m " waarmee hij in 1972 het ambt van VU-hoogleraar staatsrecht aanvaardde. Kritiek oefende hij op de sinds 1962 geldende wet ,,die slechts voor erkenning" (als gewetensbezwaarde) in aanmerking laat komen degene die tegen elk oorlogsgeweld onoverkomelijk gewetensbezwaar heeft" De wet is inmiddels gewijzigd. Op 29 juni kwam de Tweede Kamer ermee klaar, nu moeten de wijzigingsvoorstellen nog door de Eerste Kamer voordat dienstweigeraars er een beroep op kunnen doen. Overigens is het niet zo dat erkende dienstweigeraars, jongens dus die de vaak lange, moeizame weg met succes bewandelden, van alles af zijn. Weliswaar gaan ze niet meer zoals tot 1971 naar „ V l e d d e r " , maar hen wacht (19 maanden, dienstplichtige soldaten 14 maanden) vervangende dienstplicht bij overheidsinstellingen of bij instellingen die in het algemeen belang werkzaam zijn. Men kan „ g o e d " terechtkomen in een baantje dat zinvol werk biedt, maar ook slecht. De klachten van de Vereniging Dienstweigeraars hebben vooral betrekking op de Mobiele werkploeg, die 1 juni 1977 van start ging en die ingezet w o r d t voor van alles en nog wat. Archiefwerk, bibliotheekwerk, administratief werk, magazijnwerk, verhuizingen, transportwerk, het afleveren van goederen. ,,Kamp Vledder T w e e " noemen de dienstweigeraars reeds de Mobiele Werkploeg en op het Plein 1813 in Den Haag was recentelijk een demonstratie te zien tegen dit nieuwe verschijnsel voor hen wier conscientie het oorlogvoeren, al dan niet met kernbommen verbood. In de Mobiele Werkploeg komen de „moeilijke g e v a l l e n " terecht. Volgens de Vereniging Dienstweigeraars is het een soort strafploeg, waarin men zinloos werk doet of soms helemaal niks. En de wrevel hoopt zich thans op. Andere dienstweigeraars komen beter terecht bij instellingen die een doelstelling (b.v. vrede) nastreven waarin dienstweigeraars zich uitstekend kunnen vinden. Die komen veelal handen tekort, maar kampen vaak ook met geldgebrek. (Een dienstweigeraar kost ƒ 13.000,- per jaar). Nu is de moeilijkheid waar de dienstweigeraar mee kampt het nuchtere feit dat hij met zijn houding niet meer oplost dan een individueel probleem. Het aanbod van dienstplichtigen is groter dan de vraag van Defensie. Men kan stellen dat voor elke gewetensbezwaarde nu een andere jongen dient, die anders buitengewoon dienstplichtig was verklaard. Er zijn zelfs stemmen die Defensie ervan verdenken helemaal niet zo o n gelukkig te zijn met een Wet Gewetensbezwaarden. Op die manier selecteer je lastpakken uit het leger, die opgenomen in een peloton ongetwijfeld de kritische zin van de ploeg zouden hebben aangewakkerd. Er zijn er zelfs die het dalen van het

aantal gewetensbezwaarden tot 1999 in 1977 (in '75 waren er 2117 en in 1976 2227) argwanend bezien. W o r d t ons volk militaristischer? vroegen verontruste anti-militairisten zich af. Maar die conclusie behoefde niet te worden getrokken, stelde Simon v.d. W o u d e in ,,Vrede" de dienstweigeraar gerust. Het zou te maken hebben met het zgn. ,,Vredelinghuwelijk" langs welke w e g potentiële dienstweigeraars de dienst zouden weten te omzeilen. De Vereniging Dienstweigeraars heeft voorts sterk de indruk dat bij voorbaat buitengewoon dienstplichtig w o r d e n verklaard jongens „ w a a r men last mee v e r w a c h t . " , , T^e bewijzen is het niet, maar vanuit het standpunt van Defensie bekeken ligt het voor de hand", dacht v.d. Woude.' De veronderstelling legt tegelijk de zwakte bloot van de betekenis van het verschijnsel dienstweigering. Het leger kan hen missen (keus genoeg), misschien wel als kiespijn, als het aantal niet de pan uitrijst. „ A b n o r m a a l " mag het niet worden wanneer een opgeroepen jongen een beroep op de wet gewetensbezwaarden achterwege laat. Vandaar wellicht de felle reactie van mr. Biesheuvel toen prof. Blok stelde dat na de gereformeerde synode uitspraak dienstweigeren „voortaan de meest normale zaak" is. Als dienstnemers tegenover hun o m g e v i n g voortaan zouden moeten motiveren w a a r o m hun stap niet strijdig is met hun geweten, zou een heel andere praktijk kunnen ontstaan. Niet alleen de dienstweigeraar, maar ook de dienstnemer zou dan in feite een gewetensbeslissing nemen, een beslissing overigens die zeker door prof. Blok zou worden gerespecteerd. In T r o u w van vrijdag 8 september schreef hij: Niemand hoeft zich terug te trekken uit de militaire dienst en naar mijn mening is dat zelfs ongewenst tenzij iemand in een gewetensconflict komt omdat het zijn taak is het gebruik van kernwapens voor te bereiden. Hieruit volgt logischerwijze dat je ook tegen mensen die tot militaire dienst worden opgeroepen, moet zeggen: ,,dienstweigeren hoeft niet". De synode schrijft dat niet voor en het is niet als dwingende consequentie van haar uitspraken te zien. Toch ligt de zaak hier anders. Mag je van de gemiddelde negentienjarige gereformeerde jongen verwachten dat hij voldoende kennis en ervaring heeft om in militaire dienst zich met woord en daad te verzetten tegen kernwapens en bewapeningswedloop? Bovendien komt hij terecht in een situatie van ondergeschiktheid en opleiding die het wel bijzonder moeilijk maakt loyaal te blijven en tegelijkertijd het standpunt van zijn kerk uit te dragen. Daarom kun je voor dit geval zeggen dat dienstweigeren weliswaar niet hoeft, maar dat het wel de meest voor de hand liggende, de meest normale zaak is. En is het bovendien niet heel begrijpelijk en recht door zee als een dienstplichtige jongen zich niet wil verbinden aan een organisatie waarin de door zijn kerk veroordeelde demonische wapens als een vanzelfsprekende noodzaak worden beschouwd?" (BvK)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1978 - pagina 377

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

VU-Magazine | 484 Pagina's