VU Magazine 1978 - pagina 42
i ^ magame 40
Uit de hortus door Daan Smit
Ardisia crispa Ardisia crispa, vaak beter bekend onder het synoniem Ardisia crenata, wordt in z'n land van herkomst (tropisch Azië) een flinke heester en wordt bij ons van ouds her als potplant gekweekt. We zien ze de laatste jaren weer steeds meer. Het is een zeer dankbare kamerplant, waarvan we jarenlang plezier kunnen hebben. Het geslacht Ardisia behoort tot de familie der Myrsinaceae. Desierwaarde verkrijgt de plant door het feit dat ze lange tijd beladen zijn met kleine rode, besvormige vruchtjes, die wel eenjaar of langer aan de plant blijven zitten. De plant bloeit wanneer de bessen van het vorige jaar er vaak nog aanzitten. Doordat het blad van Ardisia crispa leerachtig is, is het een zeer geschikte plant voor onze vrij droge huiskamer atmosfeer. Wel moeten we er voor zorgen dat de potkluit steeds voldoende vochtig blijft, anders heeft het bladval tot gevolg; ook af en toe sproeien bevordert de groei. De beste plaats in huis is een niet te warme; veel licht is een vereiste en zon kunnen ze ook verdragen, mits niet constant en niet te fel. Af en toe sproeien om het stof van de bladeren te verwijderen is gewenst, doch niet tijdens de bloei, want dit belemmert de bevruchting. Om vruchtzetting te bevorderen moeten we af en toe, wanneer de planten in volle bloei staan, het stammetje eens schudden, waarbij het stuifmeel op de stamper valt. Ook d.m.v. een kwastje kan de bestuiving worden doorgevoerd. Tijdens de bloei en vruchtvorming meer water geven en oók af en toe eens kunstmest. Ze zullen dan tevens weer een nieuwe krans jonge scheuten vormen, die 't volgend jaar weer kunnen bloeien en vrucht zetten. Tijdens de overwinteringspe-
Ardisia crispa is een dankbare kamerplant, waarvan de rode bessen lange tijd de plant
Ardisia polycephala is een harde groeier en tooit zich met grote zwarte bessen
riode moeten de planten licht en koel staan en matig vochtig gehouden worden. In 't voorjaar verpotten we b.v. in 3/4 naaldenbosgrond en 1 / 4 deel oude, goedverteerde koemest. Naaldenbosgrond kan ook vervangen worden door bladgrond gemengd met wat rulle klei. 's Zomers kunnen de planten ook heel goed in de tuin worden ingegraven op een lichte, niet te zonnige plaats. Ook dan geven we enkele keren kunstmest of nog beter, af en toe gier. Vermenigvuldigen doen we d.m.v. zaad, dat direkt na de oogst wordt gezaaid en snel kiemt. De jonge planten worden regelmatig verpot en niet getopt, anders gaat de natuurlijke groeivorm verloren. Staan de planten te zonnig of op de tocht, dan worden ze snel belaagd door schildluizen, waarbij de bladeren kleverig worden ten gevolge van hun uitwerpselen. Ze zijn o.a. te bestrijden door de bladeren, vooral aan de onderkant regelmatig af te nemen met een watje, gedrenkt in een oplossing van water en brandspiritus. Een ander soort dat eveneens als kamerplant wordt gekweekt, zei het op beperkte schaal, is Ardisia polycephala, van origine inheems in Birma. Deze veel sterker groeiende soort kan wel 3-5 m hoog worden. Om hem in z'n ontwikkeling te stimuleren moet regelmatig worden verpot. De bessen, die veel groter zijn dan de voorgaande soort, zijn zwart gekleurd. Bij dit bloemetje van Ardisia polycephala zijn de halmknoppen (met stuifmeel) duidelijk zichtbaar, met in 't midden de stamper. Na bevruchting door een insekt of kunstmatig met een penseeltje vormen zich de bessen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978
VU-Magazine | 484 Pagina's