GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 277

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 277

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

] ^ magazine 11 kwam er ook veel kritiek op het boek van Kuiper en Woldring. Zo vroeg dr. G. Dekker zich af welke bijdrage het reformatorisch christendom nu aan de samenleving heeft geleverd en of die vraag wel te beantwoorden is als je zoals Kuiper en Woldring alleen vooraanstande figuren uit de reformatorische wereld behandelt. D. Th. Kuiper beklemtoonde dat het boek het denken behandelt ,,van Groen van Prinsterer en Da Costa tot Ter Schegget en Dippel en alles wat daar tussen zit". Het ging hen niet zozeer om een studie van de organisaties van reformatorische christenen, hoewel hij zeker geen tegenstander zou zijn van een dergelijke empirische studie zoals Dekker die voor staat. Prof. dr. J. Klapwijk, de tweede inleider op de ochtendzitting, heeft gemengde gevoelens van ,,onbehagen" en ,,korzeligheid" bij het ,,gelanceerde idee" van reformatorische maatschappijkritiek, want, zo stelt hij terecht in de moderne filosofie (zijn leeropdracht aan de VU), is het thema van de maatschappijkritiek veelvuldig aan de orde, zonder dat er de laatste jaren ,,veel geprononceerde inbreng is van reformatorische zijde". Voor Klapwijk lijkt er een onoverkomelijke diskrepantie te zijn tussen de hervormingsdrang van de Reformatie en moderne maatschappijkritiek. Reformatorische maatschappijkritiek moet, als ze wordt omgezet in politieke en sociaal-ekonomische koncepten altijd rekening houden met wat haalbaar is: ,,Door goed gerucht en kwaad gerucht zal ze haar weg moeten vervolgen, al wordt het ook een gevecht tegen de bierkaai". Onderhuids klinkt bij Klapwijk kritiek door op het werk van Kuiper en Woldring als hij stelt dat hij reformatorische maatschappijkritiek voor gezien houdt,, in dien ze niet meer is dan de gekoesterde kuriositeit van een topologisch bepaalde bevolkingsgroep in Nederland". Reformatorisch conservatisme De hardste kritiek op het boek kwam van dr. J. van Putten die zich stoorde aan de titel; ,,de suggestie alsof er zoiets als reformatorische maatschappijkritiek zou zijn". Protestantisme en maatschappijkritiek gaan niet hand in hand. Een bundel onder de titel ,,reformatorisch conservatisme" zou eerder op zijn plaats zijn. De indeling in denkers van gereformeerde en hervormde origine kwam hem zeer merkwaardig over, want iemand als Banning is vooral van betekenis voor het socialisme in Nederland en veel

Het symposium speelde zich af in de zaal van de Universiteitsraad

minder voor het denken in hervormde kring. In het algemeen mist Van Putten een goed onderscheid tussen vooren tegenstanders van christelijke partijpolitiek. Bovendien hebben de auteurs weinig aandacht voor processen en verschijnselen uit de tijd van de behandelde denkers. Er deugt kortom niet veel van het boek. Ondanks het feit dat deze bewoordingen leiden tot een aardige steek onder water van Kuiper aan Van Putten, blijft een felle diskussie achterwege, mede doordat Van Putten zelf zijn kritiek ontkracht door in de theepauze tegen Woldring te zeggen; ,,zeg, ik vind het niet echt een slecht boek hoor". De sfeer van een ongedwongen, vrijblijvende gedachtenwisseling werd op de middagzitting met name verhoogd door de bijdrage van de Rotterdamse socioloog prof. P. Thoenes. Thoenes vergeleek zijn gastoptreden (onder het motto ,,een heidens kommentaar") met een bezoek aan de dierentuin waar hij zelfzame dieren aan het bekijken was. Nederland zou Nederland niet geweest zijn zonder het Nederlandse protestantisme, maar Thoenes had moeite de VU te feliciteren met het bereiken van een mijlpaal in de geschiedenis van dat protestantisme, omdat dat licht als een vorm van hypokrisie zou kunnen woi*den opgevat: ,,u doet nogal streng tegen elkaar". Bij de gereformeerde heeft hij altijd het beeld van stoere-man-in-storm-opdijk. Ondanks het feit dat het hem onmogelijk is ,,het gereformeerde zonder meer te vereenzelvigen met een christelijk profetische aanklacht tegen het bestaande" stelt hij dat het kritisch zijn een onmiskenbaar maatschappelijk en wetenschappelijk groot goed is binnen de gereformeerde traditie: ,,Andermans noch eigen boezem wordt gespaard". Thoenes heeft

vooral eerbied voor de werkkracht, de kreativiteit en de onafhankelijkheid als voornaamste karaktertrekken van de (gereformeerde) subkultuur die hij in het boek heeft aangetroffen, hoewel hij meteen de kanttekening maakt dat het gereformeerde aandeel in de Nederlandse sociologie te klein en te onbestendig is om een stempel op de sociologie te drukken. Met een resonerend stemgeluid hield hij een ironisch pleidooi voor een versterking van de gereformeerde subkultuur, juist nu die op een ,,breukpunt der tijd" is aangeland: ,,duw u terug in de souvereiniteit in eigen kring". Het interessante van een aparte subcultuur vindt Thoenes dat het de mogelijkheid tot een alternatieve samenleving laat zien. Maar als D. Th. Kuiper later in de diskussie opmerkt dat de gereformeerde subkultuur als zodanig niet meer bestaat en dat de gereformeerden hun eigen identiteit en vooral pluraliteit willen beleven merkt Thoenes droog en onder gelach van de zaal op: ,,Tja, als u zegt dat willen wij niet, dan houdt alles op".

De Valk Zijn Nijmeegse collega prof. J. M. M. de Valk maakte in zijn bijdrage vooral wat verduidelijkende kanttekeningen. De Valk signaleert in het denken van de afgelopen eeuw een verschuiving van ,,consensus-denken" naar meer , ,pragmatisch-empirisch-denken ". In de vorige eeuw wilde men vooral als reaktie op de ,,heilloze verwarring der geesten van de Franse Revolutie" samenlevingstheorieën ontwerpen die zo overtuigend waren, dat iedereen die over gezond verstand beschikte deze theorieën wel moest aanvaarden. Ook het reformatorische denken kenmerkt zich van oorsprong door het , .leerstellige, sterk normatieve denken over de maatschappij". ,,Er wordt gezocht naar het enig juiste model van de samenleving". Maar in de loop der tijd verandert dit, omdat men tot het inzicht komt dat mensen ondanks hun verschillende levensovertuigingen toch in vrede kunnen samenleven. Als hem gevraagd wordt deze stelling nader toe te spitsen op de gereformeerden merkt hij op dat hij nauwelijks verschillen ziet in de ontwikkeling van het denken in reformatorische kring ten opzichte van het denken in de hem veel meer bekende katholieke kring. Veel sprekers vinden De Valks' stelling toch te algemeen en in de diskussie nuanceert De Valk zijn opvattingen dan ook door te zeggen dat er zeker nog elementen van het z.g. consensus-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 277

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's