GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1981 - pagina 391

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1981 - pagina 391

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Huisarts worden: Meer dan alleen „mensen helpen" IMet wie l(un je daarover beter praten dan met een echte huisarts? Douwe de Vries studeerde vier jaar geleden af aan de VU en heeft sinds twee jaar een prai(tijl( van zo'n 2.000 mensen aan de Nassaui(ade in Amsterdam. Waarom werd hijhuisarts? „Ik denk dat iedereen zo z'n eigen redenen heeft. Ik wilde graag ekonomie gaan doen, maar uiteindelijk zocht ik het in de kombinatie van 'n wetenschappelijk vak met heel direkt hulpverlenen. Ik had ook psycholoog kunnen worden, maar ik had een echte bèta-belangstelling, voor natuurkunde en biologie. En die móet je ook hebben als je medicijnen wilt studeren, naast de wil om mensen te helpen. Medicijnen studeren betekent het volgen van een duidelijke beroepsopleiding: je wordt arts. Bij andere studies ligt het latere beroep niet altijd zo duidelijk". Waarom duurt de studie zo lang? Douwe de Vries: ,,Je hebt als arts een reusachtig brede achtergrond nodig. Ik vraag me zelfs af of zes, zeven jaar studie niet nog te weinig is. Hoe ziet de medicijnenstudie er in grote trekken uit? Douwe de Vries: „De eerste jaren leer je de werking van het menselijk lichaam en de ziekten die daarin kunnen voorkomen. Daarna loop je twee jaar in een kliniek rond om de praktijk te bestuderen. Bij die opzet kun je wel vraagtekens plaatsen. Het zou wellicht beter zijn als je veel eerder met de praktijk in aanraking kwam, al was het alleen al voor je studiemotivatie. Nü zie je dat mensen medicijnen willen studeren om arts te worden, maar de eerste vijf jaar geen patiënt zien. Het eerste jaar is voor velen dan ook een afknapper en slecht voor hun motivatie want de nadruk ligt dan op natuur- en scheikunde. Je kunt dat beter omdraaien, beginnen meteen aantal vragen rond de gezondheidszorg en de theorie en de bèta-vakken naar later verschuiven, omdat je er dan ook veel meer behoefte aan hebt." In Maastricht werkt men al vanuit deze opzet: vu-Magazine 10(1981) 9 (oktober)

eerst de praktijk, de problemen in de gezondheidszorg en van daaruit verder werken. Douwe de Vries schat dat ongeveer de helft van al zijn studiegenoten er de brui aan gaf, vooral in het moeilijke en zware eerste jaar en later bij het doktoraaleksamen. Weet hij wat er van de overblijvenden is geworden na hun artseksamen? ,,De helft wilde specialist worden en zoekt verwoed naar een plaatsje om in de opleiding te komen, want dat is erg moeilijk: het aantal plaatsen is, beperkt. De andere helft wilde huisarts worden." Voor de huisartsopleiding gelden wachttijden. „Zo zie je het verschijnsel dat veel studenten eigenlijk specialist willen worden maar niet op de opleiding komen, dan maar voor de huisartsopleiding kiezen waar het ook niet lukt er bij te komen en dan als derde keus de sociaal-geneeskundige opleiding nemen (bedrijfsarts, verzekeringsarts, kontrolerend arts)." Ben je eenmaal door de huisartsopleiding dan hangen er opnieuw wat donkere wolken: je moet aan een praktijk zien te komen. En dat is lang niet gemakkelijk. Toch hoefje niet bang te zijn voor een lange werkloosheid. Alle artsen komen aan de slag. Van de elf mensen die met Douwe de Vries twee jaar terug het huisartseksamen haalden, hebben vier een praktijk. Eén studeert verder voor patholooganatoom, één werd jeugdarts, een ander vertrok naar de tropen. In een enkel geval was dat om nog niet de praktijk in te hoeven en in andere gevallen omdat er nog geen praktijk voorhanden is. Douwe de Vries: „Als arts zul je dus niet zo snel werkloos worden. Het probleem is alleen dat je vaak op een heel andere plaats terecht komt dan je wilde. Er is een grote vraag naar artsen maar niet op de door velen

gewenste plaatsen. Je kunt als kontrolerend arts bij het GAK zó aan de slag, maar je moet wel willen." Douwe de Vries had ,,toevallig" (zo noemt hij het zelf) niet zo veel moeite met het verkrijgen van een praktijk. Hoe ging dat in z'n werk? „Je moet kontakten hebben met oudere huisartsen die van plan zijn te stoppen. Je kunt ze aanschrijven of opbellen, maar dat is meestal geen suksesvolle methode. Advertenties helpen beter of de bemiddeling van de Koninklijke Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunde. Of je moet weten van nieuw te stichten praktijken in nieuwbouwwijken. Ik heb er zelf een half jaar over gedaan." Douwe de Vries vulde die tijd op met werken als studentenarts. De gevestigde huisartsen hebben zich verenigd in een landelijke huisartsenvereniging die vooral opkomt voor de belangen van de gevestigden. Toch zijn ze nu bezig met het ontwikkelen van een vestigingsbeleid. Nu moet je als aankomend huisarts nog vooral zélf je boontjes doppen. Het plan is grote praktijken te splitsen, zodat meer huisartspraktijken ontstaan. Artsen met een grote praktijk zouden dan geen nieuwe patiënten meer moeten aannemen maar ze overhevelen naar een nieuwe huisarts in de wijk. Zo'n vestigingsbeleid vereist echter nogal wat organisatie en het opstellen van ingewikkelde regels. Waarom worden trouwens niet meer vrouwen dokter? In Oost-Europa is de vrouwelijke arts een ingeburgerd verschijnsel. Bij ons is de medische stand toch nog wel een mannenwereld. Douwe de Vries ziet het aantal vrouwelijke artsen groeien, maar toch „zijn vrouwen achtergesteld op dit gebied". Ze hebben het moeilijker dan hun vakbroeders, al bij het overnemen van een praktijk, want een vertrekkende arts zal zijn praktijk eerder overdoen aan een man. ,,Er zal best nog wat vrouwenstrijd tegenaan moeten" denkt Douwe de Vries.

Overigens t)estaat al een vereniging van vrouwelijke artsen die zich inspant voor gelijkberechtiging. We hebben bijna allemaal de neiging om op te zien tegen dokters. Een „witte jas" is immers een autoriteit, een knappe geleerde die met gemak wat Latijnse termen over je ziekbed uitstrooit? Is dat opzien terecht? Of kan iedereen met een normaal verstand dokter worden? Douwe de Vries: „Ik kan daar geen stellige uitspraken over doen. 't Is belangrijk dat je als medicijnenstudent bereid bent hard te werken. Je moet méér uit je hoofd leren dan bij veel andere studies. Het komt aan op parate kennis. Maar alleen met „stampen" red je het toch ook weer niet. In de praktijk is de betrokkenheid bij de hulpvraag van de mensen en de maatschappij erg belangrijk. Toen Douwe de Vries het plan opvatte medicijnen te studeren ging hij eerst met zijn huisarts praten. Dat was een oriënterend gesprekje rond de vraag: wat doet hij en waarom? Lijkt het hem iets voor mij? Douwe had daar wel wat aan, temeer daar hij nog twijfelde. Wat zou Douwe mensen aanraden die erover denken medicijnen te studeren? Douwe: ,,Denk goed na over wat je wilt. Als je hulpverlener wilt worden, vraag je dan eens af of je dat vanuit een medicijnenstudie wilt, of dat je meer beschikt bent voor psycholoog, psychotherapeut of maatschappelijk werker. Er zijn méér hulpverleners dan alleen artsen. Veel medicijnenstudenten realiseren zich dat niet en haken dan later af, omdat ze een ander idee hadden van ,,mensen helpen". Ga dus bij jezelf na of je voldoende biologische belangstelling hebt, want die is onontbeerlijk wil je niet snel afknappen." De praktijk van 'n huisarts is overigens weer veel minder „biologisch", is Douwes ervaring. Veel patiënten betreden het spreekuur met maatschappelijke en psychologische problemen. ,.Vrijwel iedereen heeft een lichamelijke klacht. Maar vaak is die klacht een kapstok waaraan andersoortige problemen worden opgehangen: werkloosheid, slechte behuizing, huwelijks-en opvoedingsproblemen en ga maar door. Vaak verwijs ik dan ook mensen door naar de geëigende instanties. Een huisarts is dikwijls een raadsheer, een ombudsman." 357

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's

VU Magazine 1981 - pagina 391

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1981

VU-Magazine | 483 Pagina's