GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 449

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 449

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

16e en de 17e eeuw weer energiek opgepakt. De studie van de joodse oudheden werd een gewaardeerde hulpwetenschap voor de exegese en dat is, met allerlei ups en downs, tot op de huidige dag zo gebleven. Vooral de studie van het Nieuwe Testament kan niet meer bedreven worden zonder eerstehands informatie over het Jodendom uit de bijbelse tijd. Recente opzienbarende ontdekkingen als die van de rollen van de Dode Zee hebben hieraan nieuwe impulsen gegeven. Op het eerste gezicht lijkt de studie van de joodse oudheden een waardenvrij en veel minder emotioneel geladen onderwerp dan de adversus Judaeos problematiek die we boven beschreven. Dat is maar schijn. Ook hier hebben de theologen een grote vooringenomenheid tentoongespreid, waarin de Talmoed kon worden voorgesteld als de lachspiegel van de Evangeliën en al het kwaad dat de joden werd aangewreven zonder moeite in hun geschriften werd teruggevonden. De moeizame gang naar een onbevooroordeelde en kritische studie van de joodse bronnen van christelijke zijde is een boeiend — en ook nogal beschamend — onderwerp, maar wel een onderwerp dat een grote dynamiek vertoont en waarin momenteel met de ontdekking van anti-judaïstische tendensen in het Nieuwe Testament zelf de rollen lijken te worden omgekeerd. Ook hier leggen het verleden en de boeiende ontdekkingen van het heden de theologie duidelijk de verplichting op om de joodse bronnen niet ongeopend te laten.

W

e zagen in het bovenstaande dat de motieven om het Jodendom te bestuderen al zeer oud zijn. Ook werd ons duidelijk dat deze motieven geheel uit kerkelijk en theologisch eigenbelang plachtten voort te komen: men wilde de joden bekeren en meer te weten komen over de achtergronden van het Nieuwe Testament. Op zich is dit niet zo'n opmerkelijk iets. Ook de andere godsdiensten werden aanvankelijk alleen gezien als tegenstanders en voorwerp van zending. De mogelijkheid om het Jodendom te beschouwen als een verschijnsel op zich en het om zichzelfswil te bestuderen werd niet onder ogen gezien. Maar ook hier traden veranderingen op. De 'fenomenologie der religies' werd een geaccepteerde wetenschappelijke discipline, waar men de godsdiensten van de wereld open en objectief tegemoet probeerde te treden. Het lijkt voor de hand te liggen dat het Jodendom daarbij ook aan de beurt zou komen. Inderdaad zijn daartoe pogingen ondernomen, maar we moeten tot onze spijt constateren dat althans de beoefenaars van de godsdienstwetenschappen in Nederland met een grote boog om het Jodendom heen lijken te lopen. Men kan zich hier uitvoerig over verbazen en gissen naar de redenen. Twee motieven durven we in ieder geval

VU-MAGAZINE — NOVEMBER 1986

wel te noemen. In de eerste plaats zijn er, zoals we zojuist hebben gezien, al andere theologen die zich met het Jodendom bezig houden, zodat men de indruk kan hebben dat extra aandacht niet meer nodig is. In de tweede plaats is de verhouding JodendomChristendom zowel op grond van de historie als op grond van de bijbelse boodschap een gans andere dan de verhouding tot de andere godsdiensten, zodat zich methodologische complicaties voor kunnen doen waar de godsdiensthistorici voor terugschrikken. Hoe dit ook zij, wetenschappelijk gezien staan de zaken hier op hun kop. Het dient toch zo te zijn dat de onderzoeker eerst objectieve informatie probeert te verzamelen, voordat hij deze toepast. Wie over (en met) het Jodendom wil praten, moet toch eerst weten waarover (en met wie) hij spreekt! Het zij natuurlijk verre van mij te willen beweren dat de hedendaagse exegeten die zich in de joodse wereld van het Nieuwe Testament verdiepen, onwetenschappelijk bezig zouden zijn. Niet alleen bij hen, ook onder de 'Israël-theologen' zijn er velen die heel goed weten waarover zij het hebben. Maar hun benadering van het Jodendom is selectief — moet dat ook zijn — en draagt daarenboven de hypotheek van het verleden. We hebben zojuist al geprobeerd aan

te geven hoeveel werk er nog ligt te wachten op degenen die op deze manier met het Jodendom bezig willen zijn, maar er is een andere benadering die nog urgenter is: de godsdienstwetenschappelijke, die het Jodendom neemt zoals het is en geen rekening hoeft te houden met traditioneel bepaalde vragen vooraf. We zagen al dat de godsdienstwetenschappelijke studie van het Jodendom onderontwikkeld is, maar dat heeft in de gegeven omstandigheden ook voordelen. De godsdiensthistorici kunnen aanknopen bij nog jonge, maar zich vooral in Israël en de Verenigde Staten sterk ontwikkelende academische studie van het Jodendom. Daar kan men leren hoe rijkgeschakeerd en veelzijdig het Jodendom zich heeft ontwikkeld. Daar worden ook de wetenschappelijke technieken ontwikkeld om de complexe klassiek-rabbijnse literatuur te analyseren en verder door te dringen in de vraag wat de Mishna, de Talmoed en de Midrashim te bieden hebben voor de exegese van liet Nieuwe Testament. Dan zal blijken dat er veel meer problemen zijn dan vroegert; generaties theologen hebben beseft, maar dat zich ook onverwachte oplossingen voor kunnen doen.

W

at heeft de Judaïstiek in de Theologische Faculteit te maken? Jodendom is geen Christendom en Christendom is geen Jodendom, daarover hoeft geen twijfel te bestaan. Maar er ligt wel een heel uniek spanningsveld tussen juist deze twee religies, een verhouding die niet te vergelijken is met die tot de andere religies — zeker niet in West Europa. Deze speciale verhouding heeft veel te maken met de problemen die de kerk in de loop der eeuwen zelf heeft gecreëerd en die nog steeds op een oplossing wachten. Maar het zou kortzichtig zijn om niet te erkennen dat die zo problematisch geworden verhouding met het Jodendom óók behoort tot het wezenlijke van het Christendom. Problematisch hoeft ze misschien niet altijd te blijven, maar de spanning en dynamiek van deze verhouding gaat terug tot de boodschap van apostelen en evangelisten. Daarom moeten de theologen zich hierop, net als in het verleden, blijven bezinnen; ook moeten ze doorgaan met het onderzoek naar de verhouding tussen het Nieuwe Testament en de (andere) joodse geschriften. Maar de voortgang is hier niet helemaal probleemloos. Daarom moet er vooral ruimte komen om het Jodendom zelf te ontmoeten en zich te verwonderen over de rijkdom van die andere traditie die, als een vervreemd familielid, zo eigen lijkt en toch zo ver weg staat. D

^ Prof. dr. A. van der Heide is, benoemd door Zonder informatie uit de eerste hand over het Jo- de Stichting tot Bevordering van het Wetendendom uit de bijbelse tijd — bij voorbeeld doorschappelijk Onderwijs in de Judaïstiek, als de Dode Zee rollen — kan de studie van het Nieu-bijzonder hoogleraar in de theologische Fawe Testament niet meer bedreven tuorden culteitvan de VU werkzaam.

399

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 449

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's