GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 348

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 348

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zwemles anno 1893 ven. Een kind tussen 6 en 12 jaar kreeg per jaar voor vierhonderd gulden speelgoed. De pedagogische eisen werden steeds hoger en ouders die daaraan niet konden voldoen omdat zij de middelen daartoe niet hadden, werden "sociaal zwakke gezinnen" genoemd. Van Setten citeert een onderzoek uit 1954 naar deze gezinnen en over het in de ogen van de onderzoeker minderwaardige speelgoed: "Duurder speelgoed, zoals een meccanodoos of een autoped, hier 'step' genoemd, komt haast niet voor. 't Beetje dat er is, blijft in de armelijkheid van het geheel. Als er een poppenkast aanwezig is, blijkt het een zelf verknipte kartonnen doos. Krantenpapier als speelgoed krijgt de grootste frequentie: de kinderen gaan er van alles van knippen. De blokkendoos wordt ook nog al eens genoemd, maar niet zelden blijkt het dat er gebouwd wordt met kachelhoutjes! Kwartet-, dam-, dominospel en ganzenbord zijn zeer sporadisch aanwezig." Dat mensen misschien te weinig geld hadden om duurder (en dus beter?) speelgoed te betalen was blijkbaar niet belangrijk. "Geen spoor van een compliment voor die zelf uit karton geknipte poppenkast, geen spoor van begrip voor het zich behelpen met kachelhoutjes of krantenpapier" is het commentaar van Henk van Setten. Het tekort aan geld leidde volgens de hierboven geciteerde onderzoeker ook tot een verkeerde of asociale instelling van de ouders tegenover het kind, getuige de volgende observatie uit een onderzoek: "en dan ziet men aan de ene kant de jonge moeder uit het normale gezin die haar kleine kind in de box toeroept, wanneer ze het een bal, een pop, een doosje voorhoudt: Kijk eens Anneke, wat een mooie rooie bal ik hier heb! — En de ogen van het kind stralen niet helderder dan die van de moeder om dat ding dat zowel voor het kind als voor de moeder al die vreugde heeft die een voorwerp maar voor een mens hebben kan. 'Blijf d'r met je poten af', is die andere beleving, die we alleen maar in al haar afschuwelijkheid kunnen aanvoelen, als we beseffen wat de omgeving, de moeder in de eerste plaats haar kind kan geven in de ontwikkeling van de belevingsmogelijkheid, van de versterking van de gevoelswarmte, van de verfijning van de intimiteit met al wat is." ot de jaren vijftig waren er nog heel wat ouders die hun kinderen niet de juiste voeding konden geven. Op de scholen werd de ondervoeding vanaf ongeveer 1900 (na de invoering van de leerplicht) gesignaleerd en aangepakt. De scholen gingen het steeds vaker tot hun taak rekenen zorg te dragen voor bijvoeding. Ook de overheid ging steeds meer zorg dragen voor de opvoeding van kinderen. De invoering van de Kinderbijslagwet in 1939 is daarvan een goed voorbeeld, maar ook door zaken als opvoedkundige bureaus en schoolartsen wordt duidelijk dat de overheid zich steeds meer 'bemoeit' met de opvoeding van kinderen. Ook de woningbouw wordt steeds meer een onderwerp van discussie. In 1956 had maar een kwart van de woningen de beschikking over een was-, douche- of badgelegenheid. Veertien procent van alle gezinnen had een privaat 'buitenom'. De vernieuwingen in de woningbouw werden echter met een rap tempo doorgevoerd. In de jaren zestig werden geen woningen meer gebouwd zonder goede riolering en wasgelegenheid. Ook de verwarming werd na die tijd een stuk eenvoudiger. Geen kolenkachels meer maar olie en gas, soms centrale verwarming. De vernieuwing aan de woningen betekende dat de bewoners zich aan de nieuwe situatie moesten aanpassen. Dat verliep niet overal even soepel. Er kwamen speciale woningvoorlichters die erop moesten toezien dat de woning zo efficient mogelijk werd gebruikt. Het was hen bij voorbeeld een gruwel dat in veel gezinnen de 'mooie' kamer nauwelijks werd bewoond: "Mits het peil van de bewoners niet al te laag is, zal men dit op tactische wijze moeten veranderen en zien te bereiken, dat de hoofdmaaltijd in de woonkamer

T

306

et afstemmen van (een deel van) de woningbouw op de belangen van kinderen is pas iets van de laatste tientallen jaren. Wel heeft de veranderde woningbouw invloed gehad op de opvoeding van kinderen, maar dit is meer een gevolg geweest van technische en sociale ontwikkelingen, en was nooit het vooropgezette doel. Een belangrijk gevolg van de veranderde woonsituatie was dat de moeders meer tijd en ruimte hadden om affectvoller en bewuster met de opvoeding van hun kinderen bezig te zijn. Ook kregen alle gezinnen nu de mogelijkheid om bepaalde functies van elkaar te scheiden. Het ging daarbij niet alleen om het apart slapen van ouders en kinderen, maar ook om bij voorbeeld het gescheiden van de kinderen ontvangen van bezoek. In die zin heeft de veranderde woningbouw grote sociale veranderingen tot gevolg gehad. Die veranderingen zijn waarschijnlijk het grootst geweest voor de agrarische gezinnen. Iedereen werd immers geacht mee te werken in het bedrijf. Zonder de (onbetaalde) arbeidskracht van de vrouw en de (vele) kinderen was een groot aantal bedrijven al snel over de kop gegaan. Vrouwen hadden naast hun werk op de boerderij ook nog eens de zorg voor het gehele huishouden en draaiden zo werkdagen van vaak 17uur.De hulp van kinderen was meestal onmisbaar: "Iemand die veel kinderen heeft, gaat vooruit en de meeste ouders wachten met ongeduld den tijd af, dat men ze van school mag halen, omdat verder onderwijs geld uitgeven en winst derven betekent" (citaat uit 1947). Men kan zich afvragen wat voor jeugd deze kinderen gehad hebben. Al op zeer jonge leeftijd werden zij ingeschakeld op de boerderij; als ze op school zaten moesten ze voor en na schooltijd flink aanpakken. Doorleren was er niet bij, want zodra het kon werden ze van school gehaald. Uiteindelijk heeft mechanisering van de landbouw tot grote veranderingen geleid waardoor de arbeid van kinderen steeds minder noodzakelijk werd. Wellicht dat men ook begon in te zien dat dit niet de meest

H

wordt gebruikt en ook de avonden en op Zondag het gezin daar huist. Dat verhoogt de gezelligheid waardoor de leden van het gezin zich meer aan huis gebonden zullen voelen." Het viel de voorlichters ook op dat de bewoners hun nieuwe douchecel niet altijd als zodanig gebruikten. Vaak werd dit vertrek een opslagplaats voor brandstof of een voorraadkast. Zo vreemd was dat ook niet want de bouwvoorschriften gaven wel een doucheruimte aan, maar geen leidingen of een geiser. Gezinnen die zich niet snel genoeg aan hun nieuwe woonomstandigheden aanpasten, werden al snel 'sociaal onaangepast' genoemd. Een beschrijving van zo'n gezin uit 1961: "Pover, rommelig interieur, kale tafels en stoelen, kinderen in kapotte afdragertjes, versleten beddegoed. Er staat een blinkende fiets in de kamer, er ligt brood op de vensterbank met een open pakje margarine er naast. Ondanks de armoede en kennelijke verwaarlozing is er een menselijke sfeer door de primitieve onbekommerdheid van de dikke slonzige moeder, door twee bloeiende geraniums en door de bonte kraam aan de muur van wat schilderijtjes en vastgepunaisde kleurige platen uit een of ander tijdschrift." Een belangrijk probleem in de woningbouw was het noodgedwongen bij elkaar slapen van jongens en meisjes. Er waren ook gevallen waarbij ouders en kinderen allemaal in één bed sliepen. In de jaren vijftig nam het aantal kamers per huis toe en daalde de gemiddelde gezinsgrootte waardoor steeds meer kinderen een eigen bed en vaak ook een eigen kamer kregen. Dat werd niet alleen gepropageerd als maatregel tegen onzedelijke slaaptoestanden, maar ook als een behoefte van de kinderen zelf. Schoolkinderen hebben behoefte aan een eigen ruimte en een eigen bed. De komst van de centrale verwarming heeft het proces van eigen kamers ongetwijfeld bevorderd. Het was immers niet meer noodzakelijk dat iedereen zich in de kamer ophield waar ook de kachel stond.

florissante opvoedingscondities voor kinderen waren. Het blijft echter merkwaardig, zo merkt Van Setten op, dat onderzoekers uit die tijd de arbeid van kinderen sterk begatelliseerden terwijl men zich niet kan voorstellen dat zij een dergelijke situatie ideaal zouden vinden voor hun eigen kinderen. Hoewel de agrarische gezinnen in de termen van een 'moderne' opvoeding de meeste achterstand vertoonden, kan men stellen dat zij deze achterstand in de jaren vijftig snel hebben ingelopen, waarschijnlijk als gevolg van de technische ontwikkelingen. De opvoeding in de zogenaamde 'burgerlijke' milieus heeft altijd al voorgelopen op die uit andere milieus, eenvoudigweg omdat de condities daarvoor veel gunstiger waren. Daarnaast is ook de samenstelling van de bevolking op dit punt sterk veranderd. Rond 1900 bestond dertig procent van de bevolking uit agrariërs en kwam zesentwintig procent uit de burgerlijke milieus. In 1971 waren die cijfers respectievelijk zes en bijna vijftig procent. e verschillen mogen dan kleiner geworden zijn, helemaal verdwenen zijn ze niet. Van groot belang bij zowel de vermindering als de instandhouding van de verschillen is de rol van de media. De komst van allereerst de op grote schaal gedrukte krant en later de radio betekende een openbaring voor veel gezinnen. Maar wat oorspronkelijk de bedoeling was — 'verheffing van het volk' — bleek niet het geval: mensen luisterden voornamelijk naar wat zij leuk vonden en hadden weinig boodschap aan de opvoedkundige waarde van sommige radioprogramma's. Ze luisterden bovendien niet alleen naar hun eigen omroep, maar ook naar uitzendingen van andere dan de geestverwante zendgemachtigde. Onderzoekers uit de jaren dertig verbaasden zich over het feit dat er — zelfs in hele arme gezinnen — overal een radio aanwezig was. 'Disharmonische cultuurassimilatie' noemden zij dit verschijnsel.

D

-~1

m

Een bewaarschool waar werkende rhoeders hun kinderen konden achterlaten O

ry

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 348

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's