GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 381

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 381

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

gasten mee de stuipen op het lijf te jagen. Veel hadden zij niet te duchten van de beesten, omdat de tanden en klauwen van de dieren waren verwijderd. In het oude R o m e werden de manen van sommige 'tamme' leeuwen verguld. Antonia, de grootmoeder van Caligula, had murenen (slangachtige vissen) in haar vijver die met oorringen en kettingen waren versierd. Poedels behoorden in de tijd van Lodewijk XVI, aan het einde van de achttiende eeuw, tot de populairste gezelschapsdieren. Aan de kades van de Seine verdienden poedelbarbiers een goed belegde boterham door allerhande teksten en figuren te scheren in de vacht van de dieren. De kat is een goed voorbeeld van een dier dat door de eeuwen heen diverse stadia van affectie heeft doorlopen van regelrechte verafgoding tot verkettering. In het oude Egypte werd de kat vereerd als een god. Voor de Egyptenaren waren de in het donker oplichtende ogen van de kat de bewaarplaats van de stralen van de zon, nadat die was ondergegaan. Aanvankelijk stond de kat symbool voor de leeuwin, een dier dat heilig was in de ogen van de godin Bastet. Geleidelijk aan verwierf de kat echter een soort eigen gezag, dat zich uitte in regelrechte aanbidding door de mens. Wanneer een kat stierf, zo beschreef HeroiofM5, dienden alle bewoners van het huis hun wenkbrauwen af te scheren. Dode katten werden gebalsemd en bijgezet in enorme grafsteden. In de jaren twintig werd zelfs een piramide voor katten opgegraven.

•^^•^^^H

Heidens

R o n d de vijfde eeuw voor Christus beleefde de kattencultus in Egypte zijn hoogtepunt. Toen het Perzische leger Egypte binnenviel, bonden de Perzen katten aan hun schilden, in de overtuiging dat de Egyptenaren het niet zouden aandurven om ze te verwonden. De strategie bleek te werken, want de Egyptenaren werden in de pan gehakt. Toen Egypte in de eerste eeuw voor Christus door de Romeinen werd overheerst, konden mensen die katten slecht behandelden rekenen op een fikse straf. Een soldaat die in Alexandrië met zijn legervoeruig een kat overreed, werd door een woedende menigte gelyncht. Dat katten ook werkelijk deel uitmaakten van het huishouden, blijkt uit verschillende afbeeldingen. Onder de heerschappij van Amenhotep III (1402 - 1364 v. Chr.) maakte de kat deel uit van het hofleven. Op een afbeelding in een graftombe is te zien hoe een kat onder een stoel van de echtgenote van een hoge hoffunctionaris speelt met een vogel. Ook op de rugleuning van de dochter van de farao zit een kat. Maar ook gewone Egyptische burgers hielden katten; in een voormalige werkliedenstad werd een lemen kist gevonden met het stoffelijk overschot van een jong katje. De Romeinen namen de kat mee naar Europa. De vertroeteling van het dier in de buitenhuizen van de heersende elite hield op toen het Romeinse rijk uiteen viel. De katten werden achtergelaten en verwilderden. Omdat ze uit een niet-christelijke cultuur kwamen, werden ze al snel als heidens bestempeld. In de late middeleeuwen was er sprake van een collectieve wreedheid tegenover katten: in manden werden ze boven vuren geroosterd. Ze moesten zo langzaam mogelijk dood om de duivel in hen te laten lijden. Pas aan het einde van de negentiende eeuw kreeg de kat eerherstel. In 1871 organiseerde Harrison Weir, een Britse

autoriteit op het gebied van pluimveefokkerij, 's werelds eerste kattententoonstelling in Londen. De competitie rond het Perfecte Huisdier had daarmee een eigen toneel gekregen. Zelf had Jan Gromniers jarenlang een cocker spaniel; een rashond. Daarna haalde hij een hond uit het asiel; een kruising, een bastaard, een vuilnisbakkenhondje. "Je merkte meteen het verschil," zegt Gromniers nu, "die laatste was tenminste een hond." De hoogleraar heeft er duidelijk moeite mee om nu precies te omschrijven wanneer een hond een hond is. Het moet in elk geval meer zijn dan "een verzameling erfelijke afwijkingen die kan blaffen". Die kwalificatie gaf mediabioloog Midas Dekkers aan de Maltezer. Onze Max mag zich aangesproken voelen. Er zijn zo'n vierhonderd honderassen, die stuk voor stuk zijn terug te voeren op de wolf. Tussen de chihuahua en de Sint Bernard gaapt echter een kloof die letterlijk zo groot is dat de hond een van de weinige (zo niet de enige) diersoort moet zijn waarbij het mogelijk is dat t^vee exemplaren uitsluitend om fysieke redenen niet kunnen paren. Honden zijn "uit elkaar gefokt", zegt Gromniers erover. Al naar gelang de functie die de mens aan het beest toedichtte, onderging de hond een transformatie. Met de verdwijning van het duidelijke economische en praktische nut van bepaalde rassen bleven mensvriendelijkheid en schoonheid over als bestaansrecht voor de dieren. Het wilde, onaangepaste verdween. Het enige dat onze Max ooit met zijn melktandjes verscheurde, is een krant.

^^^^^^^m

Foetuskop

Toch kenden zelfs enkele gerenommeerde schoothondjes ooit een -woest verleden. Terriërs werden gefokt om konijnen en andere hinderlijke knaagdieren achterna te zitten tot in hun holen. Spaniels jaagden op vogels en zelfs poedels hebben een verleden als jachthond: het woord poedel komt van het Duitse pudeln (in het water springen); de honden werden ingezet bij de jacht op eenden. De soms belachelijk aandoende coiffure van de poedel (het geschoren lijfje en de leeuwemanen) hebben een praktisch nut gekend: zonder te veel haar konden de honden sneller door het water bewegen. Zelfs het strikje had een functie. Daardoor kon de jager zijn honden onderscheiden. Een kunstmatige selectie van de eigenschappen van een dier kan alleen maar leiden tot onnatuurlijke verhoudingen. Zo is de wilde goudvis {Carassius auratus) van origine groen- of grijsachtig. Wij hebben ze nooit gezien, maar in China -worden ze op de markt verkocht als voedsel. Het was -waarschijnlijk een opvallende rode variant van deze soort die (misschien al rond de vierde eeuw voor Christus) in aanmerking kwam voor de kweek. Uit de zeventiende eeuw dateren beschrijvingen van goudvissen in de meest uitbundige kleuren. En ook met de anatomie van de beesten is door de eeuv/en heen danig gemanipuleerd. In de zestiende eeuw verschenen goudvissen met drie, vijf en zelfs zeven staarten. Vissen met uitpuilende ogen en een kop als een onvolgroeide aardbei zijn gekweekt. Er zijn k\vekers gev/eest die voor het gemak zelfs het proces van selectieve kweek oversloegen en zelf Chinese tekens aanbrachten op hun vissen. Ook de Amerikaanse Siamese kat is door overijverige fokkers verworden tot een hoopje ellende. Tot circa 1980

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 381

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's