GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1994 - pagina 81

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1994 - pagina 81

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

onverzadigbaar omdat de verwachtingen van wat de medische v/etenschap vermag, zo hoog gespannen zijn. Maar zijn die verwachtingen wel gestoeld op ondubbelzinnige wapenfeiten? En in hoeverre boekt de medische wetenschap eigenlijk nog vooruitgang? Schoenen O p 10 december jongstleden nam prof. dr A.J. Dunning afscheid als hoofd van de afdeling cardiologie van het hoofdstedelijke Academisch Medisch Centrum. Dunning is een vooraanstaand - en in medische kring onverdacht - medicus, die behalve als cardioloog en hoofdredacteur van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, ook beleidsmatig actief is. Zo gaf hij als voorzitter c.q. vice-voorzitter onder meer leiding aan commissies die zich bezighielden met de herstructurering van de gezondheidszorg, en met de onvermijdelijk te maken keuzen daarin. Een veelzijdig mens, van wie in 1981 het geruchtmakende boek 'Broeder Ezel' verscheen, waarin hij de (zelfoverschatting en het fundamentele onvermogen van de geneeskunde aan de kaak stelde. Dunnings afscheidsrede had - hoe relativerend en genuanceerd ook van toon - min of meer dezelfde strekking. 'De schoenen van Fra Angelico', gaf hij zijn voordracht als titel mee. Deze titel geldt als een h o m mage aan de schilderende monnik met die naam, die in 1433 een altaarstuk voltooide waarop een opmerkelijke medische ingreep te zien is: een door gangreen aangetast been van een koster uit R o m e , wordt vervangen door een gezond lidmaat van een Ethiopiër (!). Niet de feitelijke onmogelijkheid van de uitgebeelde transplantie is hetgeen Dunning het meeste boeit in dit Middeleeuwse schilderstuk, maar een onopvallend lijkend detail - de lege schoenen van de patiënt naast het bed - dat het rotsvaste vertrouwen in de later heiligverklaarde wonderdokters die de ingreep verrichtten, en de hoop op een spoedig en volledig herstel, treffend tot uitdrukking brengt. Die wonderbaarlijke operatie valt uiteraard onmiddellijk door de mand als een legende. Maar die schoenen, hoopvol naast het ziekbed, symboliseren nog steeds het hooggestemd vertrouwen van de gemiddelde patiënt in wat de geneeskunde en haar

vertegenwoordigers allemaal vermogen. En dat vertrouwen, zo is ook de stellige overtuiging van de scheidende hoogleraar Dunning, is niet altijd even terecht. Verminderde meeropbrengst In zijn voordracht maakte Dunning voorzichtig de balans op van de snelle ontwikkeling die zijn specialisme de cardiologie - in de loop der jaren heeft doorgemaakt; een schets die echter zonder veel bezwaar van toepassing kan worden verklaard op de ontwikkelingen in de gehele medische wetenschap. Er is winst, zei Dunning bij zijn afscheid, omdat het moment waarop de doorsnee-mens tegenwoordig ziek wordt, dankzij preventie en m e dische wetenschap, naar een later tijdstip is opgeschoven. Gemiddeld genomen blijft men tot het zestigste levensjaar vrij van in potentie levensbedreigende ziekten. Maar dat betekent nog niet dat men daardoor ook een kortere periode van zijn leven ziek is. Integendeel zelfs. Een eenmaal opgetreden ziekte wordt tegenwoordig namelijk ook langduriger behandeld, heeft vaker een chronisch karakter, en kan, aldus Dunning, gepaard gaan met verlies aan levenskwaliteit: "Wij sterven niet meer plotseling en ongeweten, maar aan het eind van een lang, chronisch ziekteproces met herhaalde ingrepen van een verminderde meeropbrengst." De enige winst die uit de medische vooruitgang voortvloeit, is vooralsnog dus het feit dat we later ziek worden, zo luidt, kort samengevat, de conclusie die uit de laatste openbare les van Dunning valt te trekken. Want dient de ziekte zich eenmaal aan, dan is deze meteen ook langdurig en slepend. Dan zadelt de geneeskunde de patiënt op met een toenemend aantal medische ingrepen, die steeds minder resultaat zullen opleveren, en zal er op den duur van 'kwaliteit van leven' nauwelijks nog sprake zijn. Voor deze verworvenheid zullen wij als burgers - zieke èn potentiële patiënten - bovendien steeds dieper in de geldbuidel moeten tasten. Tel uitje winst...

verzadigbaar publiek, althans voor zichzelf gelooRvaardig blijven, dan zullen zij moeten erkennen, "dat er biologische limieten aan ons bestaan zijn en geneeskunde zijn ultieme begrenzing vindt in de dood." Er zijn weliswaar hier en daar nog wel wat verbeteringen mogelijk en nodig in de medische technologie. Maar die zullen "tegen aanzienlijke kosten vermoedelijk een afnemende meerwaarde opbrengen in een vergrijzende bevolking waarvoor ook kostbare verzorging noodzakelijk is." Steeds bescheidener resultaten tegen exorbitant stijgende kosten die uit gemeenschapsgelden moeten worden gefinancierd, zullen de samenleving er uiteindelijk toe dwingen, paal en perk te stellen aan de autonome ontwikkeling van medische wetenschap en technologie. Want, merkt Dunning terecht op, de zwaarste last drukt, als gevolg van de sterk gestegen gemiddelde ouderdom, meer dan ooit op de laatste levensjaren. En die situatie vraagt niet zozeer om medische technieken die dat leven nóg langer rekken, maar bijvoorbeeld om een adequate verzorging van het groeiend aantal ouderen in de samenleving. Maar de gemeenschappelijke lobby van medici, ziekenhuizen en, niet te vergeten, patiënten blijkt sterker dan de politieke druk die van de kant van de bejaardenzorg wordt uitgeoefend. Het hemd is nader dan de rok. En voor de kosten van één jaar verpleeghuis, kunnen tenslotte vier bypi355-operaties of zes dotterbehandelingen verricht 'worden. Het concrete resultaat op de korte termijn - die ene geavanceerde operatie of transplantatie - weegt Z'waarder dan een weloverwogen afzien daarvan ten gunste van een veel abstracter langetermijnstreven als bijvoorbeeld het verbeteren van de bejaardenzorg. Aan de dagelijkse verzorging van een bejaarde kleeft geen heroïek, aan het implanteren van een kunsthart wel. Dat is het dilemma, dat door de m e dische stand, en de individuele patiënten met hun eigen, alleszins begrijpelijke pakket aan belangen, zelf waarschijnlijk niet, en door de samenleving als geheel op termijn h o pelijk wèl opgelost zal kunnen worden.

Heroïek D e rek is eruit, zo luidt de boodschap van A.J. Dunning. Willen de medici, tegenover een kennelijk onv u MAGAZtNE FEBRUARI 1994

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1994 - pagina 81

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1994

VU-Magazine | 484 Pagina's