GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1995 - pagina 543

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1995 - pagina 543

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

stoel vast te zetten. Het schip draait opeens snel een doorgang in, het dek kantelt, en ze valt ruggelings met zwaaiende armen en benen op de vloer. Jeffries, Sturm, Massom en Morris lachen met haar mee. Dicht opeen rond een terminal bespreken ze een andere belangrijke ontdekking. Omdat je met schepen als de Palmer alleen een zeer plaatselijk beeld krijgt van wat er op het grote pakijs gebeurt, wil Jeffries radarsatellieten gebruiken om de aanwezigheid van zeeijs te kunnen vaststellen en de bewegingen ervan te kunnen volgen. Maar dat gaat zomaar niet. Ten eerste blijken technieken die worden gebruikt om noordpoolijs te identificeren niet goed te werken in de zuidelijke oceanen. Bovendien staan veel ijsschotsen in de Amundsenzee en de Rosszee onder water. Uit experimenten in het koudelab blijkt dat als er zeewater op een schots ligt, dat daar tot een laag sneeuwijs bevriest, er een dunne laag pekel wordt uitgedreven dat te zout is om te kunnen bevriezen en dus op de bovenlaag van het smeerijs blijft liggen. En dat is het probleem. "In de grond van de zaak houden radarsatellieten niet van water", legt Jeffries uit. Als je een nat oppervlak onder een sneeuwlaag hebt, kun je het zien, maar hier wordt het een spiegelend oppervlal< dat er van bovenaf uit kan zien als open water. We moeten dus zien vast te stellen hoe bevloeid zeeijs er uitziet op een satellietbeeld." Morris houdt een van de tientallen satellietbeelden van het pal<:ijs omhoog. "Een van de vragen die me interesseren is wat al die zwarte dingen zijn", zegt ze, terwijl ze naar donkere ronde vlekken wijst. "Meestal zijn zwarte dingen heel vlak. Ze weerkaatsen de satellietradar. Zie je die ronde

zware vormen? Misschien zijn dat schotsen waar water op staat. Kijk ..." Ze wijst naar een witte lijn. "In het Noordpoolgebied zou dat een kilometerslange richel zijn met een hoogte van vijf centimeter tot tien meter. In het Zuidpoolgebied is het een doorgang." Morris pakt een ander satellietbeeld en schudt haar hoofd. "Ik heb geen idee wat dat is." Het beeld dat ze laat zien toont een vierkant gebied met zijden van honderd kilometer. Voor het hele pal< winterijs heb je negentienhonderd van zulke beelden nodig. Op één daarvan staat de Nathaniel B. Palmer, niet groter dan een korreltje zand. De gaten die we graven in sneeuw en ijs zijn als stofjes aan de weegschaal.

Veldslag We hebben onze laatste ijsgegevens verzameld. Na een tocht van zo'n 8300 kilometer langs een doorgaans westelijke zigzagkoers van een punt ten zuiden van Chili naar een punt ten zuiden van Nieuw Zeeland, wendde de Palmer de steven naar het noorden, naar Auckland. We zullen gauw weer in open water komen, en dan zal Jeffries zich weer in zijn hut moeten terugtrekken. Maar nu zit hij op de stuurboordvleugel van de brug naast een hulpbedieningspaneel bij te komen in wat lijkt op een groen beklede kappersstoel. Jeffries is in de wolken over de hoeveelheid gegevens die verzameld zijn; genoeg voor een jaar lang analysewerk. Hij heeft 73 paar ijskernen verzameld, samen goed voor honderdtwintig meter ijs. Mijn team groef 2227 gaten. Het sneeuwteam heeft 165 sneeuwgeulen geanalyseerd. "Dè gegevensverzameling over het sneeuwdek op het

WETENSCHAP,

CULTUUR

et> SAMENLEVING

9

- DECEMBER

Antarctische zeeijs", zegt hij met nadruk. "Dit is nooit eerder gedaan." En nu geeft hij zich over aan een van zijn favoriete tijdsbestedingen: kijken naar het ijs. Na bijna zes weken kan ik hem eindelijk volgen in zijn fascinatie. Het pakijs is betoverend, voortdurend anders en altijd mooi. Op een heldere, rustige, blauwe middag schuiven grote vlotten dun ijs, gevormd in kalme doorgangen, als vingers voor een gebed ineen. De patronen die heel toepasselijk vingervlotten worden genoemd, zien eruit als geheimzinnige graffiti achtergelaten door buitenaardse wezens. De ochtend van een volgende dag raast een woeste sneeuwstorm voorbij, als jakkerende witte gordijnflarden die het schip geheel van de buitenwereld afsluiten. Het klaart weer op en we zien twee tot drie meter hoge richels van blauwe ijsblokken die op de schotsen staan als vervallen steenwallen langs een plattelandsweg in Kentucky. Op een avond varen we bij zonsondergang onder een dak van grijze wolken die langs de horizon is afgezet met een onverklaarbaar neonblauw lint. In een ruig ijsveld verschijnt een vloot tafelijsbergen. De hemel wordt donkerder. Het is net alsof we in het naspel van een grote veldslag belanden waarvoor de ijskrijgers zich in hun kristallen ijsschepen hebben teruggetrokken. Jeffries zegt dat hij uren zo zou kunnen zitten; alleen maar kijken. "Er is altijd iets nieuws te zien", mijmert hij. Jane Stevens is publiciste. Ze bereidt een boek voor over het ecosysteem van Antarctisch winterpakijs. © The Sciences, tweemaandelijks tijdschrift van The New York Academy of Sciences, juli/augustus 1995. Vertaling: Bart Voorzanger.

1995

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's

VU Magazine 1995 - pagina 543

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's