GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1995 - pagina 196

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1995 - pagina 196

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij denkt helemaal niet aan poëzie als hij een therapeutisch gesprek voert of wetenschappelijk onderzoek doet. En een dichter die aan het schrijven is kan naar mijn mening niet tegelijkertijd in zijn achterhoofd met de vraag spelen hoe hij de beoogde lezer kan troosten, verder helpen, of, zoals sommige christelijke dichters wel eens pretenderen, hoe hij hem nader kan brengen tot God. "Dichter en psychiater hebben niet alleen verschillende doelstellingen, maar hanteren ook verschillende methoden. Dit neemt natuurlijk niet weg dat er, zoals in elke intellectuele bezigheid, wel overeenkomsten zijn. Maar die overeenkomsten zijn voor mij eerder formeel dan inhoudelijk van aard." Twee zwijgzame mannen dus. "Toen ik wat ironiserend schreef dat ik uit twee zwijgzame mannen besta, die elkaar niets te vertellen hebben, bedoelde ik te zeggen dat ik heel moeilijk twee dingen tegelijk kan: mezelf zijn, bijvoorbeeld mezelf uitdrukken in een tekst, en tegelijkertijd nadenken over wie dat aan het doen is, of degene die daar aan het werk is ook nog eens vragen stellen. Dan kom je wat mij betreft in een verlammende situatie terecht."

dens het voorjaarscongres van de de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, dat in het decembernummer van het Maandblad voor Geestelijke Volksgezondheid in druk verscheen. Palmen schetst overeenkomst en verschil tussen schrijver en psychiater globaal als volgt. Beiden zijn verhalenmalcers, zegt zij. De een schrijft zijn eigen verhaal, de andere dat van de patiënt waarbij hij traumatische maar toevallig lijkende ervaringen van de laatste een logische en betekenisvolle plaats geeft binnen het raamwerk van een consistent levensverhaal. Consequentie van een en ander is dat de schrijver volgens Palmen wèl zijn ziel publiekelijk blootlegt maar als persoon op een afstand blijft, terwijl bij de psychiater het omgekeerde het geval is: deze is als persoon benaderbaar, maar houdt de deur tot de eigen ziel stevig op slot; misschien wel, zo laat de schrijfster niet na te suggereren, omdat psychiaters zelf als de dood zijn voor wat zich achter die deur afspeelt. Van den Hoofdalcker vindt het een aardige poging om een discussie op gang te brengen, maar herkent weinig in deze onderscheidend bedoelde typering.

"Een dichter die aan het schrijven is kan niet tegelijkertijd in zijn achterhoofd met de vraag spelen hoe hij de beoogde lezer verder kan helpen."

"De psychiater als psychotherapeut zal zichzelf weldegelijk moeten bloot geven. Maar hij begeeft zich op glad ijs wanneer hij moet gaan uitleggen wat hij nu precies met 'zichzelf' bedoelt. 'Ziel en persoon', wat bedoelt Palmen daar nu mee? Een psychiater moet als mens aanwezig zijn. En als hij dat niet is, dan kan hij er als therapeut maar beter mee ophouden. Belangrijker in dit verband vind ik, dat een psychiater altijd een vragende houding zal aannemen. Daarbij is de grondvraag steeds: Is het wel waar wat ik denk en wat die ander daar zit te beweren? Voortdurend herformulerend legt de psychiater zijn patiënt steeds opnieuw de vraag voor: Is dit wat je bedoelt? Is dit jouw verhaal? "Die vragende, toetsende houding, en dat onophoudelijk herformuleren, vormen het methodologische uitgangspunt in het werk van de psychiater. Maar het is ook de formele grondstructuur van mijn werk als dichter. Ik schrijf vragende poëzie; teksten die tasten en zoeken, waarin ik mezelf spiegeltjes voorhoud met de vraag: is dit het wat er in mij leeft, en wat er, generaliserend, in de ander, de lezer leeft? Impliciet wordt er in mijn poëzie vaalc iemand op die manier toegesproken; een bijna onzichtbare dialoogvorm. Maar er wordt in mijn poëzie ook veel gekeken, veel gevraagd, geaarzeld en opnieuw geformuleerd, veel herhaald ook en gecirkeld rond de vraag: Waar gaat het nu eigenlijk om? Daar zit een overeenkomst - zij het een louter formele - met het psychiatrisch handelen. "Bijkomende overeenkomst is dat zowel de psychiater als de dichter zichzelf volstrekt beschikbaar moeten stellen. De vragen die ze stellen moeten volledig uit henzelf komen. En tegelijkertijd moeten de zaken die ze zo privé en particulier onder woorden brengen in principe voor iedereen kunnen gelden. Dat is een rare, paradoxale overgang tussen een strikte privé-aangelegenheid en een desondanks heel algemeen bezig zijn."

Toch bevat 'Brief', een van uw recentere gedichten, de volgende regels: "Vandaag zou ik een brief schrijven / een brief om iets te begrijpen en deed dat I of anders gezegd ik deed dat niet II en schreef en keek naar mijn hand / hoe die hand van een man langzaam / letters tekende om te lezen". "Dat is waar. Dat gedicht gaat inderdaad over een man die, terwijl hij schrijft, zich ook nog eens afvraagt wat hij aan het doen is. Maar in feite is het onderwerp van dit gedicht de vraag: wat is schrijven nu eigenlijk? En dan bedoel ik schrijven in de meest letterlijke zin: het verlenen van abstracte betekenis aan getekende figuurtjes zodat taal ontstaat. Het gaat óók over de overgang die een kind maalct als het schrijven leert en zo steeds meer greep op de wereld begint te krijgen. En tenslotte gaat het over het feit dat die taal tot een huis wordt waarin je je leven lang zult blijven wonen en dat steen voor steen wordt opgetrokken. Lees maar verder: 'er stond een huis in dat handschrift / ik had willen weten waarin / ik woonde om dat te begrijpen // zou ik een brief schrijven en ik zag / die dunne voorzichtige lijntjes / die ik leerde als kind // vandaag zou ik tot hier ergens blijven'. Het is een weemoedig gedicht."

Een gedicht over ouder worden ookl "Zeker. Daar zit iemand die als kind heeft leren schrijven - in mijn geval waren het mijn grootvader die onderwijzer was, en mijn moeder die onderwijzeres was, die mij dat leerden - en die wil begrijpen hoever dat schrijven hem nu eigenlijk heeft gebracht. Die vraag is verbonden met het ouder worden, onherroepelijk." Maar we dwalen af. Om terug te keren tot de verhouding tussen de schrijver en de psychiater, leg ik Van den Hoofdalcker wat stellingen voor van schrijfster/filosofe Connie Palmen. Zij hield april vorig jaar een referaat tijWETENSCHAP,

CULTUUR

et) SAMENLEVING

10

- MEI

1995

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's

VU Magazine 1995 - pagina 196

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's