GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 436

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 436

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

haat, agressie, of medemenselijkheid was, had zijn eigen kleine vakje in het brein. Het brein was een huis met vele kamertjes. De compartimenten waren goed van elkaar gescheiden. Gall was onophoudelijk bezig met het maken van bouwtekeningen van het brein: in welk kamertje was welk gevoel gehuisvest? Hier de vriendschapszin, daar het samenwerkingsvermogen. De bouwtekeningen moesten ook steeds weer worden aangepast. Als er een nieuw gevoel of eigenschap 'ontdekt' was, moest daar weer een plaatsje voor worden ingeruimd. De kamertjes werden er niet groter op. De frenologie van Gall is een curiosum in de wetenschapsgeschiedenis. De gedachte van die kamertjes in het brein leeft niet meer. De gedachte dat het gedrag vanuit de hersenen bestuurd wordt, leeft daarentegen als nooit tevoren. Dat je steelt en moordt komt omdat de hersens je daartoe orders geven - en aan die orders heb je te gehoorzamen. Zo luidt ongeveer de veronderstelling. De verhouding tussen hersenen en gedrag staat niet in het teken van dialoog en democratie, eerder in het teken van kadaverdiscipline. Kniepees

Die moderne biologische benadering is niet minder magisch en irrationeel dan die van de negentiende-eeuwse voorganger, vindt bijvoorbeeld biologisch-psychiater R.H. van den Hoofdakker. Zijn stelling: het geloof dat de hersenen het gedrag bepalen, verschilt niet van het geloof dat wanneer je de telefoon opneemt, het de hoorn is die tot je spreekt. Er bestaat een andere benadering over de verhouding tussen hersenen en gedrag. In die benadering zijn mensen geen blinde machines, gezagsgetrouwe onderdanen, die slechts uitvoeren wat hun hersens ze opdragen. Hersenen veroorzaken geen gedrag, ze maken gedrag mogelijk. Het is waar dat in een enkel geval de hersenen daadwerkelijk de directe oorzaak van gedrag kunnen zijn. Als zich een tumor in het brein genesteld heeft, of wanneer op andere wijze een zware beschadiging van de hersenen heeft plaatsgevonden, gedragen mensen zich soms heel anders dan voorheen. Ze lijken zich ook niet meer anders te kunnen gedragen. De hersenen oefenen een waar schrikbewind uit over de gedragingen.

vormen een organisatie die het de mens mogelijk maakt zich staande te houden in de wereld. Zo'n organisatie kan niet al te star zijn, anders loop je gegarandeerd vast. De hersenen vormen - om het in het moderne managementjargon te zeggen - een 'platte' organisatie, wendbaar en altijd bereid zich aan te passen aan de snel veranderende vraag van de markt. Die organisatie is geen vast, onbeweeglijk fort; ze verandert zelf in reactie op de omgeving. Als er vanuit de omgeving uiteenlopende prikkels binnenkomen, zal dat de organisatie van de hersenen beïnvloeden. De hersenen kunnen zich aanpassen aan de gestelde eisen. Iemand die temidden van Papoea's is opgegroeid, heeft een andere hersenstructuur dan iemand die op een kostschool in Engeland zijn opvoeding heeft genoten. De verschillende onderdelen van de hersenen kunnen bovendien door een 'interne reorganisatie' van functie veranderen. De taak van een deel van de hersenen hangt ook af van de positie in het geheel. Wie zegt dat de hersenen mensen tot bepaald gedrag dwingen, zegt dat we alleen in reflexen handelen. Dat is niet zo waarschijnlijk. Er zijn uiteraard uitzonderingen. Als we met de hand op de kniepees slaan, schiet het onderbeen naar voren. Dat kun je niet tegenhouden; of je wilt of niet, het gebeurt gewoon. ledere vorm van vrijwilligheid ontbreekt. Je moet wel, er valt niets te kiezen. Maar is dat bij misdaad ook het geval? Kun je na het beroven van een bank ook zeggen: ik moest wel, het was een reflex; niet ik, maar mijn zieke brein?

Zoiets kan tot de veronderstelling leiden dat emoties en eigenschappen op een aanwijsbare plek in het brein zitten. Hun gevoel voor mededogen, om maar iets te noemen, zijn mensen met een ernstige hersenbeschadiging misschien kwijt. En dan is het heel verleidelijk om te denken dat het gevoel voor mededogen zich bevindt op de plek van de hersenbeschadiging. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Moderne hersenonderzoekers staan er eerder versteld van hoe flexibel het brein kan zijn: als er beschadigingen optreden kunnen dezelfde functies soms helemaal of grotendeels door andere delen van het brein worden overgenomen.

Mensen kunnen motieven hebben. Helemaal onbelangrijk lijkt dat niet. Een boef kan een duidelijke reden hebben om een bank te overvallen - snel rijk willen worden bijvoorbeeld, al moet dat ten koste van veel bloed, verminkingen en trauma's. De motieven van de misdadiger zijn nogal afwijkend van die van ons keurige, bangelijke burgers, maar het blijven motieven. Misschien dat we ons zo slecht in de motieven van de boef kunnen verplaatsen, dat we er gemakshalve maar vanuit gaan dat er bij hem een steekje los is, dat zijn zieke geest hem onvermijdelijk tot de diefstal gebracht heeft. Die keuze was zo vreemd, het moet wel een reflex zijn geweest. Van den Hoofdakker gebruikt in dat verband een aardige vergelijking. Een onderzoeker die in het brein op zoek gaat naar afwijkend gedrag is als een televisiekijker die op de buis een programma ziet dat hem niet bevalt en vervolgens de monteur roept om zijn televisie eens na te laten kijken, in plaats van een boos briefje naar de AVRO te schrijven. Natuurlijk functioneert de televisie anders bij ieder programma dat we zien, er worden telkens andere signalen uitgezonden, maar om daarom nu naar de bedrading te kijken, ligt niet erg voor de hand. Bij afwijkend gedrag - of dat nu psychiatrisch of crimineel van aard is - gebeurt dat wel. We bekijken een programma dat we vervelend vinden

Mogelijk zijn mensen machines, maar dan wel intelligente machines. Ze zijn in staat om op hun omgeving te reageren, om prikkels te verwerken en te leren van fouten. Al dat gedrag is niet in de hersenen voorgeprogrammeerd. De hersenen

- zo eentje waarin algemeen gedeelde normen worden overtreden - en trekken vervolgens de conclusie dat het apparaat niet deugt en dat het hoognodig in de revisie moet. Daarmee is, zoals Van den Hoofdakker aangeeft, biologisch onderzoek naar de invloed van het brein op menselijke

24

WCS OKTOBER

I996

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 436

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's