GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 77

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 77

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

sensatie teweeg: "Stop! Dit is geen koosjere kropsla!"? Bekend is inmiddels dat deze stof tot de secundaire plantestoffen behoort en dus geen deel uitmaakt van de suiker en aminozuren uit het floëemsap die het insekt als voedsel benut. Met andere woorden: de smaakvergallende stof moet worden gezocht onder de natuurlijke afweerstoffen van de plant, die vaak giftig zijn en waarmee de plant zich teweerstelt tegen aanvallen van buitenaf. Ook om aan het benodigde sap te komen waaruit deze ene stof geïsoleerd zou kunnen worden, heeft Van Helden zijn bladluizen nodig. Het is namelijk vrijwel onmogelijk dit sap rechtstreeks uit de plant te betrekken. De zeefvaten hebben daarvoor een al te geringe doorsnede, terwijl wondreacties van de plant de sapstroom nagenoeg direct blokkeren. Het aftappen van sap geschiedt daarom via de bladluis. In dat geval amputeert een 'thermische lans' de zuigsnuit van de luis, zodra deze een zeefvat heeft aangeboord, waarna het uitstromende sap wordt opgevangen. Deze procedure levert weliswaar zuiver plantesap op. Maar, vertelt Maarten van Helden, voor een omvangrijke chemische analyse is de hoeveelheid daarvan beslist te gering. "De moeilijkheid is", zegt hij, "dat we niet precies weten naar welke stof we zoeken en in welke concentraties deze al dan niet effectief is." Een speld in een hooiberg, dus. Maar ook voor dat gat heeft de Wageninger zich niet laten vangen. In samenwerking met de vakgroep organische chemie heeft Van Helden een 'biotoets' ontwikkeld. Daarbij zijn ook weer bladluizen de Wageningse entomoloog van dienst, zij het in dit geval niet als saptappers maar als leden van een proefpanel. "Loop maar even mee", zegt hij en beent het lab uit, de gang op, naar het trapportaal, waar een aantal grote witte kasten staat opgesteld. Koelkasten lijken het, ook qua. interieur, zo blijkt wanneer Van Helden er eentje opent. De kast ligt vol gelabelde bladen, waarop kleine ronde pilledoosjes liggen uitgestald. Door het doorzichtige deksel heen zijn grote hoeveelheden rode stipjes zichtbaar. "Groene sla-

luis", verduidelijkt Van Helden glimlachend, zich kennelijk bewust van de wat merkwaardig klinkende kleuraanduiding, "maar dan de rode variant daarvan. Want die is beter zichtbaar." Uit het floëemsap van resistente en vatbare planten biedt Van Helden de luizen fracties van de te onderzoeken inhoudstoffen aan, als toevoeging aan een kunstmatig dieet. Het voer zit tussen twee dunne lagen par a film (een soort folie), waarbij het deksel in twee compartimenten is verdeeld: de ene kant bevat de stof uit de resistente plant, de andere die uit de niet-resistente. De bladluizen in het doosje mogen vervolgens vrij kiezen welke variant ze prefereren. Het effect van die vrije keuze is goed te zien: in de meeste doosjes zitten vrijwel alle rode stippen op dezelfde helft van het deksel.

Bedreigd Inmiddels is bijna 98 procent van de verbindingen ontmaskerd als zijnde niet de stof die het gewas resistent maakt. Met behulp van deze biotoets wordt nu ook de overige twee procent nog stap voor stap uitgekamd. Erg enerverend is deze laatste fase van het onderzoek niet, moet Van Helden beamen. "Die biotoets is grotendeels een routineklus", geeft hij toe. Maar, opper ik, de telers van tuinbouwgewassen zullen wel in de rij staan om de resultaten van dit onderzoek straks in hun kassen te mogen toepassen. Die verwachting blijkt echter al te optimistisch. "Voorlopig kijken de zaadveredelaars eerst nog de kat uit de boom", aldus Van Helden. Het is bijvoorbeeld nog maar de vraag of de resistentie van de sla-variëteit die wij hier nu onderzoeken, ook werkelijk blijvend is. Het risico blijft altijd bestaan dat die op den duur toch weer wordt doorbroken, is het niet door het oorspronkelijke insekt dan wel door een ander." Van Helden geeft het voorbeeld van de witlof die door genetische veranderingen een aangenamere, minder bittere smaak had gekregen. "Plotseling bleken allerlei insekten, die er eerder nooit naar taalden, die lof ook heel lekker te vinden."

WETENSCHAP,

CULTUUK

e)

SAMENLEVING - MAAKT

7

Het nut en het belang van Van Heidens onderzoek is vooral gelegen in de bijdrage die hij op den duur kan leveren aan het milieuvriendelijk bestrijden van ongedierte (daartoe behoren, naast de bladluis, ook de hoogst schadelijke trips en witte vlieg) door het veredelen van de resistentie van vatbare gewassen. Zijn speurtocht naar de smaakvergallers in sla staat dan ook niet op zichzelf. Zo zijn elders in de gang collega's van hem bezig te onderzoeken hoe de geurstof die een koolplant van nature verspreidt wanneer deze door rupsen wordt aangevreten, kan worden ingezet om op grote schaal sluipwespen en andere rupseneters naar bedreigde planten te lokken. En zo zoeken weer anderen op nog steeds diezelfde lange gang naar mogelijkheden om aardappelen zodanig te modificeren, dat zij, althans voor de door vraatzucht gedreven coloradokever, niet langer naar aardappel ruiken. Op het oog uiterst nuttig en op termijn potentieel toepasbaar onderzoek, dat desondanks nog lang niet veilig is voor de nietsontziende opmars der bezuinigers. "Deze groene sector", zegt Maarten van Helden met spijt in zijn stem, "zit in de verdomhoek." Bij gebrek aan 'externe financiering' (dat is: rechtstreekse subsidiëring door belanghebbenden zoals groententelers en zaadveredelaars) wordt ook deze vakgroep op termijn met sluiting bedreigd. "Ons soort onderzoek", aldus Van Helden, "is te fundamenteel om voor financiering van buitenaf in aanmerking te komen, en weer te toegepast om alleen door de universiteit in stand te worden gehouden." Het is een wat merkwaardige, bestuurlijke redenering. Want zonder de voortdurende 'voeding' vanuit het fundamentele onderzoek van Van Helden en zijn collega's, is op den duur ook het toegepaste onderzoek ten dode opgeschreven. Dankzij een studiebeurs van de Stichting Technische Wetenschappen, een onderdeel van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) mag Maarten van Helden in Wageningen zijn bladluizen voorlopig tot 1998 aan het lijntje blijven houden.

1996

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 77

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's