GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 254

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 254

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

tische attractie geworden. Voor Rousseau was die natuur het mooist daar waar de menselijke soort zijn hoeven nog niet had gezet; natuur waarvan je kunt genieten zonder te worden lastiggevallen door mensen, waar je urenlang op een bootje kunt ronddobberen op een meer, languit in de boot kunt liggen, je laten meevoeren door dromen en mijmeringen, om bij het vallen van de avond haastig weer naar de kant te roeien. De liefde voor de natuur van Rousseau is onbaatzuchtig. En hij heeft een afkeer van al degenen die juist een zeer baatzuchtige liefde voor de natuur bezitten, voor al degenen die de natuur iets willen afpersen, bijvoorbeeld geneesmiddelen, of die diep in de natuur gaan graven om delfstoffen er uit te halen,- zulke mensen verstoppen zich diep in de natuur, maken zich smerig in hun jacht op geldelijk gewin, en hebben geen oog voor de bijzonderheden pal voor hun ogen: "de kleurenpracht van de weiden en de schittering van de bloemen verbleken, de frisheid van de bosjes verdroogt, groen en schaduw worden saai en vervelend. Al die sierlijke en bekoorlijke vormen interesseren nauwelijks iemand die alles maar in een vijzel wil fijnstampen en niemand zal uit de kruiden die men gebruikt bij een lavement, bloemkransen voor herderinnetjes vlechten."

het een chaos, een strijd van allen tegen allen. In de natuur overheerst het geweld, en alle vreedzaamheid hebben we aan de cultuur te danken. Het is allemaal waar, ongetwijfeld. En toch blijft Rouseau in al zijn eenzijdigheid een aansprekende figuur. Hij spreekt tot de verbeelding omdat hij zo'n goede schrijver is, die op een heel levendige wijze zichzelf onderzoekt terwijl hij aan het wandelen is. Hij is weliswaar vaak een enorme zeur, vol zelfbeklag en gevoel van miskenning, maar toch laat de lezer zich door hem meeslepen. Hij laat de lezer deel uitmaken van zijn sterk wisselende stemmingen, en je moet wel een hart van steen hebben om niet betoverd te raken door zijn enthousiasme. Rousseau was de eerste schijver die ontvankelijk was voor de esthetiek van de natuur, bij wie het besef doorklinkt dat dit niet verloren mag gaan, dat natuur iets is om in stand te houden en van te genieten. De natuur als iets dat een waarde in zichzelf heeft. Tegenwoordig is het niet ongebruikelijk om er zo over te denken, maar in de achttiende eeuw was dat heel bijzonder.

Onherbergzaam

Wetenschap en vrije natuur staan op gespannen voet met elkaar. Met afschuw beschrijft Rousseau hoe chemici met gevaar voor eigen leven hun tijd doorbrengen in laboratoria vol stinkende ovens; daar denken ze de natuur te kunnen doorgronden, terwijl ze op zijn hoogst enkele kleine verbanden aan het licht brengen. En hoe zou je ook de natuur kunnen bestuderen zonder aan natuurvernietiging te doen? Hoe kun je de vogels in de lucht bestuderen en ontleden, hoe de vissen in het water, of de viervoeters die toch altijd sneller zijn dan wij? Dat is alleen te doen door ze te vangen en ze in kooien te stoppen. Kortom, dieronderzoek is alleen mogelijk door dieren te kwellen. Erger nog, wie dieren anatomisch wil onderzoeken, zal ze moeten doodmaken, en ze uit elkaar moeten scheuren. "Wat een afschuwelijke inrichting is een anatomisch theater, stinkende kadavers, slijmerig, vaalblcek vlees, bloed, walgelijke ingewanden, vreselijke skeletten en een ondraaglijke stank! Op mijn erewoord, daar zal Jean-Jacques zeker niet zijn tijdverdrijf zoeken." Het is niet zo moeilijk om Rousseau belachelijk te maken en weg te honen. Zijn liefde voor de natuur is nogal geëxalteerd en eenzijdig. Hij ziet niet in dat zijn liefde voor ongerepte natuur pas uitgeleefd kan worden wanneer de natuur veel van haar ongereptheid verloren heeft. Juist door wetenschap en technologie is de natuur veel minder bedreigend geworden. Alleen achter hoge dijken is het mogelijk van woest schuimende golven te genieten. Een natuur die niet door mensenhanden is aangeraakt zou onleefbaar zijn. Rousseau is een hunkerende, romantische ziel die overal verliefde herderinnetjes, stevig gebouwde handwerkslieden, bekoorlijke bloemen en planten, en vrolijk kwinkelerende vogels ziet. Hij heeft geen oog voor de wreedheid in de natuur, voor de dieren die elkaar tot prooi zijn, voor de armoede die de herderinnetjes lijden. Als we de natuur haar gang zouden laten gaan werd

Moeder

Er heeft zich in de loop van de westerse geschiedenis een splitsing in ons natuurbegrip voorgedaan, heeft filosoof Ton Lemaiie uitgelegd in zijn boek 'Filosofie van het landschap'. Aan de ene kant is er de natuur die door de natuurwetenschappen bestudeerd wordt, een natuur die het voorwerp is van berekeningen en pogingen tot beheersing. Aan deze natuur kleeft weinig magisch en onberekenbaars meer, de 'onttovering van de wereld' is hier driftig ter hand genomen. Het is een natuur die door de cultuur in beslag is genomen en die vervolgens op raaat wordt gesneden. Gelijk met deze ontmythologisering ontstaat een nieuwe betovering; een idealisering van natuur die nog puur heet te zijn, een natuur waarin we onze behoefte aan schoonheidservaringen zoeken. We ontwikkelen een behoefte aan natuur die ons ontroert, waar we graag in wandelen. Deze beide vormen van natuur kunnen niet mèt, maar ook niet zonder elkaar. Ze leven in een voortdurende concurrentiestrijd. De boer en de fysicus versus de wandelaar en de natuurbeschermer. Maar soms kun-

nen beide zielen ook in één borst huizen: de technoloog die in zijn vakantie wandelaar wordt. Rousseau belichaamt de gespletenheid tussen tussen cultuur en natuur. Hij maakt deel uit van de beschaving, hij schrijft boeken, onderhoudt vriendschappen, is een waarachtige cultuurdrager, en heeft daar tegelijkertijd een afschuw van. In de natuur probeert hij te ontsnappen aan de beschaving, aan mensen die hem voortdurend een loer willen draaien en zich altijd op een kunstmatige en achterbakse manier jegens hem, de beroemde Rousseau, gedragen. Daarom verlangt Rousseau zo naar ongerepte natuur. Wanneer hij ver van de mensen is, kan hij vrijuit ademhalen. In de natuur ontmoet een mens weinig leugen en bedrog. De natuur is een moeder. Dit beeld gebruikt Rousseau en dat is veelzeggend. Het is het lot van een mens om volwassen te worden, om op eigen benen te leren staan en de wereld in te gaan. Je moet je los maken uit de symbiose met degene die je verzorgt, een eigen identiteit ontwikkelen. Maar soms is de last van de volwassenheid te groot, oogt de beschaving koud en bedreigend, en is er een hunkering naar de moederschoot. Daar hoeft een mens niet te presteren, zichzelf niet waar te maken en te concurreren met anderen. In de armen van moeder natuur kunnen al die verterende maatschappelijke ambities tot rust komen, kunnen de hartstochten bedaren; liggend in een bootje of zittend aan een rivieroever hoeft een mens alleen nog maar te luisteren naar het ruisen van de wind en het geklots van de golven, luisteren naar de eigen hartslag en te beseffen dat hij bestaat. In de natuur hoeft niemand op een intellectualistische wijze na te denken, een gepaste afstand jegens zijn omgeving te bewaren of initiatieven te ontwikkelen. Het valt niet altijd mee een zelfstandig individu te moeten zijn. In de natuur hoeft dat niet, daar kan men zich door een gevoel van eenheid met de natuur laten overmannen en zich toch veilig voelen; zoals een baby bij de moeder. Het is natuurlijk allemaal heel kinderachtig. Maar het is een vorm van kinderachtigheid die voor twintigste-eeuwsc mensen heel herkenbaar is, zelfs voor wie niet aan de achtervolgingswanen van Rousseau lijdt. Vooral stedelingen, mensen die een druk leven leiden en normaal gesproken zelden in de natuur verkeren, willen wandelen in de ongerepte natuur om daar tot rust te kunnen komen, om niet de druk van de beschaving om zich heen te voelen. Eventjes geen mensen om zich heen, geen gezeur aan het hoofd, geen agenda's die de dag dicteren. In de beschaafde wereld moeten we voortdurend rekening houden met elkaar, actief handelend optreden, terwijl we in de vrije natuur van al die plichten zijn ontslagen. Daar gelden geen gedragsregels en beleefdheidsnormen. De natuur gaat haar eigen gang wel, die heeft geen projectgroepen en marathonvergaderingen nodig om prachtig en wonderbaarlijk te zijn. In de natuur heeft de mens vrijaf van de cultuur.

Ballingschap

Al wandelend maken we het hoofd leeg, wanneer dat dreigt over te lopen. Overbodige culturele ballast mag eruit, en wat er dan hopelijk overbHjft is het eigenlijke zelf, het natuurlijke ik. De wereld van de kunstmatigheid laten we achter ons, om de wereld van de echtheid te kunnen binnengaan. De natuur is het projectiescherm van onze psychologische behoeften. Als er in de cultuur veel orde is, zoeken we in de natuur juist de wildheid. In de natuur zoeken we rust, schoonheid en vrijheid; alles wat in de menselijke cultuur lijkt te ontbreken. En dat die vrijheid en vreedzaamheid in werkelijkheid in de natuur veelal juist ver te zoeken is, maakt voor de moderne wandelaar niet zo veel uit. We willen het graag zo zien en voelen. Terug naar de natuur, luidt de leuze. Maar ieder mens weet dat er geen daadwerkelijke terugkeer naar de natuur mogelijk is, net zoals je als volwassene niet meer in de moederschoot kunt terugkeren. Een echte terugkeer is ook nooit de bedoeling geweest. De leegte van de natuur, de afwezigheid van de beschaving, hebben we nodig om ons een poosje later weer volop in die beschaving te kunnen storten. In de natuur doen we nieuwe krachten op, laden wij onszelf weer op om er vervolgens weer een tijdje tegen te kunnen. Terug naar de natuur om daarna weer terug naar de cultuur te kunnen. Er is een eeuwigdurende spanning tussen cultuur en natuur. Ook Rousseau, die op een radicale wijze de beschaving lijkt te verwerpen, keert, nadat hij in een natuurgebied gebivakkeerd heeft, telkens terug naar de bewoonde wereld. Zijn houding is veel ambivalenter dan de simpele oproep om naar de natuur terug te keren, suggereert. De heftigheid waarmee hij de beschaving verwerpt, is vooral een uiting van een gefrustreerde liefde. Hij wil er zo graag bij horen, deel uitmaken van de gemeenschap en er helemaal in opgaan, maar het lukt hem niet. Als hij zelf nou maar wat meer 'sociale vaardigheden' had, en als de anderen zijn talent wat meer erkend hadden, dan zou het misschien allemaal niet zo erg geweest zijn. Hij is een balling, die doet alsof hij zijn ballingschap zelf koos en daarin zijn geluk vindt. Achter de afkeer die Rousseau heeft jegens de medemens en achter zijn verlangen naar de eenzaamheid van de vrije natuur, gaat een onvervulde behoefte schuil. In 'De overpeinzingen van een eenzame wandelaar' wordt dat in één passage op een wel heel schrijnende wijze duidelijk. "Kon ik in enkele ogen nog maar de vreugde en het geluk om mijn gezelschap zien. Hoeveel pijn en verdriet zou door deze korte maar aangename vertrouwelijkheid niet worden goedgemaakt? Ach, ik behoefde dan niet bij de dieren de welwillende blik te zoeken die mij nu door de mensen wordt onthouden." De Hefde voor de natuur is bij Rousseau een ongelukkige liefde, een liefde bij gebrek aan beter. Als de mensen niet van hem houden, keert de ongelukkige minnaar zich van hen af; dan maar houden van een wereld zónder mensen. Hij heeft het over de ongerepte natuur, en plaatst die op een voetstuk. Hij vereert en aanbidt haar, en de natuur geeft hem haar schoonheid terug en doet er verder het zwijgen toe. Geen roddel, geen achterklap. Anders dan mensen, stelt ongerepte natuur zelden teleur. fotografie: Lenny Oosterwijk, m e t dank aan Dankeld

30

wcs

JULI/AUGUSTUS

1997

WCS

JULI/AUGUSTUS

1997

31

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 254

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's