VU Magazine 1997 - pagina 14
"Het onderscheid tussen interpretaties en
Patricia de
hoe de dingen zelve zijn mag nooit uit het oog worden verloren. Dat besef maakt mij huiverig voor om het even wat ik zeg. Het zijn maar gedachtenconstructies, die je met een beetje logisch redeneren ook weer onderuit kunt halen." Een gesprek
Gert J. Peelen
over wetenschap, filosofie, kunst en de ongrijpbare werkelijkheid.
Alle wetenschap lijkt per definitie wetenschap van de dood. Wil een object zich goed en wel voor wetenschappelijke analyse lenen dan moet het onveranderlijk zijn, stil blijven liggen, en vooral geen initiatief tonen. Dood dus. Met zoiets springerigs en onvoorspelbaars als het leven, kan de wetenschap niet uit de voeten. De constatering is door onder anderen de filosoof Henh Bergson gedaan, terwijl bioloog/schrijver Dick Hillenius deze wetenschappelijke onmacht ooit treffend illustreerde in een kort gedicht: het onderzoek vioeg I dat ik stukjes knipte / uit leven dat ik kennen wilde I maar alles wat geknipt werd / was dood I die ik al eerder kende. En ook de Belgische filosoof en letterkundige Patricia de Martelaere, die een hoogleraarschap Hedendaagse Wijsbegeerte en Wijsgerige Antropologie aan de Katholieke Universiteit Brussel combineert met een wetenschapsfilosofische studie-opdracht aan de Tilburgse Katholieke Universiteit Brabant, heeft zich over deze kwestie gebogen. Er schuilt een paradox in het feit dat de moderne wetenschap, die zich aandient als een fysica, een natuurkunde dus, zich in de eerste plaats richt op de dode natuur, op passieve, kwantificeerbare materie, zo stelde zij tijdens een lezing, het afgelopen najaar gehouden in het kader van de Wetenschap & Techniekweek. Het waarom van deze eenzijdige belangstelling is wel verklaarbaar. Het wetenschappelijk zoeken is nu eenmaal geënt op de gedachte dat alles in de ons omringende werkelijkheid oorzakelijk te verklaren zou zijn, met als logische consequentie dat voorbije gebeurtenissen in principe herhaalbaar zijn en dat wat nog te gebeuren staat op basis daarvan voorspelbaar is zodra we er althans in slagen alle potentiële oorzaken op een rij te krijgen.
14
wcs
JANUARI/FEBRUARI
1997
"De metafoor van de dood acht ik zeker wel verdedigbaar", aldus Patricia de Martelaere, "maar dan wel graag met een relativerende kanttekening. Ik voel me als filosoof eigenlijk geen wetenschapper, en ben geneigd filosofische reflecties over wetenschapsbeoefening niet direct voor waar te houden. Het is verstandig onderscheid te maken tussen hoe iets in werkelijkheid is, en de wijsgerige beschouwingen die filosofen daarover leveren." De onoverbrugbare kloof tussen de werkelijkheid en al wat daarover te denken en te zeggen is, zullen we in de loop van dit gesprek nog meermalen tegenkomen. Maar nog een ander onderscheid valt op: dat tussen tussen filosofie en wetenschap. In een van haar essays heeft zij, Wittgenstein parafraserend, dat heel aanschouwelijk aldus verwoord: de wetenschapper en de filosoof krabben beiden als het jeukt. Maar waar de eerste met het krabben de jeuk beoogt te stoppen, bewerkstelligt de tweede alleen maar, en zelfs met zeker welbehagen, méér jeuk. Sterker nog: de filosoof krabt zelfs om de jeuk op te wekken.
Êi
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997
VU-Magazine | 434 Pagina's