GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 21

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 21

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

bestrijkt de hele westerse wetenschap. Ik moet het stellen zonder zijn universele basis dus ik beperk me tot mijn eigen vak, de biologie. Anderen moeten maar uitmaken hoe goed de rest is. Is de wetenschap bijna af? Zijn de grote ontdekkingen gedaan en is het einde van de wetenschap nabij? Het lijkt erop dat deze voorspelling vooral berust op een gebrek aan kennis van zaken.

Bart Voorzanger

Alle belangrijke ontdekkingen zijn wel zo'n beetje gedaan, vindt John Morgan. De ontwikkeling van de wetenschap nadert volgens hem haar grenzen. De theoretische basis van de verschillende disciplines is af. De rest is invulwerk. In met vlot commentaar aan elkaar geschreven vraaggesprekken portretteert Horgan een reeks onderzoekers uit allerlei vakken, stuk voor stuk leidinggevend op hun eigen terrein, die zonder uitzondering verward en gedreven lijken, en die allemaal op hun eigen manier vechten met één verlammende zekerheid: de erfgenaam te zijn van niet te evenaren voorgangers. Newton, één van die grote voorgangers, stond nog, zoals hij dat zelf zei, op de schouders van reuzen,- Morgans onderzoekers staan verloren in hun onontkoombare schaduw. Ze kunnen nog maar twee dingen doen: braaf het grote schema van hun voorgangers verder invullen, of brutaal in opstand komen, het werk van hun voorgangers zo vertekenen dat er nog van alles aan te verbeteren lijkt, en dat dan vervolgens triomfantelijk doen. De meeste geportretteerden in Morgans boek volgen die tweede strategie.

De 'nieuwe' theorieën die ze presenteren zijn ofwel herhalingen in andere jasjes van wat de écht groten vóór hen al lang hadden bedacht, zoals de complete moderne evolutiebiologie, of het zijn metafysische speculaties die wel een stap verder gaan maar die helaas ontoetsbaar zijn, zoals de theorie van de supersnaren. Morgan studeerde af in de literatuurwetenschap en volgde daarnaast wat colleges natuurkunde. Zijn boek

Manga's en t o m a t e n Volgens Morgan kan de evolutiebiologie voor een groot deel gedefinieerd worden "als de aanhoudende inspanningen van Darwins intellectuele nakomelingen om te leren leven met diens overweldigende invloed." We krijgen een kort overzicht van het selectie-idee van Charles Darwin en het daaraan voorafgaande denken van Lamarck, en maken kennis met Mendel die als eerste "erkende dat natuurlijke vormen onderverdeeld kunnen worden in afzonderlijke eigenschappen, die van generatie op generatie worden doorgegeven door wat hij erfelijke deeltjes noemde". Daarmee zou Darwins gelijk gestaafd en Lamarcks idee ondermijnd zijn. Dat Darwins uiterst on-mendeliaanse opvattingen over erfelijkheid eveneens ondergraven werden blijft onvermeld. Na een kort stukje over de 'nieuwe synthese', waarin Darwins ideeën en die van IVlendel werden geïntegreerd, en de ontdekking van de structuur van het DNA - "de blauwdruk van de constructie van alle organismen" - komen we bij het eerste portret, dat van Richard Dawkins. Dawkins is volgens Morgan een aartsreductionist die in alles het gen centraal stelt en die nog darwinistischer is dan Darwin. Een schoolvoorbeeld van de toegewijde invuller dus. Nu was Darwin absoluut geen reductionist, en van genen had hij geen weet, dus zo superdarwinistisch kunnen Dawkins' ideeën niet zijn. Er IS een wereld aan verschil tussen Darwin en Dawkins. Met enige dat ze gemeen hebben is het idee dat selectie een rol heeft gespeeld in de evolutie, wellicht een grote volgens Darwin, beslist een overweldigende volgens Dawkins. Dawkins meent dat het bij selectie uiteindelijk gaat om het relatieve succes van concurrerende genen. Maar hij heeft daarnaast zeer veel energie gestoken m het weerleggen van misvattingen over de relatie tussen genen en organismen. In vrijwel al zijn boeken bestrijdt hij het

wcs

JANUARI/FEBRUARI

1998

21

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 21

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's