Tractaat van de reformatie der Kerken - pagina 46
HET AMBT ONDER HET NIEUW VERBOND.
èÓ
minder belangrijk, omdat deze loswikkeling van het diaconaat uit den sleutel in de hand legt, om den aiouden strijd over den voorrang van het leerambt over het ambt der ouderlingen gereedelijk op te lossen. Dit geschil toch liep en loopt nog, gelijk men weet, over de vraag of de leeraar de eigenlijke ambtsdrager en de ouderling slechts zijn helpend instrument is, dan wel of beiden, leer- en regeerouderlingen, op voet van
niet
het apostolaat ons ongezocht
gelijkheid staande instrumenten van
volkomen
Koning Jezus zijn.
Gelijk
namelijk eerst het diaconaat zich uit het apostolaat loswikkelde, zoo splitste zich, om gelijke oorzaak, van lieverlee ook het leer- en regeerouderiingschap.
De Jeruzalemsche kerk had oorspronkelijk een schitteren-
den kerkeraad, bestaande uit twaalf apostelen, die tegelijk leerende, regeerende en bedienende instrumenten van Koning Jezus waren. Tengevolge van de uitbreiding der kerk kwamen daar straks zeven diakenen bij. En deze negentien personen zouden ongetwijfeld volkomen in staat zijn gebleken, om het koninklijk gezag van Jezus in zijn kerk uit te oefenen, indien er alleen te Jeruzalem een gemeente ware ontstaan en de roeping van het apostolaat zich tot Jeruzalem had mogen beperken. Maar dit was niet alzoo. Allerwege moesten kerken gesticht, en daar het nu onmogelijk was, dat elk dezer kerken twaalf apostelen zou bezitten, scheidde zich vanzelf uit het wereldapostolaat
lijke
dienst der plaatselijke leeraars
de ambte-
en overmits het
af;
dezer leeraars in de meeste kerken zeer gering bleef, moest van dit plaatselijke leeraarsambt weer op geheel natuurlijke wijze het plaatselijk regeerambt afscheiden, als een plaatselijke ambtelijke dienst, geheel in gelijkheid van rang bestaande naast het leeraarsambt en het diaconaat. Het doctorenambt bleef, ook na die drie-
aantal zich
ledige ontwikkeling van het ambt,
nog een
tijdlang verscholen in het
leeraarsambt. Dit lag in den aard der zaak. Zoolang toch de bestrij-
ding der
ketterij
en de verdediging der waarheid nog uitsluitend op
practisch-kerkelijk terrein stand hield, bleef deze gewichtige taak
nog
geheel voor rekening van den leeraar komen in zijn gewone prediking of zendbrieven Maar toen later de strijd met de ketterij ook op wetenschappelijk gebied werd overgebracht, zou de herder of leeraar den dienst des
Woords hebben moeten
nalaten,
om
het erf der wetenschappen zijne kerk te dienen. niet
mocht noch kon, het doctoraat nu
met goed gevolg op Weshalve, daar dit
geleidelijk en als vanzelf als
nieuwe loot aan den ambtelijken stam uitschoot en de leeraar der kerk voortaan enkel herder wierd. Herder altoos wel te verstaan, niet in den nu gangbaren zin, alsof de predikant op den predikstoel leer aar en alleen bij het huisbezoek herder ware maar herder met ;
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1883
Abraham Kuyper Collection | 240 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1883
Abraham Kuyper Collection | 240 Pagina's