Uit de diepte - pagina 387
381
Daarom
die
is
beweging
waarmede Gods
noodzakelijk,
genade de ziele in beweging brengt, en waardoor Hij een zaligmakende verandering in de ziel teweegbrengt, en die hier voorgesteld wordt in de woorden van vat in vat geledigd te worden. Dat is de werkzaamheid, die God aan de ziele doet. Dat is een werk der genade, waardoor de geheele mensch in beslag genomen wordt; zijn verstand, dat geheiligd wordt maar ook zijne genegenheden, die vernieuwd worden; zijn wil, die op het goede gericht wordt. Over al zyn geestelyke vermogens verstand, wil en genegenheden strekt die verandering zich uit, die de Heere door zijn Geest bewerkt, zich daarbij bedienende van zijn Woord. Dan brengt de Heere iets in de ziel, wat er van nature niet in is, een nieuw leven, waartegenover het oude openbaar wordt als een geestelijke dood. Dat werk nu, bij den aanvang en bij den voortgang, dat werk der aanvankelijke en voortgaande bekeering, wordt hier zeer bekwamelijk vergeleken bij een geledigd worden van vat in vat, omdat de Heere daarbij den mensch van zijn ouden droesem afneemt, en hem nu eens de zaken anders leert bezien, een ander gevoelen in hem geeft, een andere keuze ook; een ander begeeren, een ander willen. De Heere ontdekt hem aan de heffe, waarop hij, helaas, rustig en stil lag. De Heere leert hem, dat er wat anders noodig is, om welgetroost zaliglijk te leven en te sterven. Wat worden hem nu die gronden ijdel, waarop hij zich neergelegd had. Nu leert hij eenigszins de zonde ook zijne zonde, in haar ware gedaante zien, bij het licht van Gods deugden. Nu wordt hij ontdekt aan de y delheid van al die wereldsche en aardsche genoegelijkheid, waarmee een mensch, als met assche, zich voeden wil. Niemand van hen zal zijn broeder :
;
,
,
immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven. Nu begint hem zijn eigene gerechtigheid en deugd te ontzinken, en alles, waarvan hij wat maakte en waarmee hij zich troostte want nu leert hij zien dat hij er niet meê uit kan voor een heilig en rechtvaardig God. Nu ;
,
een Middelaar noodig te krijgen, een rantsoen om volmaakte gerechtigheid, om mede bekleed te worden. Nu begint hij eigenlijk eerst te vragen naar een weg om tot God te genaken, om de verlorene gemeenschap met God weder te erlangen; naar een weg uit den dood tot het leven. Dat zijn de zielswerkzaamheden waardoor God de ziele bereidt, om haar onder de vleugelen van Christus, de Zonne der gerechtigheid, te brengen en haar daar genezing te doen vinden.
begint
hij
zijne schuld te betalen, een
,
,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1887
Abraham Kuyper Collection | 820 Pagina's