Locus de Consummatione Saeculi - pagina 495
College-dictaat van een der studenten
College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek).
van den usurpator, de andere bestaande in vleierij, laflieid, laagwegv^erping van eigen persoon en karakter in hem, die den wierook voor den usurpator ontsteekt, gaan op allerlei gebied tegen Gods Woord in, naardien volgens de Schrift de machtigste vorst der wereld als mensch volkomen gelijkstaat met den eenvoudigsten bedelaar. hoovaardij heid,
Wil
dit
zeggen,
dat door het Evangelie de gelijkheid van mensch met mensch
gepredikt ivordt?
Neen,
integendeel,
dat
zou geen prediking
zijn,
dat zou in strijd zijn
met
de instelling van onze geheele maatschappij; in de wereld bestaan er menschen
tweede en derde klasse, en zijn er geen twee menschen aan Verder zijn alle personen verschillend van karakter, aard, temperament en aanleg, zin, neiging, talent, gaven, herkomst en levenspositie. Het loopt alles uit elkander. Dit is de beteekenis, dat de verschillende gaven, die onder de menschen gegeven en uitgestrooid zijn, gegeven zijn aan 't geheele menschelijke geslacht, en ten beste van dat geslacht. Als God in een bepaalden tijd aan een volk veel groote mannen schenkt, zooals in ons land ten tijde der Reformatie, staatslieden, redenaars, kunstenaars, musici enz., dan schenkt hij ze niet tot hun persoonlijk voordeel, maar ze zijn een gave van God om het volk te verrijken en te bekwamen voor de taak, die God aan dat volk heeft opgelegd. Dit is eene ongelijkheid, die de souvereiniteit niet wegneemt. Zulke ongelijkheid is het juist, waardoor God zijn vrijmacht vindiceert om alles naar Zijn welbehagen te doen. Daarom moet een mensch, die van God
van de
elkander
eerste,
gelijk.
één talent ontving, tevreden zijn, omdat God absoluut vrijmachtig den mensch zoo of anders te scheppen.
slechts
Die
ongelijkheid
evemvel heeft niets
eene mensch langer
en grooter
is
te
maken met
gezag. Uit het
feit,
is
dat de
en de andere een dwergachtige gestalte
vloeit geen gezag voort. Oefent de groote gezag uit over den kleine, dan misbruikt hij hetgeen God liem schonk, want de sterke is tot hulp en steun van den zwakke gegeven. Dit heeft met de beschikking over personen of met overhoogheid niets uit te staan. Dat God zijne gaven ongelijk verdeelt, geeft alleen blijk daarvan, dat Gods overhoogheid ook in 't uitdeelen daarvan over onze personen beschikt. Ons eerste uitgangspunt ligt dus hierin, dat van alle menschen volkomen geldt, zoo van den machtigsten vorst als van den armsten bedelaar, dat zij in zonde ontvangen en geboren zijn. Die twee, naakt voor God gesteld, maken geen verschil. Het tweede uitgangspunt ligt theologisch. Op elk gebied van het loven worden richtingen en inzichten bepaald tot onze belijdenis van een Eeuwig Wezen. Nu deelt zich de belijdenis van een
heeft,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's