Locus de Consummatione Saeculi - pagina 361
College-dictaat van een der studenten
29 College-dictaat van een der studenten (Dogmatiek).
ontwikkeling van
nadere
de
de
onmiddellijk te grijpen beginnen
we
neer
dit
gratia
we met
Om
specialis.
Gen. 8
het saisissante punt
10 vgg.
vs. 9,
vaste uitgangspunt helder inzien, kunnen
we
;
immers, wan-
het voorafgaande
beoordeelen. Vs.
9.
w.
z.
d.
Maar Ik, ziet. Ik richt 7nvjn verhond op met met alle tegenwoordig levende menschen.
Vs. 10, en met
bedoeld tot
het
uitstrekt
Sem,
alle levende ziel die
Cham
gedierte
toe.
met u
is enz.
u,
en met
uw
Met „levende
zaad na
u,
ziel" hier niet
en Japheth met hun gezinnen, maar van het gevogelte Hier is dus sprake van een verbond Gods dat zich
:
l*'.
over alle menschen,
2".
over alle levende
ziel,
Die twee worden nog eens de ark geqaan zijn
tot
d.
i.
over
al
het gedierte.
saamgenomen
al het gedierte der
in de
aarde
woorden: „van
allen, die nit
toe.
In vs. 11 ligt het cardinale punt, waarin de Gratia
communis
onmiddellijk
geopenbaard wordt. Hier is niet overdrachtelijk maar zoo beslist mogelijk sprake van een genadeverbond Gods, want het is een reddend verbond, dat de aarde niet meer door een vloed zou verdelgd, worden. Het is ook niet een genadeverbond, dat alleen met de uitverkorenen wordt aangegaan, maar een cosmisch genadeverbond, d. w. z. dat met den geheelen v.6oyLog gesloten wordt, immers, hier treedt God de Heere foederatief in een bepaalde verbondsgenade met alles, wat er cosmisch in de schepping bestaat. Zoo spreekt het vanzelf, dat hier alleen gratia communis geopenbaard wordt. Schandelijk verzuim is het dan ook, wanneer we zien, hoe de Christenen hiermede zoo weinig rekening hebben gehouden. Dat de móc^os op dit oogenblik nog bestaat, is de vrucht van dit genadeverbond. Was die genade niet tusschenbeide gekomen, dan zou ook deze aarde verdelgd zijn als de eerste. Gen. 9 vs. 12 laat niet den minsten twijfel toe, en drukt zoo positief mogelijk uit, dat alle menschelijke ontwikkeling en het geheele bestand der dingen vrucht en uitvloeisel is van dezen verbondsvorm, door God in plena forma aan Noach gegeven. Na nu duidelijk te hebben ingezien, dat praegnante sensu die verbonds-genade daar vaststaat, keeren we terug tot de vorige hoofdstukken om na te gaan welke sporen van die cosmische genade we daar vinden en wel tot Gen. 8. In Gen., cap. 1 en 2, kan natuurlijk daarom van geen gratia communis sprake zijn, omdat in die hoofdstukken nog geen sprake is van zonde en waar geen zonde is, daar kan geen gratia zijn. Het eenige punt, waarop in Gen. 2 in verband met wat wij te bespreken hebben, de aandacht moet gevestigd, is vs. 15. ons als
feit
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1891
Abraham Kuyper Collection | 781 Pagina's