E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 583
Derde deel
XXXVI. HOOFDSTL'K
ZOND.
en dat Schaw
naam
de
is
585
I.
voor heel die atmosfeer der wereld, die buiten
Xaam
deze Openbaring, buiten deze heilige sfeer van den
Schaw duidt aan het leugenachtige, het zondige, het wereld overheerscht, voor zoover ze aan zichzelf
Naam
des Heeren
ijdellijk
is
des Heeren
duivelsche, dat deze
En „den
overgelaten.
gebruiken," of gelijk er letterlijk staat „den :
des Heeren opheffen naar dat ijdele," beteekent alzoo
:
Zich
maar voor een
Naam
met de Open-
baring Grods inlaten, haar aangrijpen, zich met haar bemoeien, niet te verheerlijken of er heil in te zoeken,
ligt.
om
haar
doel dat thuis hoort in
het zondige, het leugenachtige en het duivelsche van den geest der wereld.
Daarom schreven we
bij
de indeeling die
we van den inhoud
Geboden gaven, dat
dit
gebod den mensch bestraft, inzooverre
de zonde toe
om
als redelijk
zijn
Naam.
neigt,
wezen God Almachtig aan
Alle geopenbaarde kennisse Gods, en dus ook zijn
deze geopenbaarde kennisse saamvat, en dienst doet
baarden God aan
lijke
wezens
tweede
van aard
door
randen in
Naam,
die
den aldus geopen-
zinlijk
van het tweede Gebod; ma,ar
van het derde.
zijn.
We
Si\s
geeste-
bestaan uit ziel en lichaam.
van aard, plaatst de zonde ons tegenover het
maar tegenover het
Gebod,
geestelijk
tot overtreding
tot overtreding
Naar ons lichaam
te
spreken, raakt ons menschelijk bewustzijn. Als zinUjke
te
wezens neigen we
om
der Tien hij er
derde voorzoover
De vereeniging van
ziel
we naar onze
en lichaam
ligt in
ziel
onzen
persoon en daarom gaat aan het Tweede en Derde gebod het Eerste vooraf,
waarin we tegengestaan worden, voor zoover de zonde ons als
persoonlijke
komt de
wezens God
als
God aan
splitsing naar de tweeheid
te randen.
gebod de zondige neiging tegen
Derde
we
voor de Openbaring; dat
is
om
die eenheid
van ons wezen, en bestraft het Tweede
gebod de zondige neiging tegen God in onze
deze laatste zondige neiging
prikkelt,
Maar na
God
en daarna
dit
in onze geestelijke natuur.
En
zinlijke natuur,
hierin gelegen, dat wij niet willen buigen
niet willen
zwichten voor wat God ons van
zelf openbaart; en dat we alzoo zijn Naam niet eeren, maar tegen Naam ingaan. Dat hierin ook het rechtstreeksche misbruik van zijn Naam in vloek, Godslastering en meineed begrepen is, spreekt dus wel
zich zijn
vanzelf,
maar
verder; het
uw
is
het gebod
strekt,
ge
nu aanstonds
gevoelt, veel
menschelijke levensuiting. Dit gebod beheerscht geheel de verhouding
waarin ge
als zelfbewust
en geestelijk wezen staan zult of staat tegenover
God den Heere voorzoover Dit
van
gelijk
van veel breeder omvang; en omvat een geheele zijde van
nu maakt ook dit
Hij kenbaar, wijl geopenbaard,
is.
hier de juiste onderscheiding tusschen de strekking
gebod in het Paradijs en na den
val,
en evenzoo de onderschei-
ding van hetgeen verboden en geboden wordt, zeer
licht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's