GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De verflauwing der grenzen - pagina 50

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verflauwing der grenzen - pagina 50

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 october 1892

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

48

maar ook hun stemme sprak JVtj zijn fiw God niet, zoek Hem boven ons. Ik ondervroeg de winden, die om mij loeiden, maar heel de lucht met al het vogelenheir antwoordde: De :

philosophie dwaalt, wij zijn

de

de zon,

hernamen: sprak ik

Wij

zijn

maan en Niet

alle

ons

in

En daarop

God

moei ge

niet.

Ook ondervroeg

ik

maar ook

zij

tizv

God

En

zoeken.

dat mijn zinnen omgaf:

tot alle schepsel,

uw God

tizv

schitterende sterren,

toen

Gij zegt:

maar zeg mij dan iets van mijn God. alle saam met een groote stemme Hij is

niet,

riepen ze

:

het die ons geschapen heeft."

178)

was nu een andere, en daarom hoorde hij anders en dacht hij ook anders. De stemme Gods hoorde hij toen tot zich komen in de Schrift. En ook daarin g-evoelt ónze levenskring- zich met Monica's Plechtig en prachtig, M. H. Augustinus

Ook

grooten zoon eenstemmig.

wij

buigen voor dat

Woord

ons neder, en dies trekt ook die Schrift een grenslijn tusschen

kampeeren en u die er buiten leeft. En nu is mij vaak gezegd: Dat kunt gij niet meenen. Nog wel het vrome vrouwke, doch niet de man van wetenschap. En wie zijn fatsoen te grabbel wierp, riep mij na: „Ge meent die achter onze linie

ons

wat ge

niet

dom

is,

zegt.

Ge

zijt

een bedrieger".

moet het met u eens

zijn,

Natuurlijk wie niet

of anders verdenkt

gij

onze

oprechtheid 179). Dat liedeke kennen we vanouds. Maar dit stemt ge dan toch toe: Geloof in de Schrift kan nimmer

Dan toch had tot dusver nog nooit emand kunnen gelooven; de critiek immers is nog altoos niet gereed. En ook, hoe zou dan ooit de Schrift geloof bij de eenvoudige vromen kunnen wekken, die immers van critiek resultaat van critiek wezen.

niets

verstaan

Schrift

mij

nog

tal

?

Al

is

het dan ook volkomen

allerminst geëfifend

omdat

minder dan Kant wraakte

zijn,

ik sta

dat

bij

de

ook voor toch houdt mij dit niet op en op een ander standpunt. Geen

van bezwaren en bedenkingen

stoort het mij niet,

juist,

rijzen, die

1794 „die Keckheit der Kraftgenies", die zich aan deze norma van het- geloof reeds ontwassen waanden, in

en voegde er toen deze hoogst ernstige woorden aan toe: „Als

gezag verloor, zou er nimmer weer een soortgelijk gezag kunnen opkomen, w^ant een wonder ooit de Schrift, die Avenu hebben, haar

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's

De verflauwing der grenzen - pagina 50

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892

Abraham Kuyper Collection | 104 Pagina's