E voto Dordraceno : toelichting op den Heidelbergschen Catechismus - pagina 609
Derde deel
XXXVI. HOOFDSTUK
ZOND.
V.
611
Heeren. En die acte nu, waarin we aldus iemand spreken laten, is het afnemen van den Eed. Gelyk onze Catechismus zeer juist zegt: „Een rechten eed zweren is God aanroepen, dat Hij, als die alleen mijn harte der waarheid
kent,
God de Heere
misbruiken van en zoo
pleegt;
uw
Doch
hier
komt nog
iets bij.
heeft stelliglijk betuigd, dat Hij met onschuldig zal houden
naam
zijnen
die
getuigenis wil geven."
-^
's
Nu kunt
gebruikt.
ijdellijk
Heeren naam nooit
ge natuurlijk in het
ijslijker
ijdellijk
zondigen, dan dat ge mfiu/ecc/
dus in den Eed tevens nog
ligt
.
dit
andere
in,
dat ge in
betuiging onder Eede tevens uitspreekt, dat ge Gods straffe als recht-
vaardig erkent, indien ge, onder Eede sprekende, spreekt tegen beter weten
nu
Is dit
en
lijke
Eed, dan blijkt hieruit, dat de Eed,
d(^
exceptioneele handeling, er alleen
om
genomen
in.
als afzonder-
der zonde wille
is. Zonder zonde zou er geen afzonderlijke eed bestaan kunnen. Elk ja en elk neen ^
zou de kracht van een eed bezitten, wijl
alles toe
zou gaan in den
Naam
des Heeren en als in zijn heilige gemeenschap. Tengevolge van de leugen
en de zonde
is
nu echter de
Naam
des Heeren als een afzonderlijke open-
baring van zijn heiligheid en ontferming de wereld ingedragen;
door het aanroepen van den bruik
Naam
van dien
in
Naam
de eed tot stand; en
is
komt thans
dus
alle mis-
den eed, en in nog sterker mate de meineed,
een zonde tegen het derde Gebod, omdat het gebruiken van den geopenbaarden
Naam
alles uitloopt
op een
ijdellijk
^
-^
des Heeren.
Beide gevallen moeten echter onderscheiden. Dat meineed zonde tegen '
dit
gebod
toog.
springt in het oog, gevoelt ieder en behoeft geen nader be-
is,
en niet valschelijk zwerende toch in
zondigen kan. Dit nu verstrikt
heiligen
Naam
dit
om
ligt alzoo.
in
die
ligt niet
wereld vol leugen
om
Eed tegen
dit
gebod
in de leugen
aan God. Brengt Hij nu
in,
waarheid en leugen
zijn eigen glorie
zijn
Dat ons menschelijk leven
en
schuld,
onze
is
zit,
schikbaar als middel, Hij
nauwkeurig aangewezen, hoe men een Eed naar
Maar wel dient
waarheid,
en te
stelt Hij dien
Naam
en tot handhaving van
zijn
eigen Goddelijk
of weetzucht of eerzucht belang heeft
van de waarheid den Eed aan
makzucht
om
ons
zelven
te
van
wenden
tot
be-
onderscheiden, dan doet
gezag. Volstrekt dus niet als een toovermiddel ons in handen gegeven,
waar onze baatzucht
;
zijn
ons eigen
nader onderzoek
bij
om
.
het kennen
profijt,
te ontslaan.
of uit ge-
Er
is
dus
Naam des Heeren in den Eed; ge gebruikt Gods Naam in den Eed of om daardoor Gods eer en zi.jn majesteit te die- ) nen, of om dien Naam dienst te laten doen voor uw eigen gemak of protweeërlei gebruik
fijt.
En nu
is
van den
alleen het eerste geoorloofd, en het laatste verboden.
moogt den Eed doen,
als
daardoor de eere Gods, de glorie van
Ge
zijn recht,
'^
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1892
Abraham Kuyper Collection | 631 Pagina's